Schilders opinievormende „Reformatie”

De Bazuin. Officieel orgaan van de Theologische Hogeschool te Kampen

104e jaargang, 1961
nummer 16 (geen paginering) (21 april 1961)

a



Het lijkt moeilijk uit te maken, door wèlk genre van zijn veelomvattende en rijk gedifferentieerde schriftelijke arbeid Schilder het meest effectief richting heeft gegeven aan het denken van hen onder zijn lezers, die zjn volzinnen met bijkans kritiekloze bewondering indronken.

Zulke mensen heeft ieder, die zijn oren niet sloot, in menigte ontmoet. Voor hen was alles, dat de grote man schreef, een soort van evangelie, waarop niet in het minst viel af te dingen. Niemand onder de tijdgenoten formuleerde volgens hen de waarheid zo zuiver, zo overtuigend, zo onweersprekelijk en dus onaantastbaar als hij. Andere publicisten droegen ook nog wel een steentje bij tot de ontwikkeling van de Gereformeerde wetenschap en theologie, maar die stenen waren niet kantig genoeg gehouwen. De auteurs beten niet tot de kern door, ze ontweken de consequente tegenstellingen, ze waren te soepel, te weinig doorzettend in strijdvaardigheld. Schilder was vrijwel de enige, die precies zei waar het op stond; vriend zowel als vijand wist wat ze aan hem hadden.

Maar wáárdoor van alles wat hij in druk liet verschijnen, heeft hij het sterkst een onontkoombaar beslag op velen gelegd?

Het vermoeden, dat dit zijn perswerk is geweest, zijn journalistieke bezigheid, en dan in het bijzonder in „De Reformatie”, mag niet bij voorbaat als onzinnig worden afgewezen.

Want wel zijn dag-, en ook weekbladen, maar ééndagsvlinders, die een kort ogenblik in het al dan niet omfloerste zonnelicht van des lezers vriendelijk aangezicht dartelen en dan al spoedig het stof van de vleugels verliezen. Maar het orgaan van Schilder behoorde tot de Macrolepidoptera, de grote vlinders, alsook tot de familie, die men als de „knotssprietigen” pleegt aan te duiden. En het exemplaar, dat om de zeven dagen vanuit Goes de huiskamers in Nederland binnen fladderde, trok de aandacht door de brede oppervlakte der vleugels en de goudglans, die erover lag uitgespreid. Wie het bandje van dit blad scheurde, hield niet een stijve, éénkleurige larf in de handen, maar hij volgde een weerprofeet in bonte schittering in zijn doelbewuste en toch ook speelse vlucht van bloem tot bloem. En dat dit diertje knotsen aan de pootjes had, beviel menigeen beter dan de fluwelige voetjes van de andere persinsecten.

Tot het opslaan van een boek komen de meesten niet zo vlot als tot het openvouwen van een krant. Voor dit laatste vindt men ’s zondags wel even een rustig uurtje. Een heel boek doorlezen, en dan een van Schilder, vraagt meer inspanning en tijd. Het aantal krantenlezers is altijd veel groter dan het getal boekenwormen. En wel ontbrak het Schilders werken niet aan een willig afzetgebied, maar in belangstelling voor wat hij ter kennis bracht, won zijn „Reformatie” het. Door deze periodiek bereikte hij het volk in brede lagen. In het leesplankje van hun aandacht spijkerde hij van week tot week zijn ideeën en beschouwingen vast; de nagels bleven, ook als het blad de weg naar de hoop papierafval was gegaan; en door geregelde hamerklap werden ze steeds dieper ingedreven, totdat ze muurvast ingeklonken zaten.

Trouwens, aan wegwerpen dacht een aanzienlijk deel van zijn lezerskring niet. Aan „De Reformatie” viel het onderscheidende lot te beurt van de vroegere „Heraut”, toen dr. A . Kuyper haar redigeerde: ze werd bewaard. Waarvan men zich ook ontdeed, de nummers van Kuypers weekblad destijds en die van Schilders spreekbuis later werden op stapeltjes gelegd om ze later nog eens te kunnen naslaan.


