Cornelis Veenhof (1902-1983)

Prediking en uitverkiezing

Kort overzicht van de strijd, gevoerd in de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk tussen 1850 en 1870, over de plaats van de leer der uitverkiezing in de prediking

J.H. Kok N.V. Kampen 1959

a



Geschiedenis is zulk eene heerlijke zaak. Zij is niet alleen de wortel van het heden, maar ook rijk aan lessen voor de toekomst. Zij plaatst de dingen menigmaal in een gansch ander licht, dan waarin wij ze ons voorstelden, en bewaart ons voor overdrijving en eenzijdigheid. Zij leert ons tusschen het wezenlijke en het bijkomstige onderscheid maken en is daarom uitnemend geschikt, om geschillen te beslechten, broeders die uiteengaan samen te brengen en onderlinge waardeering en liefde te bevorderen.

Dr. H. Bavinck.




Inleiding

Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat de geschiedenis van de Afgescheiden Kerken, speciaal die van 1850-1890, nog zo weinig onderzocht en daarom zo slecht bekend is. Over de Afscheiding zèlf bestaat een reeds zeer omvangrijke litteratuur. Ook omtrent de troebelen, welke de kerken der Afscheiding vóór 1854 teisterden, zijn we behoorlijk geïnformeerd. Maar het eigenlijke leven dier kerken, en dan speciaal uit de tijd toen deze kerken de „crisis der jeugd” te boven kwamen en tot grote bloei geraakten, is nog grotendeels in nevelen gehuld.

De strijd voor Kerkherstel, welke gedurende de genoemde periode in de Ned. Herv. Kerk werd gevoerd, is bijna van phase tot phase onderzocht en beschreven. Maar de toen reeds ge-re-formeerde kerken wachten nog steeds op de man, die haar historie in beeld brengen zal. Prof. Bouwman publiceerde ongetwijfeld reeds een aantal belangrijke artikelen over deze tijd. Maar hij concentreerde zich daarin hoofdzakelijk op wat de generale synoden uit die jaren hebben tot stand gebracht. En Prof. Den Hartogh gaf eveneens een paar zeer waardevolle studiën. Maar hij kwam daarin niet verder dan tot het jaar 1857. De rest van het aangeduide terrein ligt nog nagenoeg geheel braak.

Nu behoeft men zich over deze stand van zaken zeker niet te verwonderen. Want om deze geschiedenis naar behoren te kunnen beschrijven, moet men zich een enorm veel tijd, moeite en geduld vergende bronnenstudie getroosten. Men denke zich maar eens in wat het zeggen wil de archieven van kerken, classicale en synodale vergaderingen te moeten napluizen. Bovendien moet men zich ook nog door een oerwoud van tientallen jaargangen, meestal zeer onoverzichtelijk geschreven, week- en maandbladen heen worstelen. Om nu maar niet eens te spreken van de |6| zeer vele, vaak zeer moeilijk bereikbare, brochures en andere geschriften.

Hoe begrijpelijk nu ook de aarzeling om deze reuzenarbeid aan te vatten moge zijn, het is toch zeer te betreuren, dat deze geschiedenis nog niet werd onderzocht en beschreven. Deze historie is er immers één, die het leven der kerken beslissend heeft beheerst. Voorts betreft zij een periode, waarin de Afgescheidenen zich herstelden van de zonden en dwaasheden der eerste jaren en op allerlei terrein — school, evangelisatie, zending, theologie — tot grote activiteit kwamen. Bovendien beleefden die kerken in dat tijdsbestek een groei, waarover mannen als Reitsma en Lindeboom zich verbaasden. Daarbij komt dat de verschillen tussen de groepen, welke men gezamenlijk wel als de „gereformeerde gezindte” aanduidt, pas goed kunnen worden verstaan en gepeild, als men het kerkelijk en geestelijk leven van de Afgescheiden Kerken uit die tijd kent. En om niet meer te noemen: er heeft zich gedurende die jaren in de Afgescheiden Kerken een evolutie voltrokken ten aanzien van leer en prediking, welke van grote betekenis is geworden voor de latere tijd en daarom onze volle aandacht verdient.

