Professor Schilders atelier. Zijn colleges, dictaten en studenten

Almanak van het corpus studiororum in academia campensi „Fides Quadrat Intellectum” 1990

[Kampen], z.j., 148-176






1. Hoogleraar en leerlingen

Zijn benoeming tot hoogleraar aan de Theologische School van de Gereformeerde Kerken te Kampen heeft een versnelling in het leven en werk van Klaas Schilder gebracht. Van 17 januari 1934 af heeft hij tot aan zijn vroege dood in 1952 het professoraat in de dogmatiek en aanverwante vakken vervuld. Op allerlei wijze heeft hij invloed op het kerkelijk leven en de theologische debatten gehad. Als predikant en professor heft hij in de kerkelijke pers, door zijn preken, brochures en boeken grote invloed gezocht en gekregen. Maar als hoogleraar aan de predikantenopleiding, nadrukkelijk de ‘opleiding tot de dienst des Woords’ genoemd, heeft hij die invloed rechtstreeks op zijn leerlingen, de predikanten van de toekomst, uitgeoefend.

Temidden van zijn talrijke boeken treft menigeen een aantal losse of een dikke stapel collegedictaten aan. Die dictaten, gestencil en geniet, zijn vergeeld en brokkelig. Geen enkele is meer in de handel. Zo raakt een bron van eerstehandse kennis van Schilders professoraat door de tijd dichtgeslibt. Een enkel dictaat heeft na Schilders dood nog nieuwe drukken gezien, maar ook die worden nu niet meer herdrukt. Toch zijn de talrijke collegeverslagen de moeite van het bestuderen waard. Hier klinkt immers de stem van de docent die zijn leerlingen in de wereld van de theologie en filosofie inleidde. Hier ligt de voorstudie voor menig publicatie van zijn hand. Hierin maken we zijn speurtochten mee in de lengte van de geschiedenis en de volle breedte van het heden, stap voor stap voor zijn studenten in kaart gebracht.

In dit opstel wordt het ontstaan en de waarde van deze dictaten onderzocht. Een overzicht over professor Schilders colleges in de verschillende vakken biedt inzicht in de breedte van zijn werk. Een bibliografie van de dictaten wil de leerling van vandaag de toegang tot deze bron ontsluiten. Hoe groot de indruk was die de docerende professor Schilder op de studenten maakte blijkt vooral uit het feit dat zij de collegestof in steno noteerden, thuis in extenso uitwerkten en als dictaten in druk en herdruk uitgaven. 1) |149|

Elke collegedictaat is een bewijs van de band tussen professor en student. Zoals bekende schilders van vroeger in het atelier hun leerlingen opleidden en lieten meewerken aan de meesterwerken, zo heeft Schilder zijn studenten in de collegezaal meegenomen in zijn werk. Hoe hebben zij zijn onderwijs opgenomen? Deze vraag alleen al maakt het onderzoek van de collegedictaten historisch en actueel, nu al én nu nog, boeiend.


2. Hoor- en werkcollege

De collegezaal is voor professor Schilder een zeer belangrijk werkterrein geweest. Zijn leeropdracht was het onderwijs in de dogmatologische vakken. Met hart en ziel heeft hij dit onderwijs gegeven. Hoe geliefd hij bij de studenten was mag blijken uit het erelidmaatschap dat hem al vroeg, in december 1938, door het studentencorps Fides Quaerit Intellectum werd aangeboden.

Schilder is zijn colleges in de dogmatiek, zijn hoofdvak, in 1934 met de prolegomena 2), de eerste vragen van de dogmatiek begonnen. Het werkprogram dat hij zich voornam ontwikkelde zich daar, in de collegezaal, zijn atelier. Eén van Schilders vroegste studenten was R.H. Bremmer, één van de eersten wiens naam aan de uitgave van de dictaten verbonden is. Hij geeft de eerste jaren van Schilders collegewerk weer in een impressie: ‘Zo werkte hij worstelend heen naar zijn doel: ons te laten zien, wat nu het object, het voorwerp van de waarlijk schriftuurlijke theologie behoorde te zijn: de Deus verbaliter revelatus, God, zoals Hij Zich in zijn Woord aan ons bekend heeft gemaakt. Nadat hij aldus de prolegomena, de inleidingsvragen van de dogmatiek behandeld had, is hij in 1939 begonnen aan wat wij noemen de locus de Deo, het hoofdstuk der dogmatiek, dat handelt over God en Zijn eigenschappen. Hij is met dat eerste en grondleggende hoofdstuk bezig geweest tot aan zijn dood toe’ 3). Nog een impressie moge volstaan om de indruk op te roepen die de studenten, nog in zijn laatste jaar, op college ondergingen. E.R. Postma, de laatste die één van de dictaten in de dogmatiek heeft genoteerd en uitgegeven, beschrijft een college als volgt: ‘Dat hij ook professor ‘van nature’ was, daarvan gaf Schilder blijk op vele |150| momenten. We denken aan dat bezoek, nog niet zo lang geleden, van enkele Groninger studenten, vallend tijdens de behandeling van de sanctitas 4). Wat is die dag een fenomeen geweest: een magistrale rede, à l’improviste gehouden, een sublieme weergave van gedachten in geweldige zinnen, die zich de één na de ander aaneenrijgden tot een formidabel betoog. Doel en belang van dit college werden niet vergeten, maar de aanwezigheid van Groningen (Haitjema!) in de persoon van twee harer studenten ook niet! Voor wie het tempo kon bijhouden en de stof verwerken, werd het duidelijk, gaandeweg meer, dat de spits van het betoog gericht was óók tegen Barth en Haitjema 5). De één na de ander staakte het schrijven — er was ook geen schrijven tegen — en met klimmende verbazing merkte een ieder, dat hier een dichter-schriftgeleerde zonder noemenswaardige moeite en in waarlijk professorale stijl bezig was de goede naam van Kampens hogeschool hoog te houden.’ 6) Deze impressie is geschreven, toen iedereen — en zeker Schilders studenten — diep onder de indruk van zijn overlijden was. Zelfs wanneer we de emotie ervan aftrekken, blijft dit over: professor Schilder was een begaafd redenaar, maar zijn betogen waren zeer moeilijk 7).

Bremmer vertelt dat in de cursus 1938-39 prof. dr. G.C. Berkouwer met de theologische studenten van de Vrije Universiteit Kampen een bezoek brachten en ook een college van K.S. bijwoonden. ‘Dan was hij in topvorm’. Een herinnering van C. Trimp geeft de brede belangstelling voor Schilders colleges weer. Toen de studenten direct na de oorlog het werk aan de dictaten hervatten, wilden zij de behoefte aan eventuele herdrukken peilen. In de opgezette bestelactie kwam de eerste reactie binnen van K.H. Miskotte, die zojuist als hoogleraar in Leiden begonnen was. |151|

In die periode van het universitaire bedrijf was het hoorcollege de meest gebruikelijke onderwijsvorm. Zo zijn de meeste van de colleges van professor Schilder monologen van zijn kant geweest. Dat maakte die voordrachten ook zo geschikt om toen te verslaan en nu als ware referaten te lezen. Daarnaast had hij ook oog voor de wenselijkheid van werkcolleges 8). Hij paste die vorm toe door zijn studenten scripties te laten maken en die op college te behandelen 9). Maar ook dan hield hij zijn lopende publicistische verplichtingen in het oog. Zo zijn in de naoorlogse jaren door de studenten veel onderwerpen bestudeerd die Schilder in zijn grote werk de Heidelbergse Catechismus aan de orde wilde stellen. Soms ook diende het hoorcollege als voorwerk en werkvorm voor een publicatie of actuele kwestie. Dan onderbrak hij de lopende reeks en koos de term ‘intermezzo-college’. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de verschijning van Karl Barths Kirchliche Dogmatik III/3 over het werk van ‘Gods linker- en rechterhand’. Ook kon er een brandend kerkelijk vraagstuk zijn dat om de voorrang op het lopende werkprogram streed. Dan laste Schilder op college een reeks in waarin hij zijn studenten meenam in zijn worsteling om dogmatische en kerkelijke helderheid.


3. De vakken en de plannen

Om inzicht te krijgen in de oorsprong van professor Schilders collegedictaten volgt hier een overzicht van de colleges in de verschillende vakken die hij gedurende zijn professoraat heeft gedoceerd. In de voorlopige series lectionum voor 1934 zijn hem de volgende vakken toebedeeld: de dogmatiek, ethiek, symboliek, encyclopaedie en christelijke religie. De dogmatiek, de ethiek en de encyclopaedie doceerde hij ononderbroken. Ook het onderwijs in de filosofie heeft hij vrijwel steeds op zich genomen. Met de symboliek maakte hij twee maal een aanvang, totdat dit vak door een andere docent werd overgenomen. Christelijke religie is korte tijd in de eerste fase van |152| zijn professoraat zijn taak in de propaedeuse geweest. In de derde periode, na de Vrijmaking, gaf hij dit inleidingscollege over de N.G.B., zodat hij toch de confessie kon doceren.