Als we zo op de geweldige invloed van „De Reformatie” onder de beademing van Schilder attent maken, weten we ons één met zijn volgelingen, die voorzover ze betrokken zijn bij de uitgave van zijn verzamelde werken, daarin plaats ruimen voor menig artikel uit die dagen, en voorzover ze zich die uitgaven aanschaffen, deze overname appreciëren.

Weinige van onze toch overvloedig talrijke kerkelijke bladen hebben in zo hoge mate opinievormend gewerkt als dat van Schilder. We doen niemand te kort; maar het is toch een groot verschil, of een orgaan een weerslag biedt van wat er alzo op het terrein van de Kerk te koop is, met af en toe, te hooi en te gras, een instruerend artikel over steeds uiteenlopende onderwerpen, dán wel een vast uitgestippelde koers vaart, in een ongebogen rechte lijn, met radicale afsnijding of heftige bestrijding van wat daar niet in alle opzichten mee strookt. In het laatste geval is er van constante, onverzettelijke leiding sprake. Een redactie, die het dáárop toelegt, onderscheidt dan twee gebieden, van elkaar afgebakend door een grenslijn, die nergens ook maar enigszins gekarteld mag zijn. Al wat aan de overkant ligt, staat aan nimmer aflatende kritiek bloot; daar ziet men niets dan vijanden of althans hinderlagen. Op eigen territoir erkent men nauwelijks enige variatie; onvermoeid hamert men eigen gewonnen opvattingen in eindeloze herhaling er bij de lezers in.

Het heeft zijn onmiskenbare voordelen. Toen dr. A. Kuyper in 1878 de hoofdredactie van „De Heraut” aanvaardde, zag hij zich geplaatst tegenover een saamgestelde phalanx van ontkennend Modernisme, vervlakkende Ethische theologie, hooghartig Liberalisme; al die richtingen waren tegen de rots, waarop Christus’ Kerk gebouwd is, al opgeklauterd en hadden er stellingen bezet. De antithese drong zich aan Kuyper op; hij trad op als verdediger èn als bouwer, en hield zich daarbij aan een vast bestek. Het gevolg was, dat er geleidelijk een algemeen omhelsde opinie ontstond onder een zich steeds meer vergrotende groep slagvaardige mensen, op wie Kuyper zozeer zijn stempel drukte, dat de naam Kuyperianen, hoezeer vaak ook afgewezen, toch wel een niet geheel te verwerpen aanduiding ging vormen. En al hebben Kuypers dikke boeken zeker ook hun aandeel gehad in de omzetting der geesten, het was „De Heraut”, die elke week brede scharen inspireerde, voor de reformatie van de Doleantie rijp maakte en tenslotte die beweging in gang zette.

Anderzijds springen echter ook, wel niet aanstonds, maar na verloop van tijd, de nadelen in het oog. In een figuur als Bavinck werden ze aanschouwelijk. Deze vrome geleerde ontkende niet het verschil tussen waarheid en leugen, tussen het juiste pad en de dwaalweg, maar voor hem lagen de grenzen niet zo strak rechtlijnig getrokken. En hoe weinig Kuyper op Gereformeerd erf variatie toestond, blijkt uit zijn houding tegenover de Afscheiding van 1834, die volgens hem een voorbarigheid en een misgreep was, ondeugdelijk in haar methode van wat echt Kerkhervorming is. Een hinderlijke eenzijdigheld is lang de volgelingen van de kerkvorst Kuyper eigen gebleven.

Wij leven op kleiner voet en doen alles op kleiner schaal. De Vrijmaking bijvoorbeeld moet opgeschroefd worden om haar ook maar in de verte vergelijkbaar te doen voorkomen met de Reformatie uit de zestiende eeuw, met Afscheiding en Doleantie.

