Cultuurbeschouwing en prediking

De Bazuin. Officieel orgaan van de Theologische Hogeschool te Kampen

104e jaargang, 1961
nummer 9 (geen paginering) (3 maart 1961)

a



Mijn vorige artikel was juist uit de machine, toen ik een door de heer J. La Roy te Rotterdam geschreven, uit 1937 daterende, en door hem thans aan mij toegezonden brochure in handen kreeg. Van deze broeder zijn meer geschriften afkomstig, waarin hij opvattingen bestrijd, die naar zijn inzien van de zuivere leer afwijken. Zo heeft hij jaren geleden op de preken van ds. Okke Jager een scherpe kritiek geoefend. In het februarinummer 1961 van het contactorgaan van de Nieuwe Zuiderkerk-parochie in zijn woonplaats tekent hij protest aan tegen de openlijke propaganda, die dr. J.M. Vlijm op een wijkvergadering heeft durven maken voor de evolutietheorie. Ook tegen professor Schilder koesterde hij bezwaren, waaraan hij vorm gaf in een brochure „Christendom en Cultuur”, en die hij nader meende te moeten ontvouwen in het nu ontvangen vlugschrift „Cultuur — Plicht?”

De titels doen al weten, dat de bedenkingen van de heer La Roy zich richten tegen het standpunt, dat Schilder tegenover de vragen en problemen van de cultuur innam.

De schrijver wil van een blijvende cultuurtaak voor de gelovigen niet horen, omdat Christus in beginsel deze taak heeft volbracht. Het gebod om de aarde te onderwerpen is geen grondwet in het Koninkrijk Gods. Het werd na de val niet herhaald. De Here zegt niet: haal uit de aarde wat er uit te halen is; maar heel iets anders: in het zweet van uw aanschijn zult gij uw brood eten. De aarde is om der zonde wil vervloekt en geeft haar vermogen niet meer; ze brengt doornen en distelen voort. Wel is de vloek na de zondvloed verzacht; de aarde is echter niet meer geschikt voor de cultuur van het Koninkrijk des Heren. Ze kan ten bate van dat Rijk niets opleveren; van cultuurvrucht-verwachting voor de Eeuwige Stad is geen sprake.

Niet van de wereld, maar van de gemeente geldt, dat zij Gods akkerwerk is. De engelen verheugen zich wel over één zondaar, die zich bekeert, doch niet over de voortschrijding van de cultuur. En niet dat duivelen werden uitgebannen, maar veel meer dat hun namen geschreven zijn in de hemelen, moet voor Jezus’ discipelen oorzaak van blijdschap zijn.

Terwijl het geslacht van Kaïn zich aan de cultuur wijdde, riepen de kinderen van Seth de naam des Heren aan. Henoch verrichtte geen cultuurdaden, maar predikte. Abraham werd uit het cultuurcentrum Ur weggeroepen om op een veel lager cultuurniveau in Kanaän een zwervend leven te leiden. Israël moest cultureel laag bij de grond blijven. De Heiland waarschuwt Martha, omdat ze zich over vele dingen bekommert, terwijl slechts één ding nodig is; waaruit de heer La Roy dan concludeert, dat al het andere niet nodig is. Bij het verlaten van deze aarde beval de Here Jezus niet: verover de wereld; integendeel, Hij stelde in het uitzicht, dat we in de wereld veel verdrukkingen zullen hebben, waarbij Hij ons tevens vermaant, goede moed te hebben, omdat Hij de wereld heeft overwonnen.

Nu wil broeder La Roy niet dopers of dualistisch zijn. Hij bepleit niet een zich onttrekken aan de aardse arbeid. God wil immers ons leven op aarde nog mogelijkmaken, en vooral, Hij wil Zijn Kerk verzamelen. De aarde en haar geschiedenis moeten nog stellingwerk zijn voor het Koninkrijk Gods. Totdat het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdaalt, is werken plicht. Jezus heeft ons dan ook geleerd te bidden om ons dagelijkse brood. Maar we mogen het woord brood niet over het hoofd zien; al wil het wel iets meer zeggen dan brood alleen, de schrijver van de brochure ziet er niet een bede in om vooruitgang van de cultuur, maar enkel een vragen om een bescheiden instandhouding van ons leven.


Het is niet onverschillig, hoe men over deze zaken denkt, betoogt de heer La Roy verder. Men mag niet beweren, dat het van ondergeschikt belang is, hoe en door wiens medewerking de nieuwe hemel en de nieuwe aarde worden zullen, àls ze maar worden. Vooral op de prediking is het van invloed, hoe men daar tegenover staat. „Is het doel van de prediking alleen geloof en bekering, of ook de mens aanzetten al zijn krachten te geven aan de vooruitgang der cultuur, om daarin Gods medearbeiders te zijn?”

Het laatste verwerpt broeder La Roy. In het gedrukte exemplaar van zijn brochure vat hij in een enkele met de hand bijgevoegde regel het resultaat van zijn beschouwingen samen: de vruchten van de cultuur zijn onontbeerlijke surrogaten, die we dankbaar mogen gebruiken, maar geen bouwstoffen voor het Koninkrijk Gods.

Soteriologie, de verlossing, staat in het middelpunt van de bijzondere Godsopenbaring. Die te prediken blijft de enige taak der kerk op aarde. Daarin wordt God groot gemaakt. Zijn eer komt het meest uit in de toebrenging van zonderen; in de veelheid der onderdanen ligt des Konings heerlijkheid.

Nu zal de heer La Roy als Rotterdammer meermalen in de gelegenheid zijn geweest, bij Schilder te kerken. En onder diens gehoor heeft hij opgemerkt, hoezeer het door hem gewraakte standpunt inzake de cultuurplicht de aard van de bediening des Woords bepaalt. We geven zijn oordeel letterlijk weer.