3.1 Dogmatiek

Schilder begint het onderwijs in de dogmatiek in 1934 met de leer aangaande de zonde. Hij maakt deze locus tot het concentratiepunt voor een eerste verkenning in de geschiedenis en de actualiteit van de dogmatiek. Drie delen Dictaat Dogmatiek, of ook Dictaat Locus de peccato genoemd, verschijnen. Vooral de vraag naar de historiciteit van de zondeval en dus de oorsprong van de zonde staat voorop. Dat is hoofdstuk 1, dat het enige bleef, omdat Schilder talrijke theologen en filosofen van de 20e eeuw bleef ondervragen. R.H. Bremmer deelde mij mee dat de studenten op den duur niet meer geboeid werden door deze wijze van behandeling van de dogmatiek. Op hun verzoek begin hij in 1937 met een meer overzichtelijke aanpak van de dogmatiek, zoals men het uit het Handboek van A.G. Honig, dat hét handboek voor de tentamens bleef, gewend was. Toch heeft Schilder zijn eerste opzet af willen maken. Deze stof uit Schilders eerste periode, de jaren 1934 tot 1938 omvattend, wacht nog op een analyse. Deze colleges werden volgens Bremmer volledig gedicteerd.

Schilders nieuwe opzet van het onderwijs in en de beschrijving van de dogmatiek begint in 1937. Zelf zegt hij: ‘Veel bewuster dan een paar jaar geleden kies ik vandaag voor de oude indeling van de stof der dogmatiek in loci’ 10). Na de prolegomena zet hij in 1938 in met de leer aangaande God zelf, de locus de Deo. Dit eerste hoofdstuk, de persoon en eigenschappen van God Drieënig zelf, zou hem tot aan zijn dood bezighouden. Hij beschrijft de theologie in engere zin zo uitgebreid, omdat hij bij elke van de onderscheiden eigenschappen allerlei figuren uit de theologie- en filosofiegeschiedenis en actualiteit in zijn gesprek en vooral ook kritiek betrekt. De tien delen Kompendium Dogmatiek, later in drie delen herdrukt, vormen de breedste bron aan materiaal van Schilder rond één thema. Het blijft een desideratum dat zijn Godsleer nog eens geanalyseerd wordt. Helaas is in 1949 ook van deze colleges dogmatiek de verslaggeving in het slop geraakt. Zijn belichting van Gods wijsheid (sapientia), het kennen van God (scientia), zijn waarachtigheid (veracitas), rechtvaardigheid (iustitia) en heiligheid (sanctitas) blijven zo — en voor hoe lang nog? — in de aantekeningen van een enkele generatie van zijn studenten besloten. |153|

Het onloochenbare feit dat alleen de Godsleer op systematische wijze door Schilder zelf is gepresenteerd wordt verzacht door de blik te richten op de ‘intermezzo-colleges’ die Schilder van tijd tot tijd inlastte. Op deze wijze kwamen korte, intense en vooral ook afgeronde collegereeksen en dictaten tot stand over andere dan de aan de orde zijnde stof. Al in 1935 onderbreekt hij de Locus de peccato voor een commentaar op de Utrechtse colleges van Karl Barth. Zo zijn we in het bezit gekomen van een samenvatting van zijn kritiek op Barth, zijn bron van inspiratie door confrontatie. Het Dictaat ‘Credo’ volgt de tekst van Barths gepubliceerde colleges en zo de thematiek van het Apostolicum op de voet. In 1939 herhaalt Schilder op verzoek van zijn studenten een aantal lezingen, die hij tijdens zijn reis door de Verenigde Staten van Amerika hield. Het dictaat Americana behandelt brandende thema’s uit de actualiteit van het eind van de dertiger jaren, verbonden met de Amerikaanse situatie: over de algemene genade, het verbond, de prediking en de pluriformiteit van de kerk.

In 1942, toen de leergeschillen steeds meer aangescherpt en op de persoon van K. Schilder geconcentreerd werden, voelde deze zich gedrongen op college een kritische bespreking te wijden aan een artikelenreeks uit De Heraut over de kerk. Hieraan hebben we het collegedictaat De kerk te danken. Samen met de colleges symboliek in dat voorjaar 11) doet dit dictaat verslag van professor Schilders worsteling om samen met zijn studenten in de kerkstrijd helder zicht op de dogmatische thema’s te krijgen. Ook het dictaat van de colleges dogmatiek Dogmahistorie Praeadvies uit het eerste academisch jaar na de oorlog en na de Vrijmaking, 1945-46 hoort bij deze tweede periode, de crisis van de Gereformeerde Kerken en van Schilders professoraat.

In de derde, de naoorlogse periode vallen de dictaten Capita selecta, vier bundels besprekingen van scripties. Met deze vorm van werkcolleges startte Schilder in de cursus 1946-47. Aan de studenten gaf hij thema’s op die vaak zijn eigen voorbereiding voor zijn commentaar op de Heidelbergse Catechismus dienden. Op de wijze van een intermezzo-college bracht hij in 1950 nog een keer Karl Barth ter sprake. Docerend besprak hij deel III/3, het nieuwste deel van de Kirchliche Dogmatik en bracht het onder bij de scheppings- en voorzienigheidsleer 12). |154|


3.2 Ethiek

De ethiek ontving in Schilders tijd nog niet de thematische en actuele behandeling die vandaag een aparte leerstoel voor dit vak rechtvaardigt. Populaire thema’s van christelijke levensstijl in kleine boeken of brochures heeft Schilder niet geschreven. Ook zijn colleges ethiek wijzen niet op plannen in die richting. Als onderdeel van de dogmatologische vakken heeft de ethiek steeds tot zijn leeropdracht behoord. Net als bij de dogmatiek begint Schilder in 1934 met een eerste verkenning van het terrein van zijn leeropdracht. Hij kiest een onderwerp dat als brandpunt dienst doet. Voor de colleges in de ethiek is dat een behandeling van het tiende gebod en de plaats van dit gebod in het geheel van de Decaloog. Hij zet in met een overzicht van de confessies van de 16e eeuw en de theologen van de gereformeerde orthodoxie. Ook de vroegste geschiedenis van de theologie en filosofie wordt ondervraagd. Zo werkte hij via de scholastiek naar de tijd van de Reformatie en het piëtisme. Dan, in 1936, gaan de colleges over in een diepgaande analyse van Brunners Das Gebot und die Ordnungen. Aan het eind van de cursus 1936-1937 rond Schilder de reeks af. Het Dictaat Ethiek wordt als deel 1 uitgegeven, in de verwachting van een vervolg. Maar omdat Schilder voor een nieuwe, systematische opzet koos is het bij dit eerste dictaat met deze titel gebleven. In dezelfde cursus is hij immers zojuist de nieuwe, systematische aanpak van de dogmatiek begonnen.

Vanaf de cursus 1937-38 zette Schilder ook voor de ethiek een systematische behandeling op. De titel van de zes gestencilde delen Kompendium der ethiek geeft aan dat hij dit vak op dezelfde wijze als zijn dogmatisch program wilde gaan behandelen. Om de stof van deze colleges ethiek toegankelijk te maken maakte G.J. Bruijn een samenvattend overzicht van de hele inhoud 13). Naast de herdrukken van sommige dictaten is dit de enige vorm van nieuwe belangstelling voor Schilders collegewerk. Schilder definiëert de ethiek als volgt: het is ‘de wetenschap van de constante rationes, de wisselende oeconomieën en de actueel concrete bepaaldheid der obligatie van de wil des mensen tot gehoorzaamheid aan Gods geopenbaarde wil’. Vooral het begrip ‘obligatie’, de plichten van de mens binnen het verbond en zo de verbondsleer ontvangen veel aandacht in deze colleges. Ook de confrontatie met de ethiek van de dialectische theologen neemt een grote plaats is, waaronder in het bijzonder opnieuw E. Brunners Das Gebot und die Ordnungen. |155| In 1949 rondt hij deze prolegomena van de ethiek af, zodat uit de stof van ongeveer negen jaar een volledig overzicht van Schilders zicht op de theologische ethiek gewonnen kan worden.

In 1949 kiest Schilder een nieuwe opzet. Hij begint met een brede behandeling van de tien geboden. Deze colleges uit de jaren 1949-1952 zijn helaas niet meer in dictaten verslagen. Het eerste tot derde gebod heeft hij uitvoerig besproken. Was hij, na jarenlange anatyse van de voorvragen, toe aan een eerste samenvattend handboek? Schilder zal eerder bezig geweest zijn met voorbereidend werk voor de behandeling van zondag 34-44 voor zijn commentaar op de Heidelbergse Catechismus. Onderzoek van de Schilderarchivalia is gewenst.


