Register Project Neocalvinisme
Chantepie de la Saussaye, Daniël (1818-1874)
Bio
Nederlands hervormd theoloog, predikant te Leeuwarden (1842), Leiden (1848) en Rotterdam (1862), hoogleraar te Groningen (1872), vader van de zg. ethische theologie.
- A. Kuyper, De verflauwing der grenzen, Amsterdam (J.A. Wormser) 1892, 27
- H. Bavinck, Gereformeerde Theologie, De Vrije Kerk 7 (1881) 11,497-509 (november 1881), 501vv
- H. Bavinck, Antwoord aan Prof. Dr. J.H. Gunning Jr., De Vrije Kerk 10 (1884) 5,221-227 (mei 1884)
- H. Bavinck, Recent Dogmatic Thought in the Netherlands, The Presbyterian and Reformed Review 3 (1892) 209-228, 221f.
- H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek I, Kampen (J.H. Bos) 1895, 240
- H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek I, Kampen (J.H. Bos) 1895, 266
- H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek I, Kampen (J.H. Bos) 1895, 291
- H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek I, Kampen (J.H. Bos) 1895, 295
Werk
- La crise religieuse en Hollande. Souvenirs et impressions, Leyden (De Breuk & Smits) 1860
- verwijzing naar
- citaat p. 108
- citaat p. 110
- De gebondenheid en de vrijheid der Theologische wetenschap. Twee voorlezingen tot opening zijner theologische lessen aan de Hoogeschool te Groningen, Groningen (P. Noordhoff) 1873
- De godsdienstige bewegingen van dezen tijd in haren oorpsrong geschetst, Rotterdam (Tassemeijer) 1863 (1 Orthodoxie; 2 Rationalisme en supranaturalisme; 3 Methodisme en piëtisme; 4 Moderne theologie)
- Leven en rigting: vier voorlezingen over godsdienstige vraagstukken van dezen tijd, Rotterdam (Tassemeijer) 1865 (1 Overlevering en werkelijkheid; 2 Geweten en Heilige Schrift; 3 Kerk en staat; 4 De Christelijke roeping)
- De plaats der Theologische wetenschap in de Encyclopedie der wetenschappen, Groningen (P. Noordhoff) 1872 (inaugurele rede Groningen)
- citaat pag. 23
- verwijzing pag. 24
- De Toekomst. Vier eschatologische voorlezingen, Rotterdam (Wyt) 1868
- Het wezen der Theologie. Brief aan den hoogleeraar P. Hofstede de Groot, Rotterdam (Tassemeijer) 1867
Ernst en Vrede
- Empirisch of ethisch, Ernst en Vrede 6 (1858) 193-247
|