Ingezonden

Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen

onder Redactie van de Gereformeerde Predikanten, nummer 94 (geen paginering) (14 september 1918)

a



Vlaardingen, Sept. 1918.


Mijnheer de Redacteur!


In de Geref. Kerkbode van 31 Aug. kwam een schrijven voor van de hand van den Eerw. Heer Ds. K.S., waarin hij de vraag behandelde: „Wat is gereformeerd?”

Hoewel mijne bedoeling volstrekt niet is om met den geleerden schrijver het zwaard te kruisen, zou ik toch terwille van de waarheid wel eenige wenken willen geven en vragen willen stellen.

Allereerst zij gezegd, dat ik het van harte eens ben met de typische omschrijving van allerlei ziekelijke en walgelijke termen, die op zoogenaamd gereformeerd erf gebruikelijk zijn.

Daar echter Ds. K.S. met een gevaarlijke en tevens behendige salto-mortale over het eerste gedeelte van zijn schrijven heenduikelde, komt het mij en misschien ook wel anderen voor, dat hij wel heeft verklaard wat niet gereformeerd, door bijna geen antwoord gaf op de vraag wat wel gereformerd was. De vraag was toch immers: „wat is gereformeerd?” Gedachtig aan het woord: „wie in zijn eigen tuintje wiedt, bespeurt het onkruid van een ander niet”, wil ik Ds. K.S. wel even attent maken op het zeer vele ongereformeerde op eigen gebied.

Immers wij worden toch niet gereformeerd door het bezoeken van een Universiteit of Hoogeschool, en het bestudeeren van de drie Formulieren van Eenigheid?

Beschouwt Ds. K.S. de kerkelijke actie’s en de groote beroeringen in de Geref. Kerken soms ook als een vrucht van verschil tusschen de broeders van het koude Noorden en zoele Zuiden?

Het ware te wenschen, dat onze Geref. Belijdenis meer praktisch werd uitgeleefd op kerkelijk terrein, dan zou voorzeker op Gen. Synode van 1905 zich niet aldus hebben uitgesproken: „En wat eindelijk het punt der onderstelde wedergeboorte aangaat, verklare Uwe Synode dat volgens de belijdenis onzer Kerken het zaad des Verbonds krachtens de belofte Gods is te houden voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijke.”

Waar in onze Geref. Belijdenis kan ik grond vinden voor zulk een verklaring?

Dr. A. Kuyper schreef in den Heraut 666: „Volhardt iemand in de opinie dat een kind zou mogen gedoopt worden zonder dat daarin zijn uitverkiezing ondersteld werd, dien toch zeggen wij aan, dat hij met geen eerlijke conscientie in de Geref. Kerk kan blijven.”

Ds. Vonkenberg schreef 23 Maart 1913 in het Geref. Jongelingsblad: „Naar Gereformeerde belijdenis gaat de wedergeboorte aan den doop vooraf, en heeft bij dien doop de inplanting van de geloofskiem plaats.”

Wij vragen beleefd, is dit soms ook gereformeerd?

In de Geref. Kerken moge over enkele onderdeelen van de waarheid al eenig verschil van persoonlijk inzicht zijn, aldus Ds. K.S., maar daar blijft hij niet staan, neen, daarbuiten is zooveel ziekelijks waar te nemen.

Ds. K.S. heeft eens een wandeling gemaakt buiten de Geref. Kerken, en heeft toen veel, zeer veel onkruid ontdekt.

Wij zijn hem dankbaar voor de ernstige waarschuwing.

Toch willen wij hem even herinneren, dat hij niet verantwoordelijk is voor wat daarbuiten groeit, maar voor datgene, wat op zijn eigen akker welig tiert.

Het is waar, daar gebruikt men niet van die vreeselijke termen, daar heeft men alles rhetorisch geformuleerd.

We moeten echter den bodem en de wortels even onderzoeken en dan zien we helaas, dat er zeer vele ongereformeerde planten in de Geref. Kerken een vruchtbaren bodem vinden.

Als er nu daar een diepgaand wortelverschil is tusschen de leden onderling betreffende het stuk der wedergeboorte, om maar niet meer te noemen, dan hoop ik van harte, dat het Ds. K.S. gegeven zal worden om nu eens onpartijdig een antwoord te schrijven achter de vraag: „wat is wél gereformeerd?”

Daarmede zou hij vele gereformeerde menschen verheugen.

Dankend voor de opname.

A. d. B.


Naschrift.


We kunnen ons in ’t algemeen zeer wel aansluiten bij dit laatste verzoek: wellicht blijkt het dan, dat het verschil niet zóó diepgaand is, als in den regel wordt voorgesteld; in ieder geval, dat men met het vonnis van „ongereformeerd” al zeer omzichtig moet zijn!


[REDACTIE] b




a. Reactie op K. Schilder, ‘Wat is „gereformeerd?”’, Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen Nr. 92 (31 augustus 1918). Vgl. nog ‘Antwoord aan den heer A.d.B.’, Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen Nr. 95 (21 september 1918) en ‘Postscriptum aan den heer A.d.B.’, Gereformeerde Kerkbode van Vlaardingen Nr. 96 (28 september 1918).

b. In dit geval Dirk Baldus Hagenbeek (1879-1952), Vlaardingen B.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000