De Generale Synode zal uitspraak doen

De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland

onder redactie van H.H. Kuyper e.a., Amsterdam (De Heraut)
Nr. 2491 (18 oktober 1925)

a



Aan het verzoek van de Classis Amsterdam om haar in de zaak van Dr Geelkerken van advies te dienen, hebben alle hoogleeraren te Kampen en alle theologische hoogleeraren te Amsterdam voldaan. De bedoelde hoogleeraren hebben daartoe twee dagen te Amsterdam vergaderd, ze hebben alle actestukken, die op deze zaak betrekking hadden doorgezien en, voorzoover dit noodig bleek, nog mondelinge toelichting ontvangen van de deputaten der Classis en der Particuliere Synode, die in deze zaak betrokken waren geweest. Het praeadvies, dat daarna met eenparige stemmen dor alle hoogleeraren gegeven is, luidt aldus:

1e. dat de door Dr. J.G. Geelkerken medegedeelde coupure uit zijn preek over Catechismus Zondag III, bepaaldelijk gezien in het licht van zijn weigering om te verklaren, dat hij nóch bedoeld nóch gezegd had, wat Br. Marinus hem ten laste had gelegd, metterdaad aan de Classis recht gaf om hem nadere verklaring van zijn gevoelen te vragen;

2e. dat de antwoorden, door Dr. J.G. Geelkerken op de hem gestelde vragen gegeven, ook naar hun meening bedenkelijke uitlatingen bevatten ten opzichte van het gezag der Heilige Schrift;

3e. dat naar hun oordeel iemand, die de historiciteit van het verhaal in Genesis 2 en 3 aantast, in strijd komt met de Heilige Schrift en de Belijdenis

4e. dat zij de Classis adviseeren om de vragen, die aan Dr. J.G. Geelkerken gesteld zijn, dato 8 Juli l.l., hem opnieuw voor te leggen; maar uit de eerste vraag te laten vervallen „Genesis 1”, aangezien de bewuste preek-„coupure” daarop geen betrekking had;

5e. dat in geval Dr. J.G. Geelkerken in gebreke blijft deze vragen te beantwoorden of naar het gevoelen van de Classis onvoldoende antwoorden geeft, zij de Classis aanraden, afgezien van de voorloopige maatregelen, welke deze meent te moeten nemen, zich wegens het gewicht der zaak tot de Particuliere Synode te wenden met het verzoek ten spoedigste een vervroegde Generale Synode te doen bijeenkomen, teneinde over deze zaak in haar geheel een beslissing te nemen.”

Op grond van dit praeadvies heeft de Commissie aan de Classis voorgesteld:

1e. in de eerste vraag in plaats van de woorden „Genesis 1, 2 en 3” te lezen „Genesis 2 en 3”;

2e. aan Dr. J.G. Geelkerken, als hij, gehoor gevende aan de tot hem gerichte citatie, voor Uwe vergadering verschijnt, dezelfde vragen voor te leggen, zooals die zijn vastgesteld in Uwe vergadering van den 8sten Juli l.l., behoudens de sub 1 genoemde wijziging.

Beide voorstellen werden door de Classis aangenomen. Dr Geelkerken, die reeds geciteerd was, zond echter een schrijven, waarin hij verklaarde aan de citatie niet te zullen voldoen, omdat hem nog steeds niet duidelijk is gemaakt welk artikel der Kerkenorde aan de Classis het recht geeft hem te citeeren; de classis hem niet heeft meegedeeld, waarover zij hem wenscht te ondervragen, en hij een mondelinge ondervraging, waar het over zoo ernstige problemen gaat, onprofijtelijk acht; eindelijk beweerde hij niet „nogmaals”, gelijk in den citatiebrief stond, maar voor de eerste keer door de Classis geciteerd te zijn.

De Commissie van advies stelde nu aan de classis voor de volgende besluiten te nemen.