3.3 Encyclopaedie

Ook dit vak doceerde Schilder ononderbroken. De encyclopaedie als bezinning op de theologie als wetenschap en op eenheid van de theologische vakken gaf hem voortdurend gelegenheid zijn intense belangstelling voor de prolegomena vorm te geven. Het thema van het ‘object der theologie’, voor Schilder God zelf, presenteert hij door de jaren en studentengeneraties heen. Zijn verwerking van A. Kuyper en H. Bavinck is vooral hier te vinden. De vijf delen Dictaat Encyclopaedie vormen samen niet een systematisch program dat ontwikkeld en afgewerkt wordt. Veel gedeelten vinden we meerdere keren in verschillend verband behandeld. De talloze herhalingen markeren de cyclus die de collegereeks per jaargang doorliep. Toch geven de dictaten veel dogmatische grondgedachten van Schilder weer en een schat aan materiaal van zijn graafwerk in de geschiedenis van de dogmatiek. Een samenvatting, zoals G.J. Bruijn die van de dictaten ethiek gaf, is gewenst.


3.4 Symboliek

Van de colleges in de symboliek zijn geen gestencilde dictaten uitgegeven, die Schilders aanpak van dit vak blootleggen. Alleen het dictaat Het verbond in de gereformeerde symbolen heeft hierin een plaats. Deze reeks werd in de cursus 1941-1942 gegeven, ter vervanging van prof. Dijk. Na de Vrijmaking nam Schilder dit vak opnieuw voor zijn rekening, maar al in de volgende cursus 1946-1947 nam de nieuwbenoemde hoogleraar in de ecclesiologische vakken, prof. P. Deddens, dit vak over.

Het inleidingsvak Christelijke religie voor het propaedeutisch jaar gaf hij eerst van 1934 tot 1936. Het eerste dictaat met die naam bevat een behandeling van het begrip religie. Het vormt zo een geheel met Schilders behandeling van de prolegomena in zijn eerste jaren. |156| Toen dr. K. Dijk als hoogleraar in de ambtelijke vakken aantrad, heeft Schilder op diens verzoek dit vak, samen met de symboliek, aan hem afgestaan 14). Na de Vrijmaking nam hij dit inleidingsvak opnieuw voor zijn rekening. Ondanks de gelijke benaming ontstond een geheel andere reeks dan die uit het begin van zijn professoraat. Deze reeks, die een cyclus van vier jaar doorliep, was gewijd aan de inhoudelijke behandeling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In de eerste naoorlogse herdruk van de dictaten Christelijke religie vormt het eerste, oudere dictaat deel I en de beide delen over de N.G.B. II en III. In de latere drukken is het dictaat van 1934-1936 weggelaten, zodat de naam ‘Christelijke religie’ ten onrechte synoniem is geworden met Schilders behandeling van de N.G.B.


3.5 Filosofie

Hoewel de filosofie oorspronkelijk niet tot zijn leeropdracht behoorde, heeft Schilder vanaf de cursus 1934-1935 ononderbroken dit vak gedoceerd. Door de ziekte en het overlijden van prof.dr. T. Hoekstra heeft hij het onderwijs in de filosofie, dat zijn plaats in de propaedeuse had, overgenomen. In zijn eerste periode doceert hij vooral de geschiedenis van de wijsbegeerte. Van deze colleges is geen dictaat gemaakt. Vanaf 1937 kreeg K. Dijk de ‘psychologie en logica’ opgedragen 15). In diens eerste jaar en in de cursus 1941-1942 heeft Schilder dit vak waargenomen en ook van deze colleges bestaat geen verslag. Na de Vrijmaking behoort de filosofie als geheel tot zijn leeropdracht 16). Uit de laatste periode van zijn professoraat stamt het dictaat Philosophie – logica, door de studenten toegankelijk gemaakt met een zaakregister en inhoudsopgave. Het bevat de verslaggeving van de colleges uit de jaren 1949 en 1950, die speciaal aan de logica gewijd waren. Het is van veel belang voor de voorvragen van Schilders dogmatische methode. |157|


3.6 Preekcolleges

Een paar maal neemt Schilder preekcolleges, het praktische deel van de homiletiek waar. Dit gebeurde van de herfst 1935 tot de Paasvakantie 1936, tijdens de ziekte en na het overlijden van prof. dr. T. Hoekstra. In de bundels gestencilde preken die door de studenten werden verzorgd en uitgegeven is een klein aantal preekschetsen te vinden, die mogelijk uit deze colleges stammen 17). Ook in de cursus 1941-1942, toen Schilder zijn collega dr. K. Dijk waarnam, gaf hij de preekcolleges 18). Zo ook in de opbouwfase van de Hogeschool na de Vrijmaking, totdat C. Veenhof optrad als hoogleraar in de ambtelijke vakken.


4. Studenten en stenografen

Van haast alle vakken die professor Schilder doceerde werden complete collegereeksen door zijn studenten af- en uitgeschreven en door de verschillende ‘Schrijfkamers’ gestencild uitgegeven. In het computertijdperk kan men zich de moeite nauwelijks meer voorstellen, die de studenten zich hiertoe getroost hebben. Het was de tijd van schrijven met typemachines zonder correctielint en van vermenigvuldigen met stencilapparaten zonder sorteervakken. Wie de in de bijlage gegeven opsomming op zich laat inwerken ontdekt complete reeksen colleges in meerdere vakken, opgetekend, uitgewerkt en uitgegeven. Het was niet het enthousiasme van een moment, dat door het moeizame werk spoedig weer doofde, maar van studenten uit alle jaargangen, vanaf 1934. Pas rond 1949 komt een voortijdig einde aan dit loffelijk werk. |158|


4.1 Fa. Brever (1934-1940)

De eerste dictaten van Schilders colleges in de dogmatiek, de reeks Locus de peccato, zijn door het studentencorps Fides Quacrit Intellectum uitgegeven. In de cursus 1936-37 namen Rolf Bremmer en Koos Verlare de uitgave van de dictaten Kompendium Dogmatiek ter hand. De studenten die verantwoordelijk zijn voor de uitgave van de dictaten, noemen zich zelf slechts bij hun initialen, en zelfs dat niet altijd. R.H.B. en J.V. is hun bescheiden aanduiding, later omgezet in de ‘firma’ Brever, Bremmer en Verlare. De handelsnaam is ‘Brever’ gebleven, maar ook de naam ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ wordt veelvuldig gebruikt. Volgens dr. R.H. Bremmer dicteerde Schilder aanvankelijk veel. Hij doceerde aan de hand van kleine blaadjes. ‘Daarvan gaf hij uit zijn hoofd, min of meer als een soort redevoering, college’. Bremmer noteerde de colleges en dicteerde de stof ’s middags aan Verlare, die een schrijfmachine bezat. Het getypte resultaat werd bij de stencilinrichting Van Pijkeren vermenigvuldigd en voor de verkoop klaargemaakt. Door middel van circulaires werden de dictaten ook aan de oudstudenten te koop aangeboden, die via de giro hun bestelling konden doen.

Aan deze samenwerking kwam een einde toen Bremmer in 1939 thuis ging afstuderen. Verlare bleef, omdat zijn ouderlijk huis in Kampen stond. Deze zocht toen de assistentie van Dies van Houdt en Gerard van Rongen (J.V., D.v.H. en G.v.R.). Van Rongen kon nogal snel schrijven. ‘Dat was dan ook een vereiste. En aangezien K.S. doorgaans vrij wat tijd tussen zijn volzinnen nam was het heel goed mogelijk om het meeste van wat hij uitsprak te noteren. Hij hield ons, die met opzet op de voorste bank hadden plaatsgenomen, ook wel in de gaten — hij wist immers wie zijn ‘dictaten’ uitgaven’. ’s Morgens maakten Van Houdt en Van Rongen op college aantekeningen, ’s middags al werkten Van Houdt en Verlare die uit. Een enkele keer hebben zij een paar bladzijden aan Schilder ter verduidelijking voorgelegd. Hij gaf die bewerkt terug. Deze samenwerking duurt tot 1941.


4.2 Buiten Kampen (1942)

In de eerste oorlogsjaren konden de colleges aan de Theologische Hogeschool nog doorgang vinden. Het team onder leiding van Koos Verlare wordt in 1942 opgevolgd door Nico Bruin en Carel van Venetië (N.B. en C.v.V.). Alle uitgaven en herdrukken uit deze tijd werden in Ermelo, waar Bruin woonde, en Utrecht gereproduceerd. |159|


4.3 Na de Vrijmaking (1945-1952)

Na de oorlog neemt het driemanschap Chris Breen, Jelle Faber en Kees Trimp (C.J.B., J.F. en C.T.) de zaak over (1945). Breen en Faber zorgden vooral voor het redactionele werk, terwijl Trimp de administratie voor zijn rekening nam. Hun eerste daad was het voeren van een bestelactie onder studenten, predikanten en andere geïnteresseerden om de behoefte aan herdrukken te peilen. Zo zijn veel tweede drukken tot stand gekomen, die allemaal bij de firma Elinkwijk in Utrecht gedrukt werden. Van elke nieuw dictaat werd aan professor Schilder een presentexemplaar aangeboden. Bij die gelegenheid ontving hij de studenten hartelijk.

