De andere weg

Gereformeerde Kerkbode van Delft

12e jaargang
1924v
50 (geen paginering) (14 februari 1925)

a



En zie, een man Gods kwam uit Juda tot Bethel . . . en hij ging door een anderen weg en keerde niet weder door den weg, door welken hij te Bethel gekomen was. Een oud profeet nu woonde te Bethel . . . en hij toog den man Gods na.

1 Kon. 13 : 1, 10, 11, 14.


Zij vertrokken door een anderen weg weder naar hun land . . . En Herodes werd zeer toornig.

Matt. 2 : 12, 16.


Er zijn onder de loochenaars van de goddelijkheid der Heilige Schrift menschen geweest, die erop gewezen hebben, dat de wijzen van het oosten niet de eenigen zijn, die langs een anderen weg terugkeerden, dan zij gekomen zijn. Hetzelfde wordt ons ook verhaald van een anderen man, zekeren Tiridates, die in lateren tijd uit het Oosten naar het Westen toog, teneinde in Rome den wereldredder te zoeken in het keizerlijk paleis. En eveneens is de man Gods, die uit Juda eenmaal gezonden werd om zijn vlammend vloekwoord te slingeren tegen het altaar der valsche religie, dat Jerobeam had gebouwd in Bethel, langs een anderen weg teruggekeerd, dan waarlangs hij aangekomen was. Men oordeelde, dat het eene bericht eigenlijk was overgeschreven van het andere; en alle bij elkaar waren het fabelen . . . meer niet . . .

Maar wij, die de waarheid der Schrift erkennen, wij kunnen niettemin dankbaar zijn voor de herinnering aan de overeenkomst tusschen de wijzen uit het Oosten en den man Gods uit Juda. Beiden toch kiezen denanderen weg”. En daarmee beschamen zij de lieden, met wie zij geen gemeenschap willen hebben. De man Gods, die Bethel opschrikt met zijn strenge boetprediking, moet onmiddellijk langs een anderen weg terug: want daarmee laat hij zien, dat het zondige Bethel niet meer een profeet Gods waard is. En zoo is ook de terugkeer der Oostersche wijzen een slag in het gelaat van Herodes en zijn hof en zijn schriftgeleerden: zij zijn het gezelschap der gunstelingen Gods niet waard, de hypocrieten . . .

Zie nu de tweevoudige uitwerking, die de keuze van „den anderen weg” heeft op de ziel van de trouweloozen. Te Bethel woont een profeet, die het er lang heeft uitgehouden . . . omdat hij verzuimd had, te protesteeren tegen den afval van Jerobeams betaalde priesters. Als die man hoort, dat de profeet uit Juda langs den anderen weg weerkeert, dan brandt de schaamte in zijn ziel: want dat is ook een vernedering voor hèm. Hij zadelt den ezel en tracht, zijn geweten te sussen, door den man Gods terug te roepen tot een vriendschappelijk bezoek. Het is verkeerd, o zeker. Maar — die man schaamt zich toch nog; zijn geweten kàn hem nog veroordeelen. Maar Herodes . . . o, die Herodes! Als hij bemerkt, dat de wijzen hun vroom geheim hem niet kunnen toevertrouwen, dan voelt hij ook dien slag in zijn gezicht. Maar zijn geweten is toegeschroeid. Hij is toornig. Hij neemt het zwaard en wil het Kind vermoorden.

Toen die oude profeet in Bethel leefde, was de profetie nog in het eerste begin van haar verderf . . . en men kòn zich nog schamen. Maar in Herodes’ dagen is de profetie geheel bedorven . . . en men schaamt zich niet meer. Laat ons voorzichtig zijn met God en Zijn Woord. Wie het geopenbaarde Woord van God met zijn gedachten bezoedelt, zijn geweten wordt van steen; en de verharding maakt van schriftonderzoekers — zwaardheffers tegen God en zijn Gezalfde.


K. S.




a. Bewerkt in Goud, Wierook en Mirrhe, Delft (W.D. Meinema) 1926-1927, 5 (3 Januari).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000