1e. ernstig af te keuren, dat Dr. J.G. Geelkerken niet is verschenen en mitsdien geen gevolg heeft gegeven aan de tot hem gerichte citatie, waardoor hij in gebreke is gebleven behoorlijk te voldoen aan hetgeen waartoe het Onderteekeningsformulier hem verplichtte, aangezien dit formulier eischt „’t allen tijde bereid en willig te zullen zijn” nadere verklaring van gevoelen te geven;

2e. uit te spreken:

a. dat het niet bij Dr. Geelkerken, maar bij de Classis staat te bepalen op wat wijze deze nadere verklaring van zijn gevoelen zal gevraagd worden;

b. dat het citatie-recht historisch vaststaat, en zeer beslist door het Onderteekeninsformulier wordt verondersteld;

c. dat Dr. J.G. Geelkerken bij de laatste citatie wel voor het eerst voor de vergadering van de Classis is geciteerd, maar deze citatie was de derde, die namens de Classis tot hem gericht werd;

3e. te verklaren, dat ten gevolge van de feiten, dat Dr. J.G. Geelkerken in gebreke is gebleven de hem gestelde vragen behoorlijk te beantwoorden en eveneens in gebreke is gebleven voor de vergadering te verschijnen, toen hij daartoe geciteerd werd, de Classis ten volle gerechtigd is hem krachtens het Onderteekeningsformulier ipso facto van zijn dienst gesuspendeerd te verklaren, doch in het belang der Kerken het beter is te achten hiertoe nog niet over te gaan;

4e. vooralsnog geen verdere maatregelen te nemen om als Classis Dr J.G. Geelkerken nader, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, aangaande zijn gevoelen te vragen, omdat hij mondelinge ondervraging heeft afgewezen, en verdere schriftelijke ondervraging thans ook met het oog op de door Dr. J.G. Geelkerken gegeven ontijdige, deels onjuiste en verdachtmakende publicaties niet profijtelijk is te achten;

5e. te besluiten aan de Particuliere Synode, die D.V. 14 October a.s. bijeenkomt, te verzoeken, dat zij ten spoedigste de Generale Synode doe bijeenkomen, opdat deze over de zaak-Dr. J.G. Geelkerken in haar geheel beslisse; en zulks omdat:

a. de zaak, die in geding is, de Belijdenis en het gezag der Heilige Schrift raakt en mitsdien van hoog gewicht is, gelijk ook Dr. J.G. Geelkerken erkent, als hij zegt, dat „diepe problemen” tusschen hem en de Classis aanhangig zijn; terwijl tevens deze zaak een algemeen belang betreft, dat alle kerken aangaat;

b. de Classis en de Particuliere Synode hiermede zijn in de historische lijn, zooals blijkt uit de behandeling van de zaak der Remonstranten, waarover niet door eenige Classis of Particuliere Synode eene beslissing is genomen, maar deze aan de Generale Synode is overgelaten;

c. de beroering, die de zaak-Dr. J.G. Geelkerken bij de Kerken in breeden kring heeft verwekt, gewenscht maakt, dat zoo spoedig als mogelijk is, de Generale Synode uitspraak doe, waartoe ook de Hoogleeraren adviseeren;

6e. Dr. J.G. Geelkerken ernstig te vermanen, dat hij aflate van zijn tot nu toe gevolgde gedragslijn om door publicaties de publieke opinie te bewerken, wat tot een eenzijdige en veelszins onjuiste voorstelling aanleiding gaf;

7e. van dit besluit mededeeling te doen aan Dr. J.G. Geelkerken en aan den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid en dit besluit op te nemen in het kort verslag.

Verder besloot de vergadering aan den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid te berichten, dat de Classis ten zeerste betreurt, dat hij niet gepoogd heeft Dr. J.G. Geelkerken af te houden van den door hem ingeslagen weg, en dringend den Kerkeraad vermaant allen invloed aan te wenden om Dr. J.G. Geelkerken te bewegen, dat hij op den ingeslagen weg niet voortga.

De Classis vereenigde zich met deze conclusies, waarmede de behandeling dezer zaak door de Classis nu ten einde is gebracht.

De Particuliere Synode van Noord-Holland, die den volgenden dag vergaderde, heeft besloten, de Gereformeerde Kerk van Assen te vragen ten spoedigste een buitengewone Generale Synode bijeen te roepen.

