Een kritische geest

De Bazuin. Officieel orgaan van de Theologische Hogeschool te Kampen

103e jaargang, 1960
nummer 32 (geen paginering) (5 augustus 1960)

a



Onder het strikte voorbehoud, dat we kunnen mistasten, omdat het niemand vergund is, een medemens, evenmin als onszelf, tot in de diepste lagen van zijn innerlijke bestaan te doorgronden, en zeker niet als het een zo weinig gesimplificeerde figuur als Schilder geldt, willen we toch trachten, enkele trekken uit zijn persoonlijkheid naar voren te brengen, die we door heel zijn leven zien heenlopen, en die in zijn jonge jaren al opvielen.

We beginnen met de scherp kritische instelling van zijn geest. De woorden: dialectiek en dialectisch zijn modewoorden geworden ter kenschetsing van het moderne denken; maar ze bestonden als filosofische vaktermen al lang, al lagen ze niet dagelijks in de mond. Schilder voelde en dacht en uitte zich dialectisch. Hij dacht altijd in tegenstellingen. Hij bewoog zich steeds in de spanning tussen twee polen. Dat dit wel eens kortsluiting gaf, met felle ontladingen, laat zich verstaan. Hij kon soms heftig en eenzijdig, uitvaren tegen wat hij zag als misvatting, misverstand, onbegrip, onkunde, beperktheid.

Die ongetwijfeld aangeboren neiging tot dialectisch denken werd bij hem versterkt door kennismaking met de grote wijsgeren, waartoe de colleges in de filosofie alle gelegenheid boden. Het leeuwenaandeel in Schilders wijsgerige vorming droeg professor Honig bij, die later in dat vak vervangen werd door professor Hoekstra. Honig nu behandelde voornamelijk de achttiende eeuwse filosofie; hij leidde ons in in de gedachtenwereld van Fichte, Schelling en Hegel. En dit deed weer grijpen naar de werken van Kierkegaard en Nietsche en Multatulie, terwijl,in die dagen vooral de studie over „Ethisch Pantheisme” van P.H. Hugenholtz, ijverig gelezen werd.

Voeg daarbij, dat juist in die tijd ds. G. Wisse predikant in Kampen was. Wisse, die in zijn Leidse jaren veel contact met Bolland had gehad, hield privaat colleges voor studenten en andere belangstellenden; en Schilder was een door hem hoog gewaardeerde leerling.

Schilders studententijd is een worsteling geweest om met alle problemen, die zich aan hem opdrongen, voor zichzelf in het reine te komen. De invloed, die hij van zijn lectuur onderging, was groot. Hij schommelde soms vervaarlijk heen en weer. Maar toen hij zijn standpunt had gevonden in juist de tegenstelling tot de systemen van de grote denkers, die het Europese geestesleven zo machtig beheerst hebben, was dat standpunt ook absoluut.

Dat absolute heeft hij zijn leven lang niet laten varen. En ook zijn kritische inslag is hem doorlopend eigen gebleven. Hij kwam later voor andere bewegingen op geestelijk gebied te staan. Barth, en de oecumenische tendenzen hielden zijn aandacht intens bezig. Onvoorwaardelijk wees hij alles af, wat niet helemaal strookte met zijn eigen gewonnen overtuiging. Iets goeds in anderer streven kon hij niet ontdekken. Aanknopingspunten waren er voor hem niet, slechts kloven. Hij is daarom door velen geëerd als een profeet, die éérder dan anderen de gevaren, die onze Kerken bedreigen, in het vizier had. En niemand zal ontkennen, dat hij in vele opzichten het gelijk aan zijn kant had. Maar ondanks zijn brede visie vraagt men zich toch af, of hij niet te zeer met oogkleppen liep, die hem beletten anders dan rechtuit te kijken. Zag hij niet slechts één rechtlopende weg, met talrijke aftakkingen van dwaalwegen, die hermetisch moesten worden afgesloten? Doortrok niet het zwart-wit schema al zijn beschouwingen en oordeelvellingen?

En waren kortsluitingen toen wel te vermijden? Niet nu in hemzelf, maar tussen hem en zijn omgeving. Ze zijn er vele geweest. De noodlottigste was wel het conflict, waarin de zekeringen van kerkelijke eenheid doorbrandden. Ook toen wist hij van geen wijken. Hij heeft wel geprobeerd, door verzoeken om uitstel van behandeling der controversen, die eenheid nog te redden. Maar dit betekent nog niet, dat hij ook maar iets van zijn opvattingen prijs zou geven. Letterlijk niets van wat de Synodes toen deden, deugde. Over heel de linie handelden zij verkeerd. Waardering voor enig stuk van haar arbeid was bij hem uitgesloten.