In de cursus 1947-48 is de Fa. Brever verkocht aan Melis Drost en Rein Houwen. De verkoop hield de overname in van de voorraad dictaten plus een klein bedrag aan ‘goodwill’. Zij werkten nog zorgvuldiger dan hun voorgangers. Zij collationeerden, samen met A. de Jager, de tekst van een drietal tijdens de colleges gemaakte aantekeningen. In concept klaargemaakt werd het resultaat aan professor Schilder ter inzage gegeven. Pas wanneer hij zijn ‘nihil obstat’ eraan verleend had, ging de tekst naar de drukker. Het resultaat werd hem in drievoud aangeboden. Drost en Houwen werkten met H. Snijder, een gehuwd medestudent die door zijn copieerinrichting in zijn onderhoud voorzag. Van de dictaten Kompendium Dogmatiek verzorgden zij een uniforme herdruk. De voorraad was uitgeput en de studenten hadden de dictaten voor de tentamenvoorbereiding nodig. Een typiste heeft deel I tot VIII toen overgetypt en zo ook het stempel ‘Copieerinrichting ‘de Valk’ in Rotterdam uit een eerdere druk. In werkelijkheid verscheen deze herdruk, zoals steeds, als een uitgave van de ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’, gedrukt bij Snijder in Kampen.

In de cursus 1949-50 is de zakelijke onderneming overgenomen door H. Snijder die van zijn copieerinrichting zijn bedrijf gemaakt had. Het werk aan de dictaten werd overgenomen door de studenten Jan Goudzwaard (J.G.), die steno kende en door Berend Schoep. De reproductie van Schilders colleges en van de dictaten loopt dan langzaam ten einde. Capita selecta III en IV verschijnen nog, een veel bredere verslaggeving van de scriptiebesprekingen dan de eerste delen. Ook verzorgt Goudzwaard een grondige herziening van het dictaat Christelijke religie over de N.G.B., omdat de eerste druk uit 1949 onnauwkeurig was gebleken. Ook het dictaat Philosophie – Logica, vervaardigd door Schoep stamt uit deze tijd. Het laatste dictaat, Kompendium Dogmatiek X is pas in 1952 verschenen. Het is grondig verzorgd door Eelke Postma (E.R.P.), die de door Schilder gegeven citaten van vindplaatsen heeft voorzien. |160| Helaas zijn de laatste drie jaren van Schilders werk op de colleges dogmatiek, ethiek en encyclopedie niet meer in dictaatvorm verslagen.


5. Waarde en werk

De waarde van deze dictaten ten opzichte van de door Schilder zelf gepubliceerde werken is secundair, wanneer strak wordt vastgehouden aan het voorbehoud dat we consequent afgedrukt vinden: ‘geheel buiten verantwoordelijkheid van Prof. Schilder’. Maar er is veel meer te zeggen. Volgens Bremmer zijn de dictaten Locus de peccato helemaal gedicteerd. Ook van het eerste dictaat Kompendium Dogmatiek wordt gemeld dat ‘de eerste achttien pagina’s zijn gedicteerd’ 19). Over het naoorlogse dictaat Christelijke religie schrijft kort na Schilders overlijden J. Kamphuis: ‘De grote waarde van dit dictaat is in de eerste plaats dat, voorzover bekend, dit het enige geschrift is, waarin Schilder zelf een kort overzicht gegeven heeft van het geheel van zijn dogmatiek’ 20). Hoezeer de betrouwbaarheid van deze verslaggeving ook afhangt van de luistervaardigheid en nauwkeurigheid van de studenten, toch zijn deze dictaten van grote waarde. De door ons geïnterviewde oudstudenten-producenten zijn unaniem in hun verklaring dat zij de essentie van de uitgesproken colleges hebben vastgelegd. Hun werkwijze legt getuigenis van die zorgvuldigheid af.

Professor Schilder schreef per vak steeds de collegestof voor de tentamens voor. Door de jaren heen staan de ‘collegedictaten’ in de Almanak, de gids voor ieder die met de Theologische Hogeschool te maken heeft, vermeld als verplichte tentamenstof. Direct ziet een dergelijke, gebruikelijke aanduiding op de door de studenten zelf tijdens de colleges gemaakte aantekeningen. De student die tentamen komt afleggen is zelf verantwoordelijk voor wat hij op college genoteerd heeft. Maar gaandeweg duidelijker wijst de term ‘dictaten’ op de gestencilde dictaten, die dan ook als voor het tentamen vereiste stof vermeld worden. Het bestaan van de dictaten heeft Schilder nooit genegeerd. Trimp meldt dan ook dat de professor er op tentamen vanuit ging dat de student alle op het betreffende vak gepubliceerde dictaten kende.

Ook al heeft Schilder de verantwoordelijkheid voor de uitgave nooit aanvaard, evenmin heeft hij de voortgaande productie ooit |161| tegengehouden. Dat had hij kunnen doen. Wanneer de dictaten niet als weergave van de colleges betrouwbaar waren, zouden die toch niet door de studenten gebruikt en herdrukt zijn. De eerste druk van de verschillende dictaten is zelden van een jaar van uitgave voorzien. Toch werden de colleges, zo spoedig mogelijk na de afsluiting van een semester of een reeks, klaargemaakt en uitgegeven, zodat die zo spoedig mogelijk als dictaat beschikbaar waren. Zelfs wanneer een dictaat zou zijn uitgegeven, nadat alle studenten van het jaar, waarin de colleges gegeven werden, het tentamen hadden afgelegd, had er door de tentaminering een zekere toetsing van de geleerde stof door Schilder zelf plaatsgevonden. Dit kan weerklank in de nog te vervaardigen dictaten gevonden hebben.

Ook de traditie van de dictaten, de herdrukken na jaren, is opvallend. Bijna steeds is het benodigde dictaat voorhanden. En zo niet, dan wordt voor een herdruk op korte termijn gezorgd. Professor Schilder heeft alleen in het vak Christelijke religie een reeks herhaald. En ook deze vierjarige cyclus vormde een geheel, immers over de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat houdt in dat de studenten van het propaedeutisch jaar geacht werden het gehele dictaat te kennen. Een soortgelijk argument gaat op voor de andere vakken uit de theologische jaren van de studie. Omdat Schilder nooit een nieuwe start maakte en hooguit samenvattend op het voorafgaande teruggreep, moesten de studenten wel zelf een inhaalmanoeuvre toepassen. Dat konden zij niet anders doen dan door de eerdere, oude dictaten over de voorafgaande stof te bestuderen.

Toen Schilder na de oorlog de publicatie van zijn Heidelbergse Catechismus hervatte, schreef hij op de eerste pagina over de breuk die de oorlogstijd en de kerkstrijd in zijn leven hebben geslagen. ‘Zeven jaren (sinds hij dit werk begon, EAdB) betekenen veel in een mensenleven. Ze betekenen bijzonder veel, wanneer het jaren zijn, die waren gereserveerd voor de ten-uitvoer-legging van een werkprogramma, dat zelf over twintig jaren zich wou uitstrekken’ 21). Als we zien hoe nauw Schilder zijn collegewerk verbond met dit grote plan, begrijpen we dat ook in de dictaten deze breuk zichtbaar wordt. Het dictaat Het verbond in de gereformeerde symbolen is hier een voorbeeld van. Enerzijds is het een prestatie die de nood van die jaren hem afdwong en dus een niet voorzien, maar mooi werkstuk. Anderzijds werd de tekst van deze incidentele collegereeks uitgegeven zoals die werd uitgesproken. Het is noodgedwongen afgerond en onaf 22). |162|

Bij de bestudering van Schilders collegedictaten blijft enige voorzichtigheid geboden. Lang niet allemaal zijn die voor de publicatie door hem ingezien. Ook de moeilijkheidsgraad van zijn colleges was zo dat niet alles direct begrepen is. Maar grote fouten zal ieder die naast Schilders gepubliceerde werk deze bron bestudeert vanzelf opsporen. De waarde van de dictaten bewijst dat er werk te doen is. Want wie die leest, komt zelf professor Schilder tegen. Zijn zeggingskracht en woordkeus klinken erin op. Door deze colleges heeft hij generaties studenten onderwezen en gevormd. Hoe zij Schilders onderwijs hebben verwerkt is al even belangrijk. Dat maakt de dictaten tot een bron, die wel enigszins verzand is door de vorm van uitgave, maar toch ontsloten kan worden. Hier treffen we de lijnen aan waarlangs Schilder zijn program ontwikkeld heeft. De dogmatiek en de confessie, de geschiedenis van theologie en filosofie, ethiek en encyclopedie waren op college voorwerp van zijn intellect, retoriek en geloof. Om dit deel van zijn erfenis te ontsluiten moge de volgende chronologie van zijn colleges en de bibliografie van de dictaten dienen.