Zooals uit deze besluiten blijkt, is het advies der hoogleeraren gevolgd en we twijfelen niet, of de Kerk, die door de voorgaande Synode was aangewezen om de volgende Generale Synode saam te roepen, zal aan het verzoek der Particuliere Synode van Noord-Holland voldoen. De gronden, waarop dit verzoek rust, zijn genoegzaam in het besluit der Classis Amsterdam aangegeven, weshalve we daaraan niets behoeven toe te voegen. In de zaak van Ds. Netelenbos is wel gebleken, dat de rust in onze Kerken eerst teruggekeerd is, nadat de Generale Synode van Leeuwarden uitspraak had gedaan. En nu ook dit nieuwe geschil zulk een ernstigen omvang heeft gekregen en de beslissing door onze Kerken te nemen van zoo grooten invloed zal zijn, is het goed, dat noch de Classis Amsterdam noch de Particuliere Synode van Noord-Holland die beslissing hebben gegeven, maar haar naar de Generale Synode hebben gebracht. En evenzeer spreekt het wel van zelf, dat deze beslissing niet wachten kan totdat over een jaar de Generale Synode te Assen bijeenkomen zou, maar dat daartoe een vervroegde Synode noodzakelijk zal wezen. Hoe eerder de beslissing valt, hoe beter het voor onze Kerken zal zijn. Ook om aan het gestook van de liberale pers, die zoo gaarne een brand in onze Kerken zag uitbreken, een einde te maken.

Bovendien kan op deze wijze alleen de zaak uit de atmosfeer van allerlei persoonlijke geprikkeldheden worden uitgebracht, waardoor ze nu vertroebeld werd. De Generale Synode, waar al onze Kerken vertegenwoordigd zijn, zal zeker door niemand verdacht worden door persoonlijke vooringenomenheid te worden geleid. We bedoelen daarmee allerminst te zeggen, dat de kerkelijke colleges, die dusver de zaak behandeld hebben, zich door zulk een vooringenomenheid zouden hebben laten leiden. Eer zijn we van het tegendeel overtuigd. Maar nu de beschuldiging alsof dit wel zoo was, door de liberale pers en door het orgaan der ethische richting openlijk is uitgesproken, is het ter wille van de eere onzer Kerken, die ook ons lief is, beter dat de Generale Synode de zaak verder behandelt en tot eene beslissing brengt.

We hopen daarom ook, dat Dr Geelkerken aan den ernstigen raad van de Classis gevolg zal geven en van het verder publiceeren van brochures zal afzien. Reeds op zich zelf schijnt het ons niet geoorloofd, dat iemand, die is aangeklaagd en over wiens zaak nog geen uitspraak is gedaan door den daartoe aangewezen kerkelijken rechter, maar nog in onderzoek is, door zulke publicaties als ’t ware een beroep gaat doen op de vierschaar der publieke opinie. Dr Geelkerken zelf heeft terecht er tegen geprotesteerd toen Ds Netelenbos zich staande de kerkelijke procedure aan hetzelfde euvel schuldig maakte. Maar in dit geval is erger kwaad geschied. Dr Geelkerken heeft niet alleen de actestukken gepubliceerd, maar zich ook allerlei beschuldigingen veroorloofd tegen de Classis en degenen, die in deze zaak gemengd waren, waardoor zelfs hun eerlijkheid en goede trouw werden aangetast. Nu kan een kerkelijk college, dat in zulk een zaak als rechter moet optreden, toch niet staande het onderzoek, in publieken geschrifte zich gaan verdedigen tegen zulke aanklachten en beschuldigingen. Het publiek wordt daardoor zeer eenzijdig ingelicht en van wat de Engelschen noemen fair play is hier geen sprake. Een juist oordeel zou men alleen kunnen vellen, wanneer beide partijen werden gehoord. Thans wordt de publieke opinie slechts van ééne zijde ingelicht en dit is niet recht.