Het ligt uiteraard niet in mijn bedoeling deze historie of zelfs maar een gedeelte daarvan te beschrijven. Ik ben geen kerkhistoricus. Wat ik in dit boek wil pogen is het releveren van iets dat gedurende de aangeduide periode in de Afgescheiden Kerken werd geschreven over de prediking. Daarover werd zeer veel geschreven. Speciaal voor één facet daarvan wil ik thans de aandacht vragen. En wel voor de discussies, men mag wel zeggen: de strijd, die in de vijftiger en zestiger jaren werd gevoerd over de plaats, welke de leer van de verkiezing, en dan nader van de eeuwige verkiezing, van het eeuwig besluit der verkiezing, in de prediking moet innemen.

Om deze in het juiste licht te plaatsen, moge ik eerst kort de situatie tekenen waarin deze strijd werd gevoerd. Daarna wil ik pogen de dominerende opvattingen dienaangaande te schetsen.




Dit geschrift bevat de rede, welke — uiteraard zéér verkort — werd uitgesproken bij de overdracht van het rectoraat van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken, Broederweg 15 Kampen, op 8 December 1958.

De aantekeningen bij het eerste gedeelte van deze rede werden beperkt. Een bredere verantwoording van het daarin gezegde zou te veel plaatsruimte vergen. De literatuur over de conflicten en scheuringen in de Afgescheiden Kerken omvat vooreerst de zeer vele, meestal kleine, geschriften en brieven, welke in direct verband daarmee werden geschreven. Voorts zijn bronnen daarvoor de acta van de onderscheidene kerkelijke vergaderingen welke zich daarmee inlieten. En in de derde plaats zijn er de geschriften, waarin deze conflicten en scheuringen geheel of ten dele werden beschreven.

Van deze laatste wil ik hier noemen: Dr F.L. Bos, Kruisdominees, figuren uit de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis, Kampen, 1953; Ds J. Bosch, Figuren en aspecten uit de eeuw der Afscheiding, Goes, 1952; blz. 80v.; blz. 94v.; blz. 113v.; Dr H. Bouwman, Onder Veilige Hoede. De Theologische School te Kampen gedurende de jaren 1854-1924, Kampen z.j.; A. Brummelkamp, Levensbeschrijving van wijlen Prof. A. Brummelkamp, Kampen, 1910; blz. 135 v.; blz. 433, Dr J.C. van der Does, Kruisgezinden en Separatisten, Franeker, z.j.; Dr J.C. van der Does, De Afscheiding in haar Wording en Beginperiode, Delft, 1934, blz. 292v.; N.J. Engelberts, De Gereformeerde Kerk in Nederland, haar recht verdedigd en haar standpunt geschetst, Zwolle, 1869; Ds W. de Graaf, Een monument der Afscheiding, De Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland 1854-1954, Kampen, 1955, p. 77 v.; Dr J.H. Gunning J.Hz., Leven en arbeid van H. J. Budding, tweede, veel vermeerderde druk, Rhenen, 1909; Ds G.H. Kersten en Ds J. van Zweden, Kort Historisch overzicht van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en NoordAmerika, Utrecht, 1947, blz. 9v.; J.H. Landwehr, L.G.C. Ledeboer in zijn leven en arbeid geschetst, tweede, veel vermeerderde druk, met een voorrede van Prof. Dr H. Bavinck, Rotterdam, 1910; Ds J. van Raalte, Wat was De Gereformeerde Kerk in Nederland? — Geschiedenis van de Kruisgezinden, Goes, 1954; J.C. Rullmann, Het Leven van George Frans Gezelle Meerburg (Een Schat in Aarden Vaten, Eerste Serie deel V), Nijverdal, 1919; J.C. Rullmann, De Afscheiding, vierde herziene druk, Kampen, 1933; Dr E. Smilde, Een eeuw van strijd over verbond en doop, met een Woord Vooraf van Prof. Dr K. Dijk, Kampen, 1946, p. 24; A. Tjoelker, Ds S. van Velzen en zijn betekenis voor de Afscheiding in Friesland, een |142| kerkhistorische bijdrage over de jaren 1835-1840, Leeuwarden, 1935; S. van VeIzen, Gedenkschrift der Christelijke Gereformeerde Kerk bij Vijftig-jarig jubilé, Kampen, 1884, blz. 112v.; J. Verhagen jr., De Geschiedenis der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, met een voorwoord van M. Noordtzij, Kampen, 1881, p. 570v.; J.A. Wormser, Het Leven van Albertus Christiaan van Raalte; idem, Het Leven van Hendrik Peter Scholte; idem, Het Leven van Hendrik de Cock; idem, Het Leven van Simon van Velzen (Een schat in Aarden Vaten, Eerste serie, deel I-IV), Nijverdal, 1915/16; Dr L.H. Wagenaar, Het „Reveil” en de „Afscheiding”, Bijdrage tot de Nederlandsche Kerkgeschiedenis van de eerste helft der XIXe eeuw, Heerenveen, 1880, blz. 222 v.; Sola Gratia, Schets van de Gesch. en de werkzaamheid van de Theol. Hogeschool der Geref. Kerken in Nederland, Kampen; Tot de prediking van het Woord des Geloofs, Opstellen ter gelegenheid van de herdenking der Theologische School, A.D. 1854 te Kampen, Kampen, blz. 68 v.