6. Chronologie en bibliografie

Christelijke Religie

  • 1934: Kort overzicht van enkele der voornaamste hedendaagse misvattingen inzake het begrip der ‘religie’
  • 1934-35: Kritische bespreking der opvatting inzake het begrip der ‘religie’ bij evolutionisten, dial. theologie, Rudolf Otto
  • 1935-36: Slot kritiek op de besproken meningen (dial. theologie, evolutionisme, Otto). Gereformeerde grondgedachten
    • Christelijke religie. College-dictaat (propaedeuse)
      • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Bovennieuwstraat 74),Kampen [1936], 41 bl.;
      • 2e druk: Copieerinrichting ‘Excelsior’ (Torenstraat 6), Ermelo [1941], 31 bl. |163|
  • 1941-42: Bespreking der Confessio Belgica
  • 1945-47: [Behandeling van de artikelen 1-16 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis] 23)
  • 1947-48: Behandeling van de artikelen 17-28 uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis
  • 1948-49: Behandeling van de artikelen 29-36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
    • Christelijke Religie. Nederlandse Geloofsbelijdenis
      • 1e druk: deel II, [Kampen 1948], 59 bl.;
      • 2e, herz. druk: deel II, 1949, 59 bl.; deel III [Kampen] 1949, 26 bl. De aanduiding van deel II en III legt de relatie met het eerste dictaat Christelijke religie. College-dictaat (propaedeuse) uit 1936. In 1950 wordt de koppeling in de uitgave losgelaten. Deze door J. Goudwaard grondig bewerkte heruitgave is:
      • 2e, herziene druk, deel I, Firma Brever, Kampen 1950, 107 bl. en deel II, Firma Brever, Kampen 1950, 155 bl.;
      • 3e-6e druk in een deel: Copieerinrichting v. d. Berg, Kampen zj., 120 p.
  • 1949-50: Behandeling van de artikelen 1-14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
  • 1950-51: Behandeling van de artikelen 15-24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
  • 1951-52: Behandeling van de artikelen 25-28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis

Dogmatiek

  • 1934: Inleiding over de afsnijding van de onmogelijkheid van het feit van de zondeval door een onjuist begrip der ‘geschiedenis’ |164|
    • Dictaat Dogmatiek (Locus de Peccato), deel I (Februari tot Juni 1934)
      • 1e druk: uitgegeven door het Studentencorps ‘Fides Quaerit Intellectum’, [Kampen 1934], 26 bl.;
      • 2e herdruk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Marktgang 6), [Kampen 1938], 29 bl.;
      • er bestaat nog een andere uitgave, als 2e druk aangegeven, z.j. en z.p., 23 p.
  • 1934-35: Afsnijding van de mogelijkheid van het begrip zondeval door de leer der coincidentia oppositorum, door de vermenging van Westerse en Oosterse theologie (mystiek) en van theologie en filosofie. Na de Paasvakantie: Over de 12 artikelen (tevens bespreking van de Utrechtse colleges van prof.dr. K. Barth)
  • 1935-36: Besluiting van de behandeling der XII artikelen, en speciaal van Barth’s ‘Credo’.
    • Het ‘Credo’. Verslag van college-voordrachten over het Apostolisch symbool, gehouden door Prof. dr. K. Schilder (mei-december 1935)
      • 1e druk: uitgave van het Studentencorps aan de Theologische Hogeschool te Kampen Fides Quaerit Intellectum [1936], 73 p.;
      • 2e druk: Dictaat ‘Credo’. Behandeling der 12 artikelen in verband met ‘Credo’ van Karl Barth [Kampen] 1946, 73 p.;
      • 3e-5e druk, 73 p., z.j. gelijk aan de 1-2e.
  • 1935-36: Beëindiging van § 1 (inzake afsnijding van de mogelijkheid van de zondeval, door vals geschiedenis-begrip, coincidentia oppositorum, contact Oosten en Westen, filosofische invloeden op theologisch terrein), en aanvang van § 2 (kritiek)
  • 1936-37: Slot van de kritiek op de afsnijding van de mogelijkheid van de zondeval door een vals geschiedenis-begrip.
    • Dictaat (Dogmatiek.) Locus de Peccato, deel II (cursus 1935-1936: Jan.-Apr., 1936-1937: Sept.-Dec.)
      • 1e druk: uitgave van het Studentencorps ‘Fides Quaerit Intellectum’, De Nieuwe Schrijfkamer (Oudestraat), [Kampen 1938], 66 bl.;
      • 2e druk: zj. en z.p., 66 bl.
      • Ook hiervan bestaat nog een andere, als 2e druk aangeduide, uitgave, zj. en z.p., 49 p. |165|
  • 1936-37: Naam en begrip der dogmatiek. Encyclopaedische plaats der dogmatiek (begin)
  • 1937-38: bespreking van A.Kuyper, Het Calvinisme (ter gelegenheid van de Kuyper-herdenking). Encyclopedische plaats der dogmatiek (vervolg), methode, indeling van de dogmatiek
    • Kompendium – Dogmatiek, deel I (jan. 1937 – febr. 1938)
      • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Marktgang 6), Kampen [1938], p. 1-43, door R.H. Bremmer en J. Verlare;
      • 2e-3e druk: id. (Bovennieuwstraat 74).
      • Van de Kompendium Dogmatiek dictaten verscheen eind 1947 een uniforme, grijze uitgave met het merk: Copieerinrichting ‘de Valk’ (Dordtschelaan 129b), Rotterdam-Zuid. Deel I als: 3e druk, [1947], 41 p. In werkelijkheid was ook dit een productie van de ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ door M.K. Drost en R. Houwen.
    • Kompendium – Dogmatiek, deel II (febr. – juni 1938)
      • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Martkgang 6), Kampen [1938] p.44-89, door R.H. Bremmer en J. Verlare;
      • 2e-3e druk: id. (Bovennieuwstr. 74).
      • Grijze editie: 2e druk, [1947], 46 p.
  • 1937-38: Kritiek op theorieën die de mogelijkheid van de historische zondeval beschreven met beroep op de coincidentia oppositorum
  • 1938-39: Inleiding op Locus de Deo
    • Kompendium – Dogmatiek, deel III (sept. – dec. 1938)
      • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Bovennieuwstraat 74), Kampen [1939], p. 90-119
      • = 2e druk.
      • Grijze editie: 3e druk, [1947], 31 p.
  • 1938-39: capita selecta (april – juni) 24) |166|
    • Collegeverslagen der door Prof. Dr. K. Schilder in Amerika gehouden lezingen (april – juni 1939) 25)
      • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Marktgang 6), Kampen [1939], 39 bl.;
      • 2e druk: Copieerinrichting ‘Elinkwijk’, Utrecht [1942], 39 bl.;
      • 3e druk: z.j.,z.p., 37 bl.
  • 1938-39: kritiek op de groep van theorieën, die de historische zondeval loochenen
    • Dictaat Dogmatiek (Locus de Peccato), deel III (December ’36 – December ’38)
      • 1e-2e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Martkgang 6), Kampen zj., 29 bl.;
      • 2e druk: id., 36 bl.;
      • andere 2e druk: z.j., z.p., 29 p.
  • 1939-40: Cognitio Dei, onbegrijpelijkheid, onbewijsbaarheid Gods, namen Gods (aanvangskwesties); capita selecta (ad interim)
    • Kompendium – Dogmatiek, deel IV (sept. 1939 – maart 1940)
      • 1e druk: [1940], p. 120-159.
      • In een deel met deel V als 2e druk door: J. Verlare en D. van Houdt, [1941] p. 120-203.
      • Grijze editie: 2e druk, [1947], 40 p.
    • Kompendium – Dogmatiek, deel V (maart – juni 1940)
      • 1e druk: [1940] p.159a-203.
      • Samen met deel IV als 2e druk: door J. Verlare en D. van Houdt, [1941], p. 120-203.
      • Grijze editie: 2e druk, [1947], 46 p.
  • 1940-41: Locus de Deo: autarkeia aseitas, aeternitas, infinitas, immutabilitas
    • Kompendium – Dogmatiek, deel VI (cursus 1940-1941, 1e helft) |167|
      • 1e druk: Kampen (juli) 1941, door J. Verlare, D. van Houdt en G. van Rongen, p. 204-253.
      • Grijze editie: 2e druk, [1947], 50 p.
    • Kompendium – Dogmatiek, deel VII (cursus 1940-1941, 2e helft)
      • 1e druk: Kampen (juli) 1941, door J. Verlare, D. van Houdt en G. van Rongen, p. 254-309.
      • Grijze editie: 2e druk, [1947], 56 p.
  • 1941-42: Personalitas, spiritualitas van God
    • Kompendium – Dogmatiek, deel VIII (cursus 1941-1942)
      • 1e druk: [Kampen 1942], door N. Bruin en C. van Venetië, p. 310-385;
      • Grijze editie: 2e druk, [1947], 76 p. (laatste deel van de grijze editie).
  • 1941-42: Kritische bespreking van de ‘Heraut-artikelen’ inzake ‘de Kerk’, jaargang 1941-1942; behandeling van de traditionele distincties inzake ‘de kerk’ 26)
    • De kerk (intermezzo-colleges van januari – juni 1942)
      • 1e druk: Utrecht 1942, 126 p., door N. Bruin en C. van Venetië;
      • 2e druk: Copieerinrichting Excelsior (Torenstraat 6), Ermelo, [1942];
      • 3e verbeterde en herziene druk. Kampen 1962 (Copieerinrichting van den Berg), 147 p.;
      • volgende drukken gelijk aan de derde.
  • 1945-46: bespreking van het historisch deel van het praeadvies; officieel stuk van de Synode van Utrecht 1944
    • Dogmahistorie Praeadvies (intermezzo-college van 2 oktober 1945 – 12 maart 1946)
      • 1e druk: z.p. [1946] 182 p., door C. J. Breen, J. Faber en C. Trimp. |168|
  • 1945-46: Locus de Deo: identitas Dei
  • 1946-47: Locus de Deo: identitas, aeternitas, beatitudo, immensitas, omnipraesentia en libertas Dei. Bespreking van scripties.
    • Kompendium – Dogmatiek, deel IX (14 maart 1946 – 22 april 1947)
      • 1e druk: z.p. [1947] 58 bl., door C.J. Breen, J. Faber en C. Trimp.
  • 1947-48: Locus de Deo: libertas Dei. Bespreking van scripties
  • 1948-49: Locus de Deo: libertas Dei (vervolg), omnipotentia Dei, omniscientia Dei. Bespreking der scripties 27)
    • Kompendium – Dogmatiek, deel X
      • 1e druk: fa.Brever Kampen 1952, 154 p., door E.R. Postma. Dit laatste deel van de dictaten is door de bewerker voorzien van 15 pagina’s notenmateriaal en bevat, net als deel IX, een register. Alle delen bevatten een inhoudsopgave.
      • Bij Copieerinrichting van den Berg verscheen van de dictaten Kompendium Dogmatiek een herdruk, globaal als 3e druk aangeduid, in drie delen: deel I, 187 p.; II, 174 p.; III, 226 p.
    • Capita selecta, deel I-II 28)
      • 1e druk: deel I, firma Brever [M.K. Drost en R. Houwen], Kampen 1949, p. 1-49; deel II, firma Brever [M.K. Drost en R. Houwen], Kampen 1949, p. 50-88.
  • 1949-50: Locus de Deci: sapientia Dei; verhouding sapientia tegenover scientia Dei; Sophia geen hypostase (ivm Spr. 8). Bespreking der scripties 29) |169|
    • Capita selecta, deel III-IV 30)
      • 1e druk: deel III [door J. Goudzwaard], firma Brever, Kampen 1951, 80 p.; deel IV, firma Brever [door J. Goudzwaard], Kampen 1952, 100 p.
  • 1950-51: intermezzo-colleges over de term ‘Gods rechter- en Gods linkerhand’
    • Publicatie in: Heidelbergse Catechismus III, 317-382.
  • 1950-51: Locus de Deo: veracitas Dei. Bespreking der scripties 31)
  • 1951-52: enkel opmerkingen nav de rectorale oratie over de ‘praesentia Dei’. Bespreking der scriptie: ‘in Christus geheiligd’. Locus de Deo: iustitia Dei, sanctitas Dei (gedeeltelijk).

