De Toekomst
Roeping. Maandschrift voor schoonheid
onder redactie van H.W.E. Moller e.a., Roermond (J.J. Romen & Zonen)
2e jaargang, 2e deel, 316-317 (augustus 1924)
a
Nog is alles niet meer dan belofte:
n dromende jongen in n stille stad
tussen duizende kalme genoegzame mensen
n peinzerig meisje in de trein
dat dweept met n nieuw gedicht
waarin et leven te vonkelen staat
n oude man, maar nog gaaf als n vrucht uit n kweekhuis:
voor de rotting van t avondland nooit toeganklik
en nu is zn oud verlangen ontwaakt
hij waande et lang en voorgoed te ruste:
n bleke zieke die voor altijd afscheid nam
van de wentling der dagen;
zich terugtrok in de doorwoelde sponde voorgoed
maar plotseling is ze weeromgekomen
als n bruid met rozen in t haar
die de bruidegom wacht op de drempel.
Er is n lied langs de wereld gewaaid
n lied langs alle de kontinenten;
als n plotslinge wind in de bosbomen slaat
en alle te ruisen zet tegelijk
is de muziek vna t nieuwe leven
in de harten der mensen geslagen.
Er moèt iets komen dat beter is!
We weten et alle,
maar alle geloven nog niet dat et komen kàn.
Als n vrouw die opgeleefd en dor
schraal als n holle boom met verrotte kern:
de levenssappen zijn opgedroogd,
de kanalen aaneengekleefd en verschrompeld
en die nog wil ontvangen in haar schoot
n nieuw vers kindje, gaaf als n rijpe tros duiven;
Zo wil et avondland nog nieuwe geslachten kweken,
n toekomst nogmaals voeden, doen groeien uit zn bloed
zn ideeëen en zn verhoudingen
en t vraagt daarvoor onz edelste vermogens
we weigeren |317|
Ook òns heeft et lied van t nieuwe leven geraakt
onze harten te zingen gezet van verlangen;
ook wij hebben afgedaan met de oude schijn,
met de oude dode vormen voorgoed
maar niet met de oude eeuwig-levende waarheid van t Evangelie
die onder de kleurge leugens van t avondland lag begraven
als dood
wie haar nog levend wisten:
de zuivren van ziel met de heldere ogen
die schijn en kleurge leugens niet beperken konden
waren altijd rebellen
publiek, of in de stilte om God.
Maar nu is n stuwing in t opgaan der volken
twee wereldperioden raken elkander vloeien straks uiteen
straks valt de scheiding: n Mozeskloof in de zee
de nieuwe toekomst wordt zeker geboren.
et Getal van de weigeraars groeit
en straks zijn al de oude vormen afgeworpen
de volken staan als kudden die nieuwe herders vragen
om hun te leiden langs nieuwe wegen
naar t wereldoude Doel;
de laatste keus: Kristus of et socialisme!
Mn broeders! maken we ons klaar voor dàn!
JOS. VERJANS
a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.
|