Teleurstelling en troost

De Bazuin. Officieel orgaan van de Theologische Hogeschool te Kampen

104e jaargang, 1961
nummer 19 (geen paginering) (12 mei 1961)

a



Op hooggestemde toon hebben verschillende van Schilders vereerders kort na zijn heengaan uiting gegeven aan hun dank voor wat hij op zijn colleges en in zijn boeken aan hen heeft geschonken. We willen het tijdstip, waarop zij daarvan getuigden, niet uit het oog verliezen: het is begrijpelijk, dat onder de verse indruk van het sterven van hun leidsman zij hun gevoelens van hoogachting moeilijk konden intomen. Bijna een tiental jaren scheiden ons van de zondag, dat de aangrijpende, schokkende tijding van Schilders verscheiden de ronde deed. Tijd is distantie. Toch geloof ik, dat ook nu nog onder hen, die zich om hem geschaard hebben, die erkentelijke woorden onverzwakt bijval vinden.

Niet allen gingen zo ver als ds. D.K. Wielenga, thans vrijgemaakt predikant te Rotterdam en lector aan de Hogeschool dier kerken. We citeren hem:

„Laat me voor mezelf spreken: aan Schilder heb ik vóór alles te danken, dat verrassende inzicht in de leer van het verbond. Dat was reeds zo nodig ook, dat deze erfgenaam van het verbond anderen daarin heeft mogen onderwijzen. Wie in de twintiger jaren gebogen zat over zijn dictaten dogmatiek en naarstig las in de Dogmatiek van Bavinck, stuitte voortdurend op onopgeloste vragen. Het werd hem maar niet duidelijk en doorzichtig. En al werd er dan thuis stevig over gedebatteerd en al werd dan vaak gegrepen naar de oudere studies van de mannen van A, en al werd dan intuïtief gevoeld; dat deze mannen het hadden gezien, klaar en duidelijk was het inzicht niet en werd het niet, totdat Schilder schrijven ging en de schat van Gods verbond en woorden ons stralen deed. Dat is mede een van zijn onschatbare verdiensten geweest.” (Cursivering van ons, J.D.B.).

Hier horen we dus Schilder boven Bavinck verheffen als de man, die de leer van het verbond stralend en doorzichtig maakte.

Iets gematigder, maar toch in dezelfde geest, is ook, wat, toen nog ds., nu dr. R.H. Bremmer aan het papier toevertrouwde:

„Hij (Schilder) zag het juist als zijn roeping om de lijn, gegrepen door Kuyper en Bavinck, door te trekken, ook in deze tijd. Maar hij zag scherper dan iemand anders, dat dit alleen kon, indien uit het werk van deze mannen alles werd uitgezuiverd wat niet schriftuurlijk was en wat uit de tijdgeest en het denken van de eeuw, waarin deze mannen leefden, huns ondanks in hun werk was binnengeslopen.” (Cursivering weer van ons, J.D.B.).

Volgens dr. Bremmer dus gaat Schilder met zijn ongemeen scherpe blik de beide grote theologen, die vóór hem dogmatiek doceerden, te boven.

Minder uitbundig drukken anderen zich uit over wat zij voor hun voorbereiding tot het ambt en voor hun wetenschappelijke vorming aan hun leermeester verschuldigd zijn. Ziehier een bloemlezing:

Professor B. Holwerda spreekt uit, dat Schilder ons met zijn scherpe geest en brede kennis en diepborende kritiek op een massa punten van de dogmatiek aan het denken heeft gezet. Inzake de ethiek heeft hij op vele punten nieuw licht ontstoken.

De veteraan ds. D. van Dijk van Groningen haakt in op de onder de vrijgemaakten vaak vernomen klacht, dat de studenten aan hun Hogeschool zo lang studeren moeten; hij schrijft dit onder meer hieraan toe, dat door de wijze van doceren van al de hoogleraren, maar vooral van professor Schilder, de lust tot studie werd gewekt, de begeerte zich niet tevreden te stellen met het van buiten leren van een stukje dogmatiek, een stukje kerkgeschiedenis, maar dieper in de dingen door te dringen, zich een eigen, welgefundeerde kijk te verwerven op zaken, waarover het gaat.

De reeds meermalen genoemde dr. Bremmer vestigt er de aandacht op, dat Schilder vanuit het centrale hoofdstuk, namelijk de locus de Deo, de leer over God, waarmee hij jaren lang is bezig geweest, de lijnen trok naar alle uithoeken van de Gereformeerde dogmatiek. We moesten al de vormen van het moderne denken leren verstaan en weten, hoe allerlei theologen zich de opbouw van de dogmatiek gedacht hadden, opdat wij zo in de worsteling der geesten in de twintigste eeuw niet hulpeloos zouden zijn, maar bij het licht van het geopende Woord de gereformeerde confessie zouden kunnen vertolken ook in deze eeuw met zijn felle tegenstellingen en zijn geraffineerde techniek om bij het gebruik van orthodoxe termen de werkelijke inhoud van de Schriften te verkrachten. Hij haatte het devalueren van termen en zaken.


Hoewel we de oprechte, diepgewortelde liefde, waaraan verknochte adepten van een betreurde hoogleraar, die voor hen een baanbreker was, in deze volzinnen lucht geven, kunnen waarderen, proeven we in die bewondering toch ook iets van een hoog zelfbewustzijn van een betrekkelijk kleine, in zichzelf besloten, zelfgenoegzame, zich boven anderen voortreffelijk achtende gemeenschap, die niet één van de eigen tijdgenoten voor vergelijking met haar grote leider in aanmerking laat komen, en als ze hem vergelijkt met beroemde theologen uit het voorgeslacht, hem boven hen kroont. Als een eenzame top doet ze Schilder in het omliggende lagere gebergte uitsteken.