Voor de geschiedenis van de conflicten en scheuringen onder de eerste Afgescheidenen is speciaal van betekenis: Dr H. Bouwman, De Crisis der jeugd, Eenige bladzijden uit de Geschiedenis van de Kerken der Afscheiding, Kampen, 1914. Deze beIangrijke studie werd door Prof. Bouwman, omgewerkt en belangrijk uitgebreid, opnieuw uitgegeven in enkele reeksen vervolgartikelen, welke onder de gemeenschappeIijke titel „Uit onze Geschiédenis” door hem in de jaren 1923-’25 in De Bazuin werden gepubliceerd. Prof. Bouwman vertelde mij eens, dat hij van plan was deze artikelen, nog weer eens omgewerkt, als boek uit te geven. Daarvan is evenwel niet gekomen. De opmerking van Dr G. M.,den Hartogh, Het Christelijk Gereformeerd Seminarie te Amsterdam, Delft, z.j. p. 5: „Het is niet bekend of hijzelf (Prof. Bouwman) aan een vervolg (van De Crisis der jeugd n.l. — C.V.) heeft gedacht”, moet dus gecorrigeerd worden. Prof. Bouwman heeft niet alleen aan zo’n vervolg gedacht, maar dat zelfs ook gegeven. De titels van de bedoelde artikelen zijn: In dagen van strijd I-XVI; Een moeilijke tijd I-VII; Een keerpunt I-II; Vernieuwd Leven I-IX; De synode van 1866, Docent Mulder; De Hereeniging I-V. Bouwman bespreekt in de laatste reeksen artikelen vooral de besluiten van de generale synoden der Afgescheiden Kerken tot en met die van 1869. In aansluiting aan de studie van Bouwman schreef Dr G.M. den Hartogh het zoëven reeds genoemde geschrift over het Gereformeerde Seminarie te Amsterdam en de, zeer belangrijke, artikelen: Zelfverdediging, Zelfstrijd en Zelfoverwinning, Een greep uit de geschiedenis van de Christelijke Afgescheidene Gemeenten in en om het stichtingsjaar _ der Theologische Hoogeschool, Geref. Theol. Tijdschrift, 46ste jaargang, 1946, blz. 88-126 en 47ste jaargang, blz. 88-111 en 145-166. Voor het leren kennen van het leven der Afgescheiden kerken zijn voorts van belang de tientallen artikelen, welke Ds H.A. Dijkstra van Diever sinds 2 maart 1912 in het Kerkblad voor Drenthe en |143| Overijssel publiceerde. Ze zijn niet steeds betrouwbaar maar geven een schat van bizonderheden. Het is mij niet gelukt ze alle onder ogen te krijgen. Van 1912-1917 schreef Dijkstra minstens 80 artikelen onder de titel: Geestelijk Ontwaken in Drenthe. Later verschenen in ieder geval nog in de twintiger jaren reeksen onder de titels: Voor meer dan veertig jaren, en: Herinneringen van een halve eeuw. Voor de histoire intime van de Afgescheiden Kerken is vooral ook het „Mengelwerk” van de sinds 1856 jaarlijks verschenen jaarboekjes een rijke bron. Zie voorts ook mijn artt. in De Reformatie, 22e jaargang No. 29-42, 26 april-26 juli 1947. Deze artt. werden geschreven naar aanleiding van en als kritiek op het bovengenoemde boek van Dr E. Smilde. Voorts mijn artt. in hetzelfde blad, jaarg. 31, No. 25-30, 17 maart-21 april 1956, resp. over: Strijd over de Kerkregering onder de Afgescheidenen; De Kerkorde van 1837; Groeiende verwarring en tegenstelling; De eerste scheur I en II.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Het boek verschijnt hier met toestemming van Dr. Jan Veenhof, zoon van de auteur.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004