Ethiek

  • 1934: Eenheid, plaats en inhoud (aanvang van dit hoofdstuk) van het 10e gebod
  • 1934-35: Voortzetting van de bespreking van het 10e gebod. Historische ontwikkeling van het concupiscentiebegrip
  • 1935-36: Beëëindiging bespreking 10e gebod; aanvang bespreking van ‘Gebot und Ordnungen’ (E. Brunner)
  • 1936-37: Voortzetting behandeling van Brunner’s ‘Gebot und Ordnungen’
    • Dictaat Ethiek, deel I (jan. 1934 – juni 1937) |170|
      • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Marktgang 6), Kampen [1937], 49 bl.;
      • 2e druk: id, (Bovennieuwstraat 74), Kampen zj., 52 bl.,
      • andere 2e druk: zj., 60 bl.
  • 1937-38: Naam en begrip, taak en methode der ethiek
  • 1938-39: Methode (vervolg), geschiedenis, begrip ‘obligatie’
    • Kompendium der Ethiek, deel I
      • 1e druk: [19391 p. 1-34;
      • 2e druk: ‘Eerste Kamer Schrijfkamer’ (Bovennieuwstraat 74), Kampen zj., p. 1-34;
      • 3e druk [Kampen 1947], p. 1-30.
  • 1939-40: Problemen van het begrip ‘obligatie’
    • Kompendium der Ethiek, deel II
      • 1e druk: z.p. [1940] p. 35-50, door J. Verlare en D. van Houdt;
      • 2e druk: id.;
      • 3e druk: [Kampen 1947], p. 31-46.
  • 1940-41: Begrip ‘obligatie’
    • Kompendium der Ethiek, deel III (cursus 1940-1941)
      • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Bovennieuwstraat 74), Kampen [1941]], p. 51-72, door J. Verlare en D. van Houdt;
      • 2e druk: [Kampen 1947], p. 47-68.
  • 1941-42: ‘obligatie’ in de waardefilosofie en in de dialectische theologie
    • Kompendium der Ethiek, deel IV
      • 1e druk: Copieerinrichting ‘Elinkwijk’, Utrecht [1942], p. 73-91, door N. Bruin en C. van Venetië;
      • 2e druk: [Kampen 1947], p. 69-88.
  • 1945-46: Behandeling der grondopvattingen van dialectische theologen inzake het begrip: obligatie (inclusief het motief van de theocratie en het zg. spelmoment)
  • 1946-47: verdere bespreking van het begrip ‘obligatie’: de mens als ‘beeld Gods’ en als ‘liturg’ |171|
    • Kompendium der Ethiek, deel V
      • 1e druk: p. 89-157 [Kampen 1947, door M.K. Drost en R. Houwen]. Deze druk sluit qua paginering aan bij de tweede/derde druk van de voorafgaande delen.
  • 1947-48: Verdere behandeling van de vraag hoe en waarom de mens in zijn wil geobligeerd is aan de wil Gods; een onderzoek werd ingesteld naar de kenbron van die obligatie, met kritische bespreking van diverse theorieën over het z.g. natuurrecht
  • 1948-49: Bespreking van de vraag: kan de persoon of de persoonlijkheid kenbron zijn van onze obligatie aan Gods wil? (vervolg) Kohnstamm, Max Pulver, existentialisme (Kierkegaard, Heidegger Sartre)
    • Kompendium der Ethiek, deel VI
      • 1e druk: fa. Brever, Kampen 1951, p. 3-66 [door M.K. Drost en R. Houwen].
      • De Dictaten Kompendium der Ethiek I-VI zijn samengevat door G.J. Bruijn, (uitgave Copiëerinrichting v.d. Berg) Kampen 1980.
  • 1949-50: Decaloog-inleiding. Indeling van de 10 woorden bij Luthersen en Roomsen. Eerste gebod: voor Mijn aangezicht (beyond My face); Urzinus’ schema van de cultus Dei in de decaloog. Samenhang en onderscheid van eerste en tweede gebod. Afgod een realiteit? (1 Cor. 8 : 4). Eigenwillige godsdienst (1 Cor. 10 : 19v). Superstitie. Magie
  • 1950-51: Verdere behandeling der decaloog. Eerste gebod: parapsychologie, een ‘focus imaginarius’ contra het verbum Dei. Tweede gebod: over de modus quo der cultus. Ook hier revelatie contra evolutie. Bespreking van enkele termen: pèsel, ephod, terafim, act. Inhoud en karakter der sancties.
  • 1951-52: Derde gebod. Bespreking van de termen, oa ‘sjem’ en ‘sjaw’, en bespreking van de eed in de geschiedenis 32) |172|
  • Encyclopedie