Maar ook wie niet zulk een trompetgeschal aanheft, zal willen erkennen, dat Schilder inderdaad een originele geest wás, dat hij zijn leerlingen werkelijk aan het denken hééft gezet en nieuwe gezichtspunten hééft geopend. De vrijgemaakte Kerken tellen predikanten, die in scherpzinnigheid, ook wel eens in acherpslijperij, door Schilder zijn geoefend.

Het is dan ook te verstaan, dat temidden van de prijzende woorden, gevoelens van spijt merkbaar worden, die de teleurstelling niet verbergen, „dat door de actuele polemiek het werk van grotere spanningsboog achterwege bleef”. Waar „vele van zijn publikaties een openbaring waren, die ver over de kerkmuren gewaardeerd en toegejuicht werden”, is het „dubbel jammer, dat hem niet meer tijd is gebleven monumentale standaardwerken te componeren”.

Gebrek aan tijd, dat is dus één van de oorzaken, die het uitblijven van een dogmatiek en een ethiek moeten verklaren. Vooreerst heeft het lang geduurd, voordat Schilder de weg kon afleggen, die eindigde in zijn promotie. Bijna onmiddellijk daarna moest hij omschakelen van zijn predikantsambt naar het hoogleraarschap. In die nieuwe taak moest hij zich natuurlijk inwerken. Een jaar of zes later legt de oorlog, die hem in de gevangenis bracht en tot onderduiken noopte, vrijwel al zijn arbeid stil. Nog heeft het uur van werken niet geslagen, of de kerkstrijd barst uit, die al zijn tijd en kracht in beslag neemt door andere dingen dan die hijzelf op zijn programma had geplaatst. Hem restte toen weinig gelegenheid tot schrijven, tot rustige arbeid in het algemeen.

Een tweede verklaring vindt men in Schilders geaardheid, in zijn persoonlijke aanleg. Men beweert niet, dat hij méér profeet was dan geleerde, maar het predikaat profeet kent men hem toch graag toe. Nu kenmerkt zich een profeet door spontaneïteit. Hij spreekt en schrijft niet altoos door, maar wanneer hij zich daartoe geroepen weet. En al loopt er één draad door heel zijn getuigenis, hij grijpt actueel aan al wat zeer uiteenlopend tijdens zijn levensduur zich aan hem voordoet. Zo iemand mogen we niet beoordelen naar de maatstaf, die geldt voor hen, die een normale begaafdheid en normale werkkracht ontvingen. We moeten hem zien zoals hij was, een reus, die met reuzenschreden liep, en dacht en schreef en werkte met een vaart die niemand onzer bij kon houden. Hij was geen theoreticus, en zijn vechten was geen academisch debat. Hij stond niet aan het strand als een zich amuserende badgast, maar hij dook in de golven van het kokende leven. Hij was de polemist, die van dag tot dag iets op zijn pad ontmoette, dat hij meende te moeten weerleggen.


Maar juist in deze overwegingen zoeken nu de zangers van dit laudamus een compensatie voor hun teleurstelling om de plekken op de boekenplanken, die ze zo graag met een systematisch opgezet boek over de dogmatiek en de ethiek gevuld hadden gezien. Immers, belangrijker dan al zijn dogmatische opmerkingen is voor het besef van Holwerda de stijl, waarin Schilder de kerk gelóófde en beleed. Belangrijker dan nieuw licht inzake de ethiek is geweest Schilders ethische praktijk. Dat Schilder de achtergronden van het nationaal-socialisme beter kende dan misschien iemand anders, is kostelijk; maar dat hij voor het verzet tegen dat stelsel de gevangenis inging en, toen het moest, onderdook, is van meer betekenis. Dat hij veel over de kerk, haar eenheid, haar pluriformiteit, nagedacht, en vele onderscheidingen aangevochten heeft, is van gewicht; maar meer waarde heeft het, dat hij, toen het bittere ernst ging worden, zich met heel zijn persoon heeft ingezet voor de eenheid der kerk en haar waarachtige pluriformiteit. Profeet was hij; maar hoger te schatten is, dat hij voor zijn boodschap liever viel dan dat hij die zou verloochenen en dus een echte profeet bleek te zijn, die evenals alle profeten kwalijk behandeld werd.

Er is ook nog een troost. De vorige generatie was nog al systematisch te werk gegaan, maar juist het streven naar een sluitend systeem had de gereformeerde theologie kwetsbaar gemaakt en van haar eigen grondslagen afgeleid. Schilders aanpak was meer kritisch. Hij bezag tal van traditionele stellingen kritisch en toonde het onhoudbare daarvan aan. Het was dr. Bremmer, die deze troost bood.

Zijn zienswijze stemt wel overeen met wat we uit andere getuigenissen al weergaven, dat Schilder van allerlei openbrak om aan het denken en aan het werken te zetten.

Maar het toont tevens aan, dat de belemmering, die de uitgave van een volledige dogmatiek in de weg stond, vooral gelegen was in de kritische aanleg van Schilder, die hij de teugel liet. Het valt op, dat vele van zijn geschriften zich richten tegen iemand, tegen anderer opvattingen.


J.D. B.




a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000