Zelfmoord

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde Leven

5e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1924-1925
25,194 (20 maart 1925)

a



Achitofel . . . gaf bevel aan zijn huis en verhing zich. — — —

2 Sam. 17 : 23.

En als hij de zilveren penningen in den tempel geworpen had, vertrok hij en henengaande, verworgde zichzelven.

Matth. 27 : 5.


Bij een Jezus, dien hij beoordeelen en vèroordeelen kan, weet Judas Iskarioth het uit te houden, weken en maanden lang. Maar niet zoodra is de onschuld van Jezus als een waarheid, die zich te hoog acht voor uiterlijke bewijsvoering, aan zijn ziel betuigd als in een oogenblik, of hij voelt het verradersloon zich in de hand en het verraderswerk zich in de ziel branden. En henengaande, verworgt hij zich.

Zoo is Judas Iskarioth voor alle eeuwen het bewijs geworden, hiervan: dat het opstandig hart den Christus niet vergeven kan, dat het hem niets te vergeven heeft. En haast vanzelf gaan de gedachten terug (want de Schrift is één) van Davids Zoon en Zijn verrader tot David zelf, en den man, die hèm verraden heeft: Achitofel. Achitofel, die David’s brood ambt en zijn ziel genoten had, hij kan niet dulden, dat David de eer van Achitofel’s huis heeft geschonden, toen hij Achitofel’s kleindochter, Bathseba, had onteerd en op het leven van een geliefd familielid met list en geheim geweld had ingegrepen. Als Achitofel David dat verwijten kan, dan kan hij leven; maar als daarna God weer David aanneemt, en als God den schender van Achitofel’s familietrots mildelijk geeft en niet verwijt b, dan kan Achitofel niet leven; en heengaande verworgde hij zichzelf. Hij komt òm — dat is zijn doodskreet, — vanwege het onrecht van Gods wereldbestuur, die David’s bloeddorst en gierende lusten ongewroken laat en Achitofels familie laat uiteenspatten; en hij heeft niet willen wachten op het bericht van David, die toch van Simeï gezegd heeft: laat hem vloeken: heeft niet de Heere gezegd: vloek David? c Ook heeft Achitofel zijn ooren gestopt, eer David daarvoor zingen kon zijn psalm van boete. Maar die Achitofel’s koord ontbonden hebben, zij hebben David gevloekt en gezegd: groot is zijn misdaad. Zoo konden zij dragen de begrafenis van den zelfmoordenaar: de aanklacht gaf sterkte aan de voeten van die hem uitdroegen. En David, zal hij niet gevast hebben en geweend? Want het woord van wrok betuigde tegen hem!

Maar wat in David een ergernis is, een struikelblok, dat wordt in het leven van David’s grooten Zoon weggenomen en verzoend. Zie, daar grijpt ook Judas naar de strop; want hij kan nu niet meer leven, omdat aan Jezus Christus niets meer kan verweten worden: Judas heeft verraden het ònschuldig bloed. Maar wat nu bij Judas’ doodsstrijd onze ziel troost, dat is de overweldigende zekerheid, dat van David’s Zoon geen kwaad kan gezegd worden in der eeuwigheid. David zingt van boete als Achitofel is begraven; maar David’s Zoon geeft absolutie aan alle harten, die aan de zonde der wereld onder tranen aandeel genomen hebben in Gods tegenwoordigheid. Want in den dood van Judas zien wij het woord geschreven van zulken Hoogepriester, die, heilig en onbesmet, ons betaamde d. Hóógste priester is Hij, aan wien Judas niet vergeven kan, dat hij, als ieder ander priester, niet de zonde van den evenmensch verkleint door eigen zonde te beweenen voor God. Kunt gij den Christus verdragen die in Zijn licht alleen uw eigen ziel besmet weet en Hem rechtvaardig ziet en smetteloos?


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. ‘De verrader ontmaskerend den verrader’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 38 (21 januari 1927), en ‘De verrader ontmaskerend de verrader’, „Goud, Wierook en Myrrhe”, 61 (28 februari).

b. Vgl. Jakobus 1:5.

c. Vgl. 2Samuel 16:10.

d. Vgl. Hebreeën 7:26.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001