    • 1934: De opvatting van Dr. A. Kuyper inzake ’t object der theologie
    • 1934-35: Voortzetting van de bespreking der opvatting van Geref. theologen inzake ’t object der theologie
    • 1935-36: Beëindiging overzicht opinie hedendaagse gereformeerden inzake object der theologie. Aanvang overzicht der daarop uitgebrachte kritiek
    • 1936-37: Verdere bijzonderheden uit de kritiek op de gereformeerde bepalingen van het object der theologie uit een oogpunt van haar karakter als wetenschap
    • 1937-38: voortzetting van de bespreking van kritiek, uitgebracht op de vooronderstellingen van de gangbare theorieën inzake het object van de theologie: historische achtergronden van deze theorieën
      • Encyclopaedie, deel I (jan. 1934 – dec. 1937)
        • 1e druk: ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’ (Marktgang 6), Kampen [1938];
        • 2e druk: id. (Bovennieuwstraat 74), Kampen zj., 63 p.
        • Een andere heruitgave, die ook 2e druk heet, heeft 61 bl.
    • 1938-39: bespreking van theorieën inzake het object der theologie
    • 1939-40: Anomaliën in de vroegere theologie betreffende het archetype-ectype-schema
    • 1940-41: Slot van eigen kritiek op archetype-ectype-schema bij Kuyper. Aanvang met de behandeling der vraag of God als object mag/kan gesteld worden
      • Encyclopaedie, deel II (jan. 1938 – 17 febr. 1941)
        • 1e druk: Kampen 1941, 34 bl.;
        • 2e druk: Copieerinrichting ‘Elinkwijk’, Utrecht [1942], 28 p.;
        • 3e druk: id.
      • Encyclopaedie, deel III |173|
        • 1e druk: Copieerinrichting ‘Elinkwijk’, Utrecht [1942], p. 1-28;
        • 2e druk: id., z.j. 33)
    • 1945-46: Recapitulatie van de in vroeger jaren behandelde stof en bespreking ener correspondentie Bavinck-Ten Hoor inzake de plaats der theologie in het geheel der wetenschappen
    • 1946-47: Recapitulatie van de in vroeger jaren behandelde stof en behandeling der opvattingen in de wijsbegeerte der wetsidee inzake de plaats der theologie in het geheel der wetenschappen
    • 1947-48: Recapitulatie van in vorige jaren behandelde stof. Bespreking van de vraag in hoeverre God object der theologie kan zijn, waarbij ingegaan werd op de mening van Bomhamm, Clark e.a., te dien aanzien.
      • Encyclopaedie, deel IV (cursus 1946-1947 en 1947-1948)
        • 1e druk: [Kampen 1948], 34 bl. [door M.K. Drost en R. Houwen] 34)
    • 1948-49: object der theologie 35)
    • 1949-50: bespreking van Dr. K.J. Popma’s opvatting over het object der theologie, als theorie van het geloofsleven 36). Subalternering van alle wetenschappen. Theologie is custos prima inter pares. De Roomse Kerk custos et magistra, ivm haar leer van de motiva credibilitas.
      • Encyclopaedie, deel V |174|
        • 1e druk: fa. Brever [door J. Goudzwaard], Kampen 1950, 51 p.
    • 1950-51: (ontbreekt in het overzicht)
    • 1951-52: Bespreking van de term encyclopaedie; bespreking van de vraag wat het object der theologie is, de mening van Kuyper, ‘cognitio Dei ectypa revelata’, de mening van de Wijsbegeerte der Wetsidee: de pistische wetskring. In dit verband excurs over de W.d.W.

    Filosofie

    • 1934-35: Materialisme (c.a.), idealisme der vrijheid, metafysisch universalisme, waardefilosofie
    • 1935-36: Inleiding op de transcendentaal-filosofie van Kant
    • 1936-37: Voornaamste problemen der logica, der methodologie, met verwijzing naar kentheorie en taalfilosofie 37)
    • 1937-38: Inleiding op de voornaamste typen van wijsgerig denken 38)
    • 1939-40: Hoofdproblemen van Kant, Fichte, Schelling, Schleiermacher, Hegel; verband tussen vrijheids-filosofie en romantiek. Lectuur van filosofie
    • 1940-41: Behandeling van materialisme, vrijheids-filosofie, metafysisch universalisme en mystiek
    • 1941-42: hoofdtrekken der nieuwere filosofie; hoofdtrekken der logica (en der methodologie) 39) |175|
    • 1945-46: overzicht der voornaamste typen van filosofie, speciaal in haar nieuwere geschiedenis, met breed overzicht van Kant
    • 1946-47: overzicht der voornaamste typen der filosofie, speciaal in haar nieuwere geschiedenis met breed overzicht van Kant en Fichte en Spinoza
    • 1947-48: Overzicht der voornaamste typen der filosofie, speciaal in haar nieuwere geschiedenis, met breed overzicht van Spinoza, Leibniz en Hegel. Een aanvang werd gemaakt met de behandeling van het mysticisme
    • 1948-49: Geschiedenis der filosofie: de mystiek (vervolg): Oosterse mystiek. Logica: plaats en grenzen der logica. Verband tussen logica en ontologie
    • 1949-50: Logica: ‘Geltung’, ‘begrip’, ‘genus en species’ (Gattung und Art). Begripsvorming in natuur- en geschiedeniswetenschap. Axiologie. Deductie en inductie. Argumentatio
      • Philosophie – Logica
        • 1e druk: fa. Brever [door B.J.F. Schoep], Kampen 1951 40)
    • 1950-51: Geschiedenis der filosofie: Immanuel Kant, phil. legitimatie, Antinomieën. Is Metaphysik überhaupt möglich? Notwendig-allgemein-gültig. Tranzendental-philosophie, Copernicaanse wending. Ontwikkeling van Kants denken. Oordelen. Synthetisch apriori. Ruimte en tijd. Categorieën
    • 1951-52: Immanuel Kant, oriënteringscolleges van het in het cursusjaar 1950-1951 behandelde, ten gerieve van de propaedeutici

    Symboliek

    • 1934-35: Inleidingskwesties. Symboliek en ‘Konfessionskunde’. Taak en begrip der symboliek |176|
    • 1935-36: Voortzetting aanvullende bespreking prolegomena 41)
    • 1941-42: Het verbond in de symbolen
      • Het verbond in de Gereformeerde symbolen. Collegeverslagen symboliek
        • 1e druk: Copieerinrichting ‘Elinkwijk’, Utrecht 1942, 56 p., door N. Bruin en C. van Venetië;
        • 2e druk: z.p. 1944, 56 bl.;
        • 3e druk: [1950] 54 p.;
        • 4e-5e druk: 72 p., Kampen 1974, 1977 (Copieerinrichting van den Berg)
    • 1945-46: prolegomena 42)

    Drs. E.A. de Boer, Amsterdam




    1. Van de nog in leven zijnde studenten van eertijds hebben de predikanten C.J. Breen, dr. R.H. Bremmer, J. Goudzwaard, R. Houwen, E.R. Postma, drs. G. van Rongen, B.J.F. Schoep en prof. dr. C. Trimp mij op mijn vragen met hun herinneringen gediend. Zij waren allen in de verschillende perioden van Schilders bijna twintig jarig professoraat actief in de reproductie van zijn colleges en productie van de dictaten.

    2. Vgl. over de prolegomena zijn inaugurele oratie in: Prof. Dr. K. Schilder, Eerste rede, eerste optreden, Franeker 1989.

    3. Zo R.H. Bremmer, die in 1935 met het propaedeutisch jaar begon in: Gedenkt uw voorgangeren, Goes 1952, 48v., een artikel dat oorspronkelijk ter nagedachtenis voor De Reformatie was geschreven.

    4. De colleges over de sanctitas Dei (de heiligheid als eigenschap van God), voorafgegaan door de behandeling van de sapientia (wijsheid) en de iustitia (rechtvaardigheid) zijn de laatste die Schilder gehouden heeft. Deze colleges uit de jaren 1949 tot 1952 zijn niet in dictaatvorm uitgegeven. Schilders eigen collegeaantekeningen over de sanctitas Dei bevinden zich, naast andere, moeilijk leesbare archivalia betreffende diens collegevoorbereiding, in het archief dat door dr. W.G. de Vries te Zwolle beheerd wordt.

    5. Vgl. Eerste rede, eerste optreden, 16v.

    6. College van K.S., artikel overgenomen uit het studentenblad Cornu in: Gedenkt uw voorgangeren, 89.

    7. Postma schreef ook, worstelend met het onoverzichtelijke van zijn nalatenschap, in het studentenblad Cornu: ‘En zo vinden we — we kunnen bij lange na niet alles noemen — ‘Ansätze’ voor een locus de foedere operum, de foedere gratiae en de salute, daar waar hij bijv. het probleem van de ‘algemene genade’ bespreekt, voor een locus de Christo passim, voor een locus de homine in dictaat Ethiek VI (beelddrager Gods), voor een locus de peccato in zijn eerste drie dictaten, voor een locus de consummatione saeculi in Capita Selecta, ect. ect.’, in: a.w., 89.

    8. Men zie zijn opstel Over theorie en praktijk in de predikantsopleiding, in: Jaarboek voor het Protestantsch Theologisch Onderwijs (Groningen — Den Haag 1927), 36.

    9. Dit ontlokte de studenten een geestig varium, waarin onder het kopje ‘Dogmatische Scripties voor K.S.’ een citaat uit diens eigen brochure van voor zijn professoraat Afbouw (Kampen 1930, 34) gegeven wordt: ‘In de z.g. Scriptie’s — die antiquiteit bestaat nog — heeft menig hoogleraar een bepaald puntje, waar hij toevallig mee ‘zat’ en voor welks nauwkeurige bestudering hij geen tijd had, aan een candidaat te bewerken gegeven, die dan natuurlijk met een paar helpers, in één week zowat alle bronnen aanboort, die hij vinden kan’ (Almanak Fides Quaerit Intellectum 1947, 215).

