Eenheidswerk van een optimistische polemist

De Bazuin. Officieel orgaan van de Theologische Hogeschool te Kampen

104e jaargang, 1961
nummer 24 (geen paginering) (16 juni 1961)

a



We zouden aan de nagedachtenis van Schilder grof onrecht doen, indien we ook maar één ogenblik zijn zuivere bedoeling miskenden om door zijn pennestrijd met de Christelijke Gereformeerden de bestaande misverstanden uit de weg te ruimen.

Toen hij een stroom van artikelen tegen hen losliet, daagde het eeuwgetij der Afscheiding. Het kon niet uitblijven, dat de controversen met hen, die de vereniging van 1892 afgewezen hadden en daarin nog steeds volhardden, weer eens scherp werden gesteld. „Apeldoorn” voelde er behoefte aan zich te rechtvaardigen en het afzonderlijke voortbestaan als Kerken van de Scheiding naast en tegenover de in dat jaar, nog wel niet plaatselijk, maar toch landelijk samengesmolten Gereformeerde Kerken te verdedigen. Ook de Christelijke Gereformeerden begonnen plannen te beramen voor de herdenking van De Cocks doortastende daad; en ze achtten het hun plicht er rekenschap van te geven, waarom zij dit apart deden. Het zou in de zakenwereld een vreemde indruk maken, wanneer twee broers hun overleden vader ieder op eigen gelegenheid gingen eren op het jubileum van het door hem gestichte bedrijf, waarvan zij beiden de erfgenaam waren. Dit zou veelmeer een smaden van die vader zijn.

In 1934 nu zouden twee afstammelingen van één vader, elk voor zich met de pretentie, dat zij zijn rechtmatige opvolger waren, onder dankzegging voor de genoten zegen Gods met vele plechtigheden de grondlegger van de reformatie van 1834 en zijn zo moeizaam aangevangen werk in het middelpunt van de publieke belangstelling plaatsen; er mocht dus wel een publieke verantwoording mee gepaard gaan.

De Christelijke Gereformeerden bepaalden zich niet tot een positieve uiteenzetting van hun standpunt. Ze kontien dit trouwens ook niet makkelijk doen, zonder op de verschillen te duiden en dus onze beschouwingen te vonnissen. Het ontbrak niet aan beschuldigingen aan ons adres van verzaking der ware beginselen der Afscheiding; en het etiket „neo-Calvinisme” werd in grote oplage verspreid.

Natuurlijk stond 1905 in het brandpunt. Wel dateerde de toen te Utrecht gehouden Synode haar besluiten dertien jaar nadat de Christelijke Gereformeerden zich aan de vereniging hadden onttrokken; het had er dus de schijn van, dat ze de motivering van hun onwilligheid in 1892 achteraf pas vonden. Maar meer dan schijn is dit niet. Utrecht 1905 was voor hen de duidelijke formulering van de Kuyperiaanse verbondsleer, die al in 1892 de reden was om vereniging met de uit de Doleantie geboren Kerken te weigeren. Utrecht bevestigde voor hun begrip slechts de bezwaren, die zij veel vroeger reeds gekoesterd hadden; die Synode betekende in hun ogen het fiat op hun gesepareerd voortbestaan.

Wat daar uitgesproken werd, was volgens de bewering van de Christelijke Gereformeerden het produkt van dogmatisme en valse filosofie. En daarin ontvingen ze de rechtvaardiging van hun weg, die ze als de enig juiste voortzetting van de weg der vaderen zagen.

Uit Kuypers werken werd daartoe geknipt, wat in hun kraam te pas leek te komen. Eenzijdigheid was aan dit doen niet vreemd; en ze trokken conclusies, die nooit bedoeld waren.


De artikelen van Schilder, in „De Reformatie”, „De Bazuin” en ook in de „Delfshavensche Kerkbode” kwamen dus niet zo maar uit de lucht vallen. Het was niet zo, dat Schilder gekieteld werd door de lust, die Christelijke Gereformeerden eens op hun nummer te zetten. Dit deel van zijn schriftelijke nalatenschap is wel degelijk een spiegel van die tijd; het was toen uiterst actueel; het is dit trouwens nog, niet alleen tegenover de Christelijke Gereformeerde, maar nu ook tegenover de . . . Vrijgemaakte Kerken.

Maar als Schilder dan de toegeworpen handschoen opneemt, zit bij hem voor, niet om hatelijkheden te lanceren, niet om zijn gal eens uit te spuwen, maar om door argumentatie te overtuigen en te winnen. We zouden hem te kort doen, indien we daaraan ook maar enigszins twijfelden.