En zoals de vorige maal moeten we ook nu constateren, dat zijn volgelingen in dit spoor zijn voortgegaan. Ook bij hen stuiten we altijd weer op de absoluutheid van hun meningen. Zij zijn het enige adres van Christus’ Kerk op aarde. Wie zich niet vrijmaakte, is het zuivere spoor bijster. Hun kritiek op elke andere kerkformatie is kort en goed vernietigend. In het bijzonder vallen wij Gereformeerden onder hun genadeloos oordeel. De ontwikeling van ons kerkelijke leven is in hun oog zonder enige reserve, een rollen langs een helling naar een afgrond van verderf, een steeds dieper wegzinken in ontbinding. Denken zij ooit wel eens mild over ons? Althans over onze bedoelingen? Goede trouw wordt bij ons zelfs niet meer verondersteld. Geen besluit wordt genomen, geen actie op touw gezet, of het krijgt het stigma van de hiërarchie ingedrukt.

Absoluutheid, ze komt uit in de metallieke houding, die men aanneemt tegenover ons zoeken naar verbetering van de relaties. De terzijde stelling van de Vervangingsformule is door de leidslieden der vrijgemaakten allerminst met dankbaarheid begroet. Ze werd met wantrouwen bejegend. Men zocht aanstonds naar addertjes onder het gras. En willen we weer één worden, dan kan dat niet in de weg van hèr-eniging, maar moet het door overgang naar de vrijmaking; het mag niet in de weg van het gesprek, dat altijd nog een gemeenschappelijk uitgangspunt, een min of meer brede basis van overeenstemming erkent, die er volgens hen niet is, maar enkel als wij ons bekeren.

Nu mene niemand, dat wij voor kritiek niet zouden openstaan. Maar dan niet voor een kritiek, die niets van ons heel laat, die ons recht van bestaan ontkent.

Opbouwende kritiek zal olie op onze schedel wezen, maar men moet ons niet de schedel inslaan. Ze komt het best tot haar recht, als we met elkaar praten. Schilder wenste niet meer te praten. Zal de komende Synode van de vrijgemaakte Kerken op dat, sindsdien gevolgde pad, ook verder doorgaan? We moeten het afwachten.


Voordat we vervolgen, wil ik even letten op een ingezonden stuk, dat de „Leidse Kerkbode” opnam van de heer S.H. Attema, een vrijgemaakte broeder in Katwijk, en dat indirect ook dit ons schrijven in „De Bazuin” raakt. De „Leidse” heeft indertijd het bekende artikel van ds. D.J. Couvée in ons blad overgenomen. Nu zou ds. Couvée de aangewezen man zijn, om de heer Attema van antwoord te dienen; maar diens ingezonden stuk regardeert ook „De Bazuin”; en daarom moge ik er kort op ingaan.

De heer Attema meent, dat wat ds. Couvée opdiste, een zeer persoonlijke visie gaf en beslist geen feiten, die objectief geconstateerd kunnen worden. Hij is overtuigd, dat vrijgemaakten, ook professor Schilder, èn niet-vrijgemaakten in velerlei hebben gefaald, en dat die omstandigheden niets kunnen bijdragen tot een onbevangen beoordeling van het conflict. We moeten terug naar de bronnen. Feiten en gedragingen, die niet aan de orde waren in de fatale besluiten van de Synode, en andere kerkelijke vergaderingen, en in de daarop gevolgde vrijmaking, moeten blijven rusten. Tot een werkelijk verantwoord oordelen komt men alleen aan de hand van de officiéle stukken, confessioneel èn kerkrechtelijk. Aan Bijbel, Formulieen van Enigheid en toenmaals geldende Kerkenordening dienen de besluiten getoetst te worden. Een rechter oordeelt naar tenlaste-legging en wet, en zal voor het bewijs van schuldig verklaring niet het mogelijk onsympathieke gedrag van de verdachte mogen laten wegen.

De heer Attema heeft natuurlijk gelijk, als hij zegt, dat normen en wetten de doorslag moeten geven. Daar zal dan ook heus wel over gesproken worden, indien het tot een ontmoeting komt. Maar ik meen, dat vooral tegenwoordig een rechter ook rekening houdt met achtergronden, met de persoonlijkheid van een verdachte.

Zeker, onze artikelen gaan buiten hetgeen officieel geschied is, om. Maar ze willen een kant belichten, die zijdelings mogelijk op de geschiedenis licht kan werpen. Zijn ze subjectief? Elke beoordeling vna karakter, gedrag enz. is subjectief. Maar Schilder was te belangrijk om hem niet ook eens van een andere dan formeel officiële zijde te zien.


J.D. B.




a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000