    10. Kompendium Dogmatiek, I (3e druk), 106, Kampen z.j.

    11. Het verbond in de Gereformeerde symbolen. Collegeverslagen symboliek.

    12. Gepubliceerd in: Heidelbergse Catechismus III, 317-382.

    13. Prof. dr. K. Schilder, Dictaten Kompendium der ethiek I- VI, samengevat door G.J. Bruijn, Kampen 1980 (Copieerinrichting van den Berg).

    14. Vgl. hierover Schilders brieven van 19 en 22 maart 1943 in: K. Schilder als gevangene en onderduiker, 101, 103. Klaas Dijk werd op 2 september 1936 benoemd in de vacature, die ontstaan was door het overlijden van prof. dr. T. Hoekstra.

    15. Er bestaat een Resumé van het dictaat Logica, zonder naam van de professor of jaar van uitgave, dat een weergave van deze colleges van K. Dijk geeft (28 pp.).

    16. In het cursusjaar 1950-51 gaf Schilder college over m.n. de filosofie van Immanuël Kant. De collegeaantekeningen werden wel zoals gewoonlijk uitgewerkt, maar tot een uitgave in de vorm van een dictaat kwam het niet. De aantekeningen werden gemaakt door B.J.F. Schoep te Gouda en zijn nog in diens bezit.

    17. We vonden de volgende bundels: Prekenbundel I (‘tien enigszins verkorte verslagen’ van preken uit de tijd tussen 18 augustus 1935 en 14 april 1940), ed. ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’, Kampen [1940] (Bovennieuwstraat 74) door J. Verlare, D. van Houdt en G. van Rongen), 72 p.; Prekenbundel II (10 preken van 8 september 1935 tot 25 juni 1939), ed. ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’, Kampen [1941] (Bovennieuwstraat 74) door J.V., D.v.H., en G.v.R., 71 p.; Prekenbundel III, ed. Copieerinrichting ‘Elinkwijk’, Utrecht [1942] door N. Bruin en C. van Venetië, 79 bl. (deze bundel bevat 10 preekverslagen en 4 schetsen, die ‘reeds eerder in losse exemplaren uitgegeven waren ten behoeve van de studenten op de door Prof. Schilder gegeven preekcolleges’); 11 Preken door Prof. Dr. K. Schilder, ed. ‘Eerste Kamper Schrijfkamer’, Kampen (Marktgang 6), 31 blz. (preken en schetsen uit de periode van 6 oktober 1935 tot 21 november 1937); Verslagen van Kerstpreken gehouden te Utrecht gedurende de Kerstdagen van 1937 en 1938, z.p. 1939, 31 bl. (zes preken).

    18. De Almanak FQI van 1943 meldt: ‘Behandeling van preekvoorstellen, ingediend door alle studenten van het derde en vierde jaar’ (jrg. 51, Kampen 1943, 9).

    19. E.R. Postma, in: Gedenkt uw voorgangeren, 87.

    20. In: Critische sympathie. Over de dogmatische arbeid van Dr. K. Schilder, in: Almanak Fides Quadrat Intellectum 1953, 83 n. 22. In een tussenzin maakt Kamphuis het bekende voorbehoud: ‘de verslagen van de colleges van prof. Schilder zijn alle geheel buiten zijn verantwoordelijkheid opgesteld’.

    21. Heidelbergsche Catechismus I, Goes 1947 in het Woord vooraf.

    22. Prof. J. Kamphuis wees mij erop dat Schilder aan het begin van het dictaat |162| een bespreking van de Westminster Confessie van 1647 aankondigt als de ‘meest invloedrijke, ook inzake het Verbond’, terwijl we daar niets over vinden in de weergegeven colleges. De conclusie ligt voor de hand dat hij daar in het ene cursusjaar 1941-42 niet meer aan toegekomen is.

    23. We hebben van de overzichten van de behandelde collegestof gebruik gemaakt, zoals die jaarlijks in de Almanak verschenen. Op deze wijze kan de chronologie van Schilders collegewerk door de jaren heen gevolgd worden. In de Almanak van deze jaren 1945-47 ontbreekt de rubriek Christelijke religie.

    24. In de eerste helft van het voorjaarssemester van 1939 was prof. Schilder afwezig wegens een reis naar Noord-Amerika.

    25. In de inleiding wordt deze collegereeks als volgt verklaard: ‘Prof. Schilder stelt er prijs op vooraf te doen meedelen, dat onderstaande verslagen van zijn lezingen, die hij in Amerika gehouden heeft, volstrekt buiten zijn verantwoording vallen. Bovendien, dat deze lezingen gedurende enige tijd in plaats van de gewone collegestof op de colleges dogmatiek en ethiek zijn gehouden, uitsluitend op verzoek der studenten’.

    26. Vanaf 6 oktober 1942 was Schilder verhinderd college te geven. Prof. S. Greijdanus nam de colleges dogmatiek waar. Ook hiervan bestaat een dictaat: Capita selecta dogmatica aan de hand van de Johanneïsche geschriften, (dogmatische en exegetische verhandeling in verband met de proloog van Johannes’ evangelieverhaal) door Prof. Dr S. Greijdanus (door: N. Bruin en C. van Venetië), z.j., 50 p.

    27. Titels: Zijn er sacramenten in het werkverbond? Het begrip ‘depositum fidei’. Adoratio Christi. Mediatrix. Mactatio mystica. Het begrip ‘corpus Christi’ in de ecciesiologie. Samuel Huber.

    28. Deze eerste delen, door M.K. Drost en R. Houwen uitgegeven, bevatten de bespreking van de scripties uit de jaren 1946 tot 1949. Van zo’n scriptiebespreking tijdens de colleges heeft steeds degene, wiens werkstuk Schilders commentaar betrof, het verslag gemaakt.

    29. Titels: Analogia entis. Type en anti-type in de openbaringshistorie. Verandering in een punt des tijds, eschatologisch begrip. De rationes van Christus’ lijden voor de rechter. Achtergrond van de uitdrukking ‘nut van de dood van Christus’. Samenhang van de themata van het derde deel van het Apostolicum. Kritiek op het voorkeursbegrip ‘Christus de Heer’. Bijbels begrip der Anastasis.

    30. Deze twee laatste delen, in klein formaat uitgegeven, bevatten brede verslagen uit de cursus 1949-1950.

    31. Titels: Fides informis. Fides implicita. In- en uitwendige mens. Het chiliasme.

    32. Van deze behandeling van de Decaloog in opzet (1e tot 3e gebod) is geen dictaat vervaardigd.

    33. Op p. 17-28 staat het verslag van een intermezzo-college ‘over enkele meningen van wijlen Prof. Dr. H. Bavinck aangaande Dr. Kuypers Encyclopaedie’, van 30 september tot 21 oktober 1941 gehouden.

    34. Op p. 29-34 staat een verslag van het referaat Eschatologische prediking, dat Schilder op 29 oktober 1948 hield voor de predikantenconferentie.

    35. Bespreking van de moeilijkheden, die in de orthodox presbyteriaanse kerk van N.-Amerika gerezen zijn t.a.v. Dr. G.H. Clark, rakende Gods incomprehensibilitas en derhalve ook de relatie tussen de kennis van God en de kennis van de mens. Het thema van het zg. aanbod van genade (Clark: offer of the Gospel).

    36. (waarbij de vraag: is de theologie als geloofstheorie een praescriptieve dan wel een descriptieve wetenschap) tegenover de mening van Dr. H. Bavinck in ‘De wetenschap der Heilige Godgeleerdheid’, Kampen 1883.

    37. Met de vermelding: ‘waarbij één uur ter vervanging van Prof. Dr. K. Dijk’. Volgens de series lectionum hield Schilder in 1937 op zaterdagmorgen van 9 tot 10 en van 11 tot 12 uur een college filosofie, en er tussenin een uur encyclopaedie, Almanak FQI (1938), 13.

    38. Schilder noemt het ‘geschiedenis der wijsbegeerte’, K. Dijk neemt met ingang van de cursus 1938-39 het vak logica weer op zich.

    39. Opnieuw in plaats van prof. Dijk. Ook nam Schilder het vak homiletiek (behandeling van preekvoorstellen), de symboliek en het propaedeusevak Christelijke religie voor hem waar.

    40. Dit dictaat bevat de stof van de logica-colleges uit de cursus 1949-50 en 1950-51.

    41. Prof. dr. K. Dijk neemt op eigen verzoek de colleges symboliek over.

    42. In de cursus 1946-47 neemt prof. P. Deddens, die op 28 januari 1946 is opgetreden, de symboliek over.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000