Indien in deze zaak ook maar eenigszins onrecht aan Dr Geelkerken is aangedaan, dan kan hij al zijn grieven en bezwaren bekend maken aan de Generale Synode, en het voorbeeld van de Leeuwarder Synode heeft wel getoond, hoe onze Synodes geen oogenblik aarzelen om haar afkeurend oordeel uit te spreken, wanneer in zulk een kerkelijke procedure onrecht is gepleegd. Onze Generale Synodes zijn in dit opzicht eer genegd te ver te gaan en zelfs over allerlei formeele kerkrechtelijke bepalingen heen te stappen, ten einde wat onrecht schijnt te onderzoeken en te herstellen, dan dat zij aan zulke klachten geen gehoor zouden geven. De Utrechtsche Synode heeft dit wel bewezen.

Maar dan zie men ook wel in, dat alleen de Generale Synode in staat is een rechtvaardig oordeel uit te spreken. Zij toch is bevoegd van alle actestukken kennis te nemen, de beide partijen te hooren en aldus tot een objectief oordeel te komen. Een beroep op de publieke opinie, die slechts van eene zijde wordt ingelicht, moet wel op een dwaalspoor leiden.

Eer is teer, en we zien niet gaarne onze Gereformeerde Kerken op zulk een wijze, als dit thans in de liberale pers geschiedt, door het slijk gesleurd.

Reeds uit dien hoofde achten we de samenkomst eener Generale Synode noodzakelijk, maar nog veel meer om de zoo ernstige zaak, die bij deze procedure in het geding is gekomen. Dat het hier alleen gaan zou om de „slang in het Paradijs”, zooals in de liberale pers de voorstelling wordt gegeven, is ten eenenmale onjuist. Daarom schijnt ons de vraag, of Dr A. Kuyper in zijn artikelenreeks over de Engelen het toelaatbaar heeft geacht, dat men deze slang in het Paradijsverhaal niet als een werkelijke slang beschouwde, maar als een aanduiding van Satan op grond van hetgeen in Openb. 12 : 9 gezegd wordt, van ondergeschikt belang. Zooals uit de publiek gemaakte stukken duidelijk genoeg blijkt, gaat het om het geheele Paradijsverhaal en, wat daarmede natuurlijk ten nauwste samenhangt om de opvatting van wat de Schrift als historie ons mededeelt. In hoeverre nu de opvatting van Dr Geelkerken, die blijkbaar ook door anderen gedeeld wordt, aan het gezag der H. Schrift te kort doet, willen we hier niet beoordeelen. Zooals uit het advies der professoren blijkt, waren zij eenparig van oordeel, dat er zoowel in zijn preekcoupure als in de nadere verklaringen door hem afgelegd, niet onbedenkelijke uitlatingen voorkwamen, die nadere verklaring behoefden. Dr Geelkerken zal zeker niet weigeren aan de Generale Synode deze nadere toelichting te geve, want er kan ook voor hem, die meent voor de waarheid te strijden en zegt, aan het Goddelijk gezag der H. Schrift vast te houden, geen enkel bezwaar bestaan zich klaar en onomwonden over deze vraagstukken uit te spreken. Wat het oordeel over Dr Geelkerken zoo moeielijk maakt, is dat hij dit nog nimmer heeft gedaan op een wijze, die voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar is. Niets zal ons liever zijn, dan wanneer door zulk een nadere verklaring blijken zal, dat Dr Geelkerken, wiens gaven we zeker hoogschatten en die zoozeer de liefde van zijne gemeente heeft, van elke verdenking kan worden vrijgesproken. Dr Geelkerken zelf spreekt echter van een zeer diepgaand verschil en eischt zoowel van hem zelf als van degenen, die aan zijne zijde staan, het recht om deze meening vrijelijk in onze Gereformeerde Kerken te mogen leeren. De beslissing daarover nu kan alleen door de Generale Synode gegeven worden.

Het is daarom, dat de Generale Synode die nu bijeengeroepen wordt, wel een zeer ernstige taak zal hebben, zoo ernstig als nog geen Generale Synode onder ons heeft gehad. We staan voor een beslissend keerpunt in ons kerkelijk leven. Eenerzijds mag de vrijheid van het exegetisch onderzoek der H. Schrift niet aan banden worden gelegd, wat onze Gereformeerde Kerken nooit hebben gewild. Maar aan de andere zijde heeft de Kerk te waken, dat niet onder den schijn van een nieuwe exegese de waarachtigheid en betrouwbaarheid van Gods Woord wordt aangetast.


H. H. K.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001