Prof. Lindeboom kreeg eindelijk gelijk

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

14e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
45,343 (10 augustus 1934)

a



In het doopsformulier zijn enkele wijzigingen aangebracht; men schaffe zich maar de uitgave van de N.V. J.H. Kok U.M. aan, waarop we reeds wezen b, en men kan er kennis van nemen. Ds Bouwman van Leiden vestigt op enkele veranderingen de aandacht in „Leidsch Kerkblad”:

In het gebed komt een belangrijke en gelukkige wijziging voor.

Er stond: „opdat het (kind) met Hem in Zijnen dood begraven worde”.

Het heeft mij al wát vaak in den weg gestaan dat ik dat telkens bidden moest.

Iemand wordt wel begraven in een graf, maar toch zeker niet in den dood.

En dan nog wel in den dood van een ander!

De H. Schrift zegt het ons ook anders. Duidelijker en vollediger.

Deze zegt in Koloss. 2 : 12: „zijnde met Hem begraven in den Doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt”. En in Rom. 6 : 3 en 4: „Of weet gij niet dat zoovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijnen dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood”.

Dat is een heel andere voorstelling.

Hier wordt ons geleerd, dat de H. Doop ons o.a. is het sacrament om ons te beteekenen en te verzegelen onze gemeenschap met Christus in Zijn dood, in Zijn sterven. Zóó wordt ons geleerd, dat wij dus gedoopt worden in Zijn dood, gelijk de indompeling in het water ons dat indalen in den dood beteekent.

Door den doop in den dood sterven we met Christus op sacramenteele wijze en worden we met Hem begraven.

Welnu, dàt drukt het gewijzigde formulier thans gelukkig duidelijk uit door de woorden: „opdat het (kind) met Hem begraven worde door den doop in den dood”.

Reeds lang geleden heeft Prof. Lindeboom op deze wijziging aangedrongen. Hij deed dat in een uitvoerig en uitstekend gedocumenteerd betoog. Maar het mocht toen niet baten. We zullen maar niet nagaan waarom niet. We zullen ons maar liever verblijden, dat nu eindelijk na zijn dood deze allerminst conservatieve pleiter aan de deur van het kerkelijk geweten gelijk heeft gekregen.


K. S.




a.

b. Vgl. ‘„Gezangen” en formulieren, standaard-editie’, De Reformatie 14 (1933v) 39,307 (29 juni 1934) en ‘„Eenige Gezangen en Liturgische Formulieren”’;, De Reformatie 14 (1933v) 46,346 (17 augustus 1934).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001