Naschrift (bij ingezonden)

Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem

7e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (J. Sizoo) 1919v
nummer 8 (geen paginering) (17 januari 1920)

a



„Jong-Gereformeerden”

Dat is een betrekkelijk nieuw woord.

En wel een mooi woord ook. Waren we allen maar jòng gereformeerd. De ware reformatie reeds jong te kennen is heerlijk.

Maar hier bedoelen we toch iets anders met deze uitdrukking. „Jong-Gereformeerden” zijn menschen, die een-weer-opwaken van het Gereformeerd kerkelijk leven wenschen. Vooral het mystieke element willen velen hunner meer tot zijn recht doen komen. En dan spreken ze ook gaarne van Christus’ plaats in prediking, in hart, in leven.

Bij hen hoort ge termen als: Christocentrisch prediken, Christus-ervaring, Christus in ons, etc.

Ze vinden de Gereformeerde kerken niet op de hoogte van haar tijd. Vreezen voor versteening en verstarring.

En daarom achtten eenigen hunner het noodig op 2en Kerstdag in Utrecht een vergadering bijeen te roepen, opdat ze dan mochten komen tot een organisatie. Opdat ze ook een program van actie na een program van beginselen mochten ontwerpen.

’t Zou ’s morgens 11 uur aanvangen. Wegens ontbreken van bezoekers werd het meer dan een kwartier te laat.

Maar eindelijk waren er dan toc heen 35 bijeen.

Dat is niet veel, zegt ge. Neen, vooral niet, als ge bedenkt, dat 1/3 uit Utrecht zelf was.

Er is toen ’s morgens en ’s middags vergaderd.

En het resultaat? Dat moeten we nog afwachten. We kregen echter wel een indruk.

Deze n.l.: Deze menschen meenen het over het algemeen heel goed met onze kerken. Maar ze zijn vààg. Ze houden niet van grenzen.

En toch kunnen ze ook weer zo bitter scherp zijn. Stel u voor, dat men klaagt over de predikanten in de hoofdstad, dat ze niet genoeg Christus in ’t middelpunt van hun prediking plaatsen. Als dat zoo is in de stad, dan zal het wel in onze dorpskens nog droeviger gesteld zijn.

Gelukkig getuigden andere jongeren, dat in hun stad wèl christocentrisch gepreekt werd.

Aan ’t slot vond men nog geen gemeenschappelijke basis voor samenwerking en ging men uiteen al zoekende.

En ’t zal wel zoeken blijven.

Er was eens een denker, die ’t zoèken der waarheid niet wilde geven voor het vìnden.

Een jong christendichter zei eens:

Te twijfelen is wel heerlijk,
Maar ik ben zoo bang,
Dat ik ’t gelooven niet meer vinden kan.

Nu zetten we bij dat „heerlijk” een vraagteeken.

Maar ook zijn wij bang, dat men al zoekende den tijd — en den rechten weg verliest.

Ons komt het voor, die rechte weg is al lang gevonden. Als een jongere broeder of zuster vraagt: Waar en hoe is die dan? Wel, is ons antwoord, ge hebt nog wel een kerkboekje, is ’t niet? Nu, daar een oud versje uit. ’t Is Ps. 119 : 17. Misschien kent ge ’t al uit het hoofd. Dat is heel knap. Misschien zegt uw hart er al „Amen” op. Dat is nog véél knapper. Er zijn zelfs professoren, die zoo knap niet zijn.

Wie Gods Woord als het Woord Gods aanvaardt, en wie in den Christus der Schriften zijn Jezus vindt en wie dat alles in zijn daden, als de vruchten, ook toont, wel, voor die valt de onderscheiding „Jong-Gereformeerde” weg.

’t Is een pleonasme, een dubbelwoord.

Gereformeerden blijven altijd jong.

N.-H.

K.

Naschrift. Zoodra zich de gelegenheid biedt, hoop ik over deze kwestie eenige artikelen te geven.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. ‘Wie zijn de ontevredenen??’, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 7 (1919v) 10 (14 februari 1920) en ‘Jong-Gereformeerden’, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 7 (1919v) 11 (28 februari 1920).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000