Een gecompliceerd karakter

De Bazuin. Officieel orgaan van de Theologische Hogeschool te Kampen

103e jaargang, 1960
nummer 31 (geen paginering) (29 juli 1960)

a



Een vroege rijping van uitzonderlijke begaafdheid met grote talenten biedt nog geen waarborg voor het vinden van een juiste houding in het leven. Integendeel, doorgaans zien we, dat uitlopers het daarmee erg moeilijk hebben, en, indien al niet uiterlijk, dan toch innerlijk in botsing komen met hun omgeving.

We merkten dit ook wel bij de student Schilder. Hijzelf stak het trouwens niet onder stoelen en banken. Ik wil me ten bewijze daarvoor niet beroepen op herinneringen aan intiem-persoonlijke gesprekken. Al bleek onze oude vriendschap tegen de vuurproef van de kerkelijke troebelen helaas niet bestand, de gedachtenis aan die mooie jaren van vertrouwelijke omgang mag door indiscrete onthullingen niet geschonden worden.

Er zijn uit die tijd echter uitlatingen van hem, die ieder kan controleren. Wel moeten we ook daarmee voorzichtig zijn. We mogen aan niemand al wat hij in de vormingsperiode van zijn leven wel eens heeft gezegd, blijvend aanrekenen, en zeker niet, als hij veel daarvan later zelf zou verloochenen, of zijn verdere ontwikkeling, eeh afbuiging van destijds gevolgde lijnen te zien zou geven. Ook de jonge Schilder heeft doorgemaakt wat kenmerkend is voor de leeftijd, waarop een mens over een minimale ervaring beschikt, nog het volle leven enkel als mediterende beschouwer waarneemt, en nog niet al zijn indrukken tot een zuiver geordend geheel heeft kunnen voegen.

Toch is het ook weer niet zo, dat onder de eerste fase een streep staat, en er dan een tweede begint, die met de vorige geen enkel aanknopingspunt zou hebben. Bij niet één mens kan de jeugdperiode uitgeschakeld worden van zijn volgend bestaan. Bepaalde draden knappen nooit af. In Schilders persoonlijkheid en karakter dus ook, zoals men hem in de jaren van zijn volle kracht heeft leren kennen, traden aspecten aan de dag, die reeds vóór zijn publieke optreden niet schuil gingen.


Het is altijd een gewaagde onderneming, ook al heeft men met een medemens veelvuldig en meer dan oppervlakkig contact gehad in een langdurige vriendschap, van hem een zuivere en alomvattende karakterisering te geven, die tot de kern doordringt. We kunnen niemand tot de bodem pellen. En dit te minder, als hij boven de normale middenmaat uitstijgt en zich door zijn gecompliceerdheid niet in een bekend schema vangen laat.

Gecompliceerd was Schilder. Dat viel bij een vluchtige ontmoeting niet op. Dan wekte hij veeleer de indruk van grote eenvoud. Maar die eenvoud behoorde eveneens tot de samengesteldheid van zijn wezen. Velen is het niet ontgaan, dat hij niet met één enkele aanduiding te etiketteren was. Er is op gewezen, dat hij soms kinderlijk naïef kon zijn, bij het schuchtere af, verlegen met zijn figuur, en dat anderzijds berekening hem niet vreemd was. In een onderhoud onder vier ogen en in gezelschap was hij de beminnelijkheid en hoffelijkheid zelve; maar nauwelijks trok hij zich terug en had hij zich achter zijn schrijfbureau gezet om een artikel persklaar te maken, of hij spitste zijn pen vlijmscherp; dan ontzag thij niemand.

Parallel daaraan loopt het verschijnsel, dat hij zich op een afstand zekerder en veiliger voelde en toonde dan dichtbij, en dat hij in het discussiëren zijn kracht meer zocht in het schrijven tégen dan in het spreken mèt mensen.