„Dit is geen prediking, waarin arme in zichzelf verloren zondaren genood worden de toevlucht te nemen tot den troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd, maar meer een aantoonen van de voortschrijding der Godsopenbaring en een aansporing om veel voor de Heiland te doen. Men krijgt bij het hooren van zijn prediking niet den indruk te doen te hebben met een gezant van Christuswege, die ons bidt alsof God door hem bade, laat u met God verzoenen. Het is ook geen bewegen tot het geloof, zoals bij Paulus.”

Heel sterk ondervond hij dit bij een oudejaarsavondpreek van professor Schilder over Mattheüs 11 : 1 tot 6, de bekende pericoop, die ons de vraag van de in de gevangenis zuchtende Johannes de Doper bewaard heeft: zijt Gij het, die komen zou, of hebben we een ander te verwachten?

„Een preek vol schoone gedachten over de voortschrijding der openbaring, waarvan de eindoonclusie was: de prediking van het Evangelie is meer dan blinden doen zien, kreupelen doen wandelen, melaatschen reinigen, dooven doen hooren, ja zelfs dooden opwekken. En dit laatste: den armen wordt geëvangeliseerd, aldus prof. Schilder, wordt heden ten dage nog steeds in onze kerken gedaan. Als bewijs daarvan las hij toen Zondag 31 voor, over de sleutelen des Hemelrijks.

Droog als door een notaris. Ge zult zeggen: wat door een notaris gezegd wordt, is dan toch maar zeker. Als hij een testament voorleest, kunnen we ervan op aan, dat het rechtsgeldigheid heeft.

Het is wèl: maar een Dienaar des Woords heeft nog een andere roeping. Die moet ons ook aanzetten de erfenis aan te nemen. Lokken tot het heil, dringen tot de aanvaarding. En dit wordt nagelaten, wordt steeds meer nagelaten.”

Het heeft van meetaf niet in mijn bedoeling gelegen, een alles omvattende studie te leveren over Schilder en zijn theologie. Wat me voor ogen stond was, een bescheiden bijdrage te bieden, geput uit persoonlijke herinneringen; misschien zit daar stof in, die een mogelijk latere biograaf van Schilder kritisch benutten kan.

We gaan dus niet de ideeën van de Kamper hoogleraar over de cultuuropdracht toetsen aan wat zijn Rotterdamse opponent daartegen meende te moeten inbrengen. Dan zouden we heel wat meer overhoop moeten halen. We veroorloven ons enkel de opmerking, dat naar onze overtuiging de heer La Roy, al plaatst hij waardevolle kanttekeningen, die bij de behandeling van het vraagstuk zeker niet verwaarloosd mogen worden, het probleem toch te simpel stelt. Het laatste woord in heel die ingewikkelde materie van gemene gratie of cultuuropdracht, en in onze zo moeilijk te omlijnen houding in het aardse leven heeft ook hij niet gesproken.

Hierin echter zijn we het wel met hem eens, dat er samenhang bestaat tussen Schilders cultuuropvattingen en zijn preken. De keus, die hij reeds in zijn studententijd na veel strijd en langdurig zwalken door doolhoven van filosofische en theologische stelsels deed, was beslist, en ook beslissend voor zijn verdere leven en arbeid. Hij was, mede door zijn logische aanleg, tot het uiterste consequent; men kan het ook noemen: rechtlijnig. Welbewust sneed hij alles af, wat in zijn systeem, dat hij wel verder ontwikkelde, maar niet wijzigde, niet paste. Daaruit verklaart zich ook het overwegend objectieve element in zijn preken. Van alle subjectiviteit had hij een gruwel. Misschien was hij meer dan wij vermoeden ook mystiek; maar dat kwam niet uit. Gemoedelijkheid, behalve dan in de persoonlijke omgang, lag hem niet, en zeker niet op de kansel. Deze man zag alles in het groot. Men zal hiertegen willen inbrengen, dat hij ook wel eens heel klein kon zijn. Maar voor zijn eigen besef ging het ook dan om zaken van importantie. Hij kon moeilijk over iets, dat anderen als niet zo belangrijk beschouwden, heenstappen en een tegemoetkomende houding tonen, omdat het voor hèm een zaak van gewicht was.

En als hij op de preekstoel of op de katheder stond, werd hij gegrepen, meegevoerd, door de majesteit Gods, door de macht van Christus’ werk, door het geweld van het Woord. Hij vroeg van zijn hoorders onvoorwaardelijke onderwerping aan Gods open,baring in Christus. Zijn preken stootte hij uit als een eis, een bevel, waarop enkel een ja of een neen mogelijk was. Daarop klopt het slot: voorlezing van de zondag over de twee sleutelen van het Koninkrijk; of, zoals ik het tweemaal kort na elkaar uit zijn mond opving, het citeren van het woord aan het eind van de brieven uit de Openbaring: wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt.

Het was een dreunende hamerslag op de harten, na het stevige voedsel, dat aan het verstand was geboden. In Schilders preektrant was voor het bidden, nodigen, bewegen, lokken geen plaats.


J.D.B.


Erratum. Niet vaak behoef ik drukfouten te verbeteren; als ze voorkomen zijn ze niet storend. Maar in het artikel van de vorige week sloop er een in, die om correctie vraagt. Het betreft een tekst, die luidt, dat Paulus hoopt, dat zijn dienstbetoon gunstig mag worden opgenomen, niet door de Heilige Geest, zoals er nu staat, maar: door de heiligen.


J.D. B.




a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000