Van welke bladen gaat tegenwoordig in de boven door ons omschreven zin leiding uit? We noemen „De Reformatie” in de eerste plaats. Men zou ook aan „Waarheid en Eenheid” kunnen denken. Dit veertiendaags orgaan brengt volhardend telkens één chapiter naar voren. Het zijn een paar punten, die steeds terugkeren. De aanvallen richten zich keer op keer tegen enkele leeruitspraken, tegen een geconstateerde hiërarchie, tegen een verdacht oecumenisch streven, tegen wereldgelijkvormigheid. Zet men dit naast de machtige worsteling uit de dagen van Kuyper, dan is het maar een schermutseling op kleine schaal. Maar het is de manier om stage invloed uit te oefenen; het onophoudelijk vóórspelen van hetzelfde simpele thema. We loochenen niet, dat men dit beknopte programma in breder samenhangen ziet; we zeggen evenmin, dat het van gewicht ontbloot is; het gaat ons enkel om de kenschetsing van de methode, die men volgt bij zijn pogingen om de opinie te vormen.

„De Reformatie” is van grootser allure. Maar de strategische opzet is niet anders. Schilder tekende twee scherp omlijnde gebieden tegen elkaar af. Zijn kaart had slechts twee kleuren; voor de ene gold zijn honderd procent ja, voor de andere zijn eveneens honderd procent neen. En de kleur, waartegen hij ja zei, mocht geen nuances dragen. Wie niet oordeelde als hij was op zijn minst kleurenblind. Wat niet in zijn schema’s paste, negeerde hij, of hij trok ertegen te velde. Het kon geen stem krijgen in zijn kolommen. Zijn aambeeld was groter dan dat van „Waarheid en Eenheid”; en zijn hamer zwaarder; maar het was nooit anders dan dàt smidsblok, dat hij ten aanhore van zijn lezers besloeg.

En zo kon het gelukken, de mening van duizenden te kneden naar het door hem ontworpen model. Zo kon er een groeiende, aaneengesloten en star overtuigde slagorde van aanhangers ontstaan, die doordrenkt waren van Schilders ideeën en die medelijdend, soms laatdunkend, neerzagen op wie over vele zaken anders dachten of het accent anders legden. Als zij medewerkers aan „De Reformatie” waren, werden ze zonder veel omhaal geballoteerd. Schilder kon hen niet gebruiken. Ligt het niet voor de hand, dat in die situatie de naam Schilderianen opgeld deed? Het kon toen niet uitblijven, dat er tegenstellingen opdoken, die tot een conflict en eindelijk tot een botsing leidden.

En wel versterkte Schilder zijn stellingen door de uitgave van boekwerken, maar die las niet ieder. Zijn lijfblad bestreek veel groter publiek en zorgde voor de gestadige druppel, die stenen uitholt. Zoals de Doleantie niet zonder „De Heraut”, zo is de Vrijmaking niet zonder „De Reformatie” te denken.

Tot de dag van vandaag beweegt zich dit blad in hetzelfde kader. Over de opvolging van Schilder is heel wat te doen geweest. Het is mijns inziens aan geen twijfel onderhevig, dat de tegenwoordige redactie terecht op de successierechten aanspraak kan maken. Zij immers trekt de lijn consequent door, volgt dezelfde taktiek, wijst onverbiddelijk de deur aan alles wat niet met haar opvattingen overeenstemt, verbreedt de kloven en duldt op eigen erf geen schakeringen. Tijden en verhoudingen mogen zich wijzigen, zij zet zich schrap tegen ieder, die er voorzichtig op duidt, dat er (Utrecht 1959!) iets veranderd is. Doorgaande reformatie, steeds verder gaande versplintering van alle nog bestaande verbanden, de onbekeerlijkheid van onze kerken, althans van haar leidinggevende figuren, het verderf, dat onder ons voortwoekert, dat zijn de paragrafen, waarop zij voortspint. Zo stijft zij het been, dat zelfs maar het overwegen van de mogelijkheid van toenadering en hereniging in de weg staat.

En wel is er een andere en betere stroming, en het laat zich aanzien, dat in de kring der vrijgemaakten de controverse toeneemt; maar juist door de geschetste methode is de invloed van „De Reformatie” het grootst. Was zij er niet, dan zou het er met de kans op samensmelting gunstiger voorstaan.


J.D. B.




a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000