De Kinderkerk

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

5e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1924-1925
33,263 (15 mei 1925)

a



Wat niet elken dag geschiedt, is dezer dagen gebeurd: de Kerknieuws-redacteur der „Nieuwe Rotterdamsche Courant” heeft eens wat goeds gevonden in de Gereformeerde Kerken. En dat is altijd de moeite van het overnemen waard; als deze man zich op een bepaald punt vóór de idee van wat sommigen de „antieke school” noemen verklaart, dan is het een uiterste merk-waardigheid. De „N.R.Crt.” schrijft:

„Nu is de vraag, of voor het kind er sterker indrukken uitgaan van de kinderkerk dan van de gemeenschappelijke godsdienstoefening. Menige biografie toont aan, dat het religieus besef is gewekt en onderhouden door den gezamenlijken kerkgang met de ouders, ook al begreep men niets van de preek. Een der ambtgenooten van Ds Bouma herinnerde bij de gedachtenwisseling aan een factor, die inderdaad van groote beteekenis is. Het is de eerbied, door ouderen onder de prediking getoond, die op de kinderen indruk maakt. Heel hun hart ontvangt een indruk onder heel het kerkgaan.

„Wij vreezen, dat de indruk van de kinderkerk over ’t algemeen minder verheffend is. Algemeen hoort men klagen, dat het met den eerbied daar vaak niet heel gunstig gesteld is. Maar buitendien mist men er, ook zoo de orde niets te wenschen overlaat, de wijding, die er op het kindergemoed van een bijeenkomst met volwassenen uitgaat.

„Hetgeen van de kinderkerk geld, is in meerdere mate het geval met de jeugdkerk. Ongetwijfeld heeft deze op zichzelf evenveel recht van bestaan . . .

„Het is alleen jammer, dat zij de gemeenschappelijke godsdienstoefening vervangt. Opgezet juist met het doel, de jeugd naar de kerk te brengen, kon zij wel eens vervreemding van de kerk ten gevolge hebben. Want een jeugdkerk is en blijft een principieel volstrekt ander ding dan een gemeenschappelijke godsdienstoefening, waarvan het indrukwekkende bepaaldelijk in het massale is gelegen. De gemeente is een symbool van het gezin, gelijk het gezin symbool der gemeente is. En in het gezin zijn kinderen en volwassenen vereenigd.

„Het is wenschelijk, ook op deze zijde van de zaak de aandacht te vestigen, nu men allengs is gaan meenen, in de kinderkerk en de jeugdkerk de oplossing te hebben gevonden van het probleem hoe de kerk en de jeugd voor elkaar te behouden. Er blijft heel veel te zeggen voor de Gereformeerde praktijk met haar gezinsgewijze kerkgang.”

Dit oordeel van de „N.R.Crt.”, uitgesproken in verband met het referaat van ds H.S. Bouma over de kinderen in de kerk (het referaat werd gehouden tijdens de jongste predikantenconferentie van de onzen) geeft toch wel iets te denken aan hen, die opstuiven, als iemand ook maar een vinger uitsteekt naar de z.g. Jeugddiensten, waarmee nog onlangs iemand de Gereformeerde Kerken min of meer bedreigde, onder de bewering, dat zij de ontwikkeling der Geref. Kerken zouden afbreuk doen, zoolang zij buiten de Geref. Kerken alleen te genieten en te organiseeren zouden zijn.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001