Van het eerste vertelde ds. J.L. Schouten me eens een staaltje. Op een middag moest ik om twee uur bij hem wezen. Ik trof hem in een neerslachtige stemming. Het was in een van de kritieke momenten, zoals er zo menigeen aan het felste ontbranden van de Kerkstrijd voorafging. ’s Ochtends had Schilder op dezelfde kamer enkele uren met Schouten zitten praten; en dit had tot een zeer bevredigend en bemoedigend resultaat geleid. Om twaalf uur waren ze blijmoedig van elkaar gescheiden. En, zei ds. Schouten bitter, zo pas belt hij me op het station Zwolle op en gooit hij alles weer omver! De verslagen uitdrukking op Schoutens gelaat was voorlopig nog niet verdwenen.

Wat het andere betreft, daarvan deed men destijds op de classis Leiden ondervinding op. In 1926 werd de Kerk van Oegstgeest beroerd door een kwestie tussen enkele broeders en de Kerkeraad in verband met de voorgenomen bouw van een nieuwe kerk. De zaak diende op de classis, die een commissie benoemde, wier rapport op 8 september 1927 in behandeling kwam. De Kerkeraad zag zich in het ongelijk gesteld. Het mondelinge verweer van ds. Schilder was zwak. Maar op de volgende vergadering lag op de plaats van iedere afgevaardigde een contra-memorie van niet minder dan 77 getypte bladzijden, een lijvig boekdeel, dat in vaak scherpe toon de beslissing van de classis hekelde en herroeping eiste.


Dit werpt naar mijn mening wel enig licht opde houding, die Schilder tegenover de Synode, waar hij èn als kerkelijk hoogleraar en praeadviseur, èn omdat hij nauw bij de aan de orde gestelde zaken betrokken was, tegenwoordig behoorde te zijn, heeft aangenomen. Dat hij zich aan commissonale arbeid onttrok, zich van het bijwonen der synodale vergaderingen onthield, weigerde te komen toen hij daartoe met klem werd uitgenodigd, wist hij wel te motiveren; maar moet men de diepste oorzaak niet hierin zoeken, dat het in zijn aard lag, zich achter zijn schrijfmachine te verschansen, en een gedachtenwisseling van aangezicht tot aangezicht te vermijden? Van aanleg en nature voelde hij daar niet zo voor; op die weegschaal kon hij het volle gewicht van zijn invloed niet kwijt.

Maar wel benutte hij de vrijgekomen tijd gemakkelijk om breedvoerige betogen tot de Synode te richten en aan de Kerken ongevraagde raadgevingen te doen toekomen. Daarmee bewoog hij zich op het door hemzelf gekozen terrein, waar hij beter thuis was. Het ernstige aandringen van de Synode op zijn tegenwoordigheid moest deze man haast wel zien als een uitdaging, die hem met argwaan vervulde. Hij bleef liever uit zijn eigen bastion de pijlen van zijn vernuft afschieten.

Indien hij meer onder de mensen, ook met wier opvattingen hij het niet eens was, was gebleven; indien hij het geduld had gehad met hen te delibereren; indien hij zolang zijn tikmachine met het omhulsel zou hebben afgedekt, dan zouden de controversen minder stof hebben doen opwaaien en zou het conflict niet tot de heftigheid, die nu zo schrijnt, zijn opgevoerd geworden.

Het is bekend, dat zij, die Schilders partij gekozen hebben, zovaak van onze zijde hun Kerk tot een samenspreking werd geïnviteerd, deze afgewezen hebben en zich enkel bereid verklaarden tot schriftelijke uiteenzettingen. Ook zij droegen daartoe hun motieven bij. Maar school ook hier niet iets anders achter? Niet, dat de leidslieden van de vrijgemaakten niet mans genoeg zouden zijn, in het gesprek zich krachtig te weren. Maar achter hun beweging kan men Schilder niet wegdenken, al gaat het te ver, van een „Schilders-kerk” te spreken. En Schilders gestalte vertoont de scherpste contouren, niet in de vergaderzaal, doch achter het schrijfbureau. De oorsprong van de kerkscheuring verraadt de neiging tot scriptureel handelen. De toen gevolgde methode heeft een traditie gevormd, waarvan men niet graag afstand doet. Wat bij Schilder een trek van zijn natuur was, is onder de vrijgemaakten tot stelregel verheven.


J.D. B.




a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000