De feiten (van de verdeeldheid der Kerk) schreeuwen, (gecursiveerd) om een oplossing, schrijft hij ergens. Het is de roeping der vrije gelovigen, van dat koninklijk priesterdom, die vrijgemaakten van de Zoon des menschen, om tot elkaar te komen, indien zij (en daar is Schilder zeker van) dezelfde confessie hebben; en dit is het wat hij beoogt door gewaande geschillen weg te redeneren, heet het elders. Ik ontken het bestaan van leergeschillen in mijn eigen Kerken èn tussen ons en „Apeldoorn”, belijdt hij op weer een andere plaats. Wie ze wel suggereert, schrijft er maar wat op los, negeert Utrecht 1905, laat ons dingen beweren, die geen mens in zijn bol haalt. Utrecht 1905 moge dan de Christelijke Gereformeerde penvoerders niet bevredigen, het kan hun in elk geval duidelijk maken, dat wat zij over ons fabuleren, verzinsel is. En voorts, laten wie niet bevredigd zijn, nu eens argumenten aandragen en niet wat expectoraties of ontboezemingen lozen.

Schilder noemt zijn polemiek eenheidswerk, althans in de bedoeling, in de consciëntie. En daarvan zijn ook anderen overtuigd. Ds. F.A. den Boeft verweet in de „Amersfoortsche Kerkbode” van die tijd de hoofdredacteur van het dagblad „De Rotterdammer”, dat hij er niets van verstond, dat er juist bij ds. Schilder een brandende ijver is voor de eenheid der Kerk. En om iemand in te voeren, die niet gelijk ds. den Boeft als een aanhanger kan Schilder kan worden aangemerkt, ds. K. Boorsma, toen predikant te Alteveer, schreef in zijn in 1944, dus na de scheuring, uitgegeven boekske, waarvan de juiste titel luidt: „Alzoo sprak Professor Dr. K. Schilder”: onze conclusie is, dat Schilder (in de gedachtenwisseling met „De Wekker”) zeer geijverd heeft voor de vereniging met de Christelijke Gereformeerden.

Dit dient onomstotelijk voor ons, en ook voor de broeders van „Apeldoorn” vast te staan.


Wat ons nu verder opvalt, is, dat Schilder zich telkens vrij optimistisch uitlaat over de door hem gewenste gevolgen van zijn polemiek. We gaan ervan uit, dat hij handelde in het geloof, dat Christus de eenheid wil van allen, die Hem belijden volgens het Woord Gods, en dat God machtig is om bijeen te brengen wie nu zich tegen elkaar afzetten. Toch zullen we zijn optimistische vooruitzichten ook moeten toeschrijven aan de dwingende betekenis, die hij toeschreef aan het hanteren van argumenten. Hij was een intellectueel type, een denker, een logische geest, die van bewijzen groot heil verwachtte. Hij minachtte terecht ontboezemingen, vrome termen, die de kwesties omzeilden. Maar overschatte hij niet de kracht van het argument? Hij wilde de vermeende bezwaren wegredeneren.

Niemand zal bewijsvoering in het gesprek over uiteenlopende meningen van onwaarde achten. Maar ieder weet ook uit ervaring, dat zelfs al heeft een ander geen weerwoord, en moet hij zich verstandelijk gewonnen geven, hij toch menigmaal zijn eigen opvatting niet prijsgeeft. De mens is meer dan zijn verstand alleen; en vooral bij de Christelijke Gereformeerden speelt het gevoel, de geestelijke instelling, de ligging, een rol. Het hart heeft andere reden dan de rede, zei Pascal reeds. Voor bekering is meer nodig dan omzetting van gedachten. We hebben er meer en meer oog voor gekregen, dat het vooral de mentaliteit is, die in verband ook met de geschiedenis, de geworden traditie, het elkaar verstaan belet, méér dan verschil in de leer, al stemmen de Christelijke Gereformeerden dit niet zo vlot toe.

Schilder plaatst zijn bestreden broeders wel onder druk, de druk, naar hij zegt van de Wet en van de Bergrede. Hij vindt het vervelend (voor zichzelf? òf voor zijn lezers?), zo tegen hen te vechten, maar het is nuttig. Later komt de vrucht of . . . de verharding. Maar hij laat de hoop niet varen, dat „Apeldoorn” het onjuiste van zijn houding in zal zien. De polemiek, die hij voert, werkt voor de irenischen irenisch, en slechts voor de polemischen polemisch, verklaart hij. Als „De Wekker” maar degelijk de historie van de geschillen nagaat, komen we weer wat dichter naar elkaar toe, vóór het eeuwfeest der Scheiding. En: langzamerhand moet het wel doordringen, namelijk bij de Christelijke Gereformeerden, dat de kerkelijke verdeeldheid grotendeels in stand wordt gehouden door misverstanden. En een keer roept hij triomfantelijk uit: ziezo, ziezo, we zijn er!, nadat hij eerst verzekerd had, we winnen, de Wekker luistert! De Wekker geeft nu toe, dat 1905 niet zoveel anders zegt dan de Synode van de afgescheiden vaderen in een nooit herroepen uitspraak van 1837.

Echter, we waren er niet. We zijn er nog niet. Kan dit mee liggen aan de strijdmethode van Schilder?


J.D. B.




a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000