„Mijn oude plunje”

Woord en Geest. Gereformeerd weekblad

1e jaargang, onder redactie van J.G. Geelkerken e.a.
Baarn (Bosch & Keuning) 1925v
35,274 (18 juni 1926)

a



Onder dit opschrift plaatste ik een artikel in ons blad van 14 Mei l.l. (bl. 233 en 234). Aan Ds. K. Schilder, wien ik daarin te woord stond, gaf dit aanleiding tot een zeer breed stuk, opgenomen in de Leidsche Kerkbode van 28 Mei l.l. Gaarne ben ik bereid dit schrijven van Ds. Schilder ter kennis van onze lezers te brengen en er een woordje aan toe te voegen. Maar het wil mij voorkomen, dat dit eerst dan kan geschieden, als Ds. S. mij tegenover zijn lezers recht doet wedervaren.

Hiermede bedoel ik dit.

In genoemd artikel heb ik kort en bondig verklaard, hoe ik sta tegenover hetgeen ik vroeger geschreven heb en dat Ds. S. e.a. nu tegen mij willen uitspelen. Dit verzwijgt Ds. S. Zelfs laat hij het in het midden, of ik nog onderschrijf wat ik voor enkele jaren beweerde. Dit is niet billijk, om geen scherper woord te gebruiken. ’k Hoop, dat Ds. S. dit zal inzien en zijn verzuim herstellen.


v.d. B.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. K. Schilder, ‘„Oude plunje”’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 4 (28 mei 1926), ‘Persdebat’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 8 (25 juni 1926) en ‘Oude plunje’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 12 (23 juli 1926).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000