Klaarheid na verwarring

De Bazuin. Officieel orgaan van de Theologische Hogeschool te Kampen

103e jaargang, 1960
nummer 20 (geen paginering) (13 mei 1960)

a



Het blootleggen van de geschiedenis der crisis, die ons kerkelijke leven zo deerlijk heeft geteisterd, en waarvan we de gevolgen nog steeds ondervinden, stelt althans in de fase, waarin we nu verkeren, niet de eis, dat elk detail nauwkeurig wordt uitgeplozen.

Zolang een strijd in alle hevigheid woedt, overstelpt hij ons met een lawine van bijzonderheden, die de toeschouwer alleen maar in verwarring kunnen brengen. Hij ziet dan de verbanden niet. Het komt hem voor, dat er een heen en weer golven is in aftocht en aanval, waarin hij de lijn mist. En dit wordt nog in de hand gewerkt, als een gestagneerde berichtgeving door de melding van soms tegenstrijdige, in elk geval elkaar overrompelende gebeurtenissen het verkrijgen van doorzicht en van inzicht eer belemmert dan bevordert.

Zo stond het er toch eigenlijk voor in de oorlogsjaren. Niet alleen ten aanzien van de krijgsbedrijven der elkaar bevechtende mogendheden, maar evenzeer ten opzichte van het kerkelijke conflict. Wie, die de besprekingen op de Synoden uit die tijd niet persoonlijk kon volgen, was in staat, zich een afgerond beeld te vormen van wat daar gaande was? We werden overstrooid met gepubliceerde besluiten, die toen niet de indruk maakten van ineengehaakte schakels van één keten. Eerst was door de uitspraken van Sneek-Utrecht in 1942 de zaak beklonken. Ze brachten over heel de linie ontspanning en bevrediging. Veenhof schreef ontroerd, dat dit van de Here was geschied. Kort daarna bleek het toch weer mis te zijn. Een reeks van elkaar op de hielen zittende voorvallen trok door onze kerkeraadskamers en classicale vergaderzalen heen, als een rij mannen, van wie elke volgende de handen op de schouders van zijn voorganger had gelegd. De toelichting van 1942 poogde een nadere explicatie van de uitspraken te geven. Van kandidaten werd instemming met de besluiten gevraagd. In 1943 ingediende gravamina werden aanleidingtot een praeadvies. Schilder wekte in een rondschrijven de Kerken op tot verzet. Zijn streven lokte een ultimatum van de Synode uit. Hij voldeed daaraan niet; en dan schrikken schorsingen, afzettingen en het buiten kerkelijk verband stellen van een gehele Kerk ons op.

*

Sedertdien leven er twee Gereformeerde Kerken naast elkaar. De strijd is niet geluwd, maar wel in een ander stadium gekomen. Het is nu niet meer een botsing in eigen gelederen, doch een zich tegen elkander afzetten van twee kerkelijke formaties. Geleidelijk schoven we van weerskanten naar een dood punt. Steeds weer dezelfde argumenten deden opgeld, maar we wisselden daarbij versleten munt. De taal kende enkel nog stereotiepe terminologie. „Verstarde fronten” is de specifieke uitdrukking geworden voor deze toestand.

Nu echter is er enige beweging gekomen in de linies, dankzij, na plaatselijke voorbereidingen hier en daar, het offer, dat onze laatste Synode bracht in het terzijde stellen van de Vervangingsformule.

Een vijftien tal jaren gleed over het voorgevallene heen. En wel torst elk jaar de erfenis van voorheen met zich mee, maar het is de mildheid van de tijd, dat hij de dingen vaak in een ander licht doet zien. De gezichtshoek wisselt.

En nu zeggen we niet, dat men zich niet meer in allerlei onderdelen moet verdiepen. Het kan zelfs de roeping zijn van een plaatselijke Kerk of van een Classis, dat zij aan weleer genomen besluiten van schorsing de toets der gerechtigheid, der waarheid, der liefde, aanlegt. Men heeft zich op enkele plaatsen daartoe al opgemaakt.

Maar in zover geven we hen, die in onze kringen tegen het oprakelen van de historie protesteren, gelijk, dat ook wij menen, dat het nu niet het moment is om alle finesses te vijlen. We zijn nu zo ver gevorderd, dat we, zo niet voorgoed, dan toch in eerste instantie ons met de grote lijnen bezig houden, zoals die zich in de loop der jaren uit de verwarrende indrukken van de crisisjaren al duidelijker losmaken. Een beschouwen in vogelvlucht is mogelijk, nu de lucht enigermate is opgeklaard zodat we nu wat vrijer vliegen kunnen.

*

We mogen het doctorandus Bremmer als een grote verdienste aanrekenen, niet enkel, dat hij even de kooi verliet en op de predikantenvergadering, de „synodale”! te Utrecht de ruimte koos, maar vooral, dat hij zichzelf niet verleid heeft tot een afdalen in onderdelen. De gebeurtenissen uit de jaren 1942 tot 1944 stipte hij in chronologische volgorde in haastig tempo slechts kort aan.

Hij was van oordeel, dat het ook moeilijk te zeggen was, hoe het confliet, na de aanvankelijke bevrediging door de eerste uitspraken, van Sneek-Utrecht, ontstaan is. Hij noemde dit een tragische ontwikkeling, waarin voor zijn besef iets onafwendbaars lag. Maar voor de zuivere analyse daarvan zou het nodig zijn, dat de geheime archieven open gingen en alle notulen van besloten zittingen, plus alle brieven openbaar gemaakt werden.

In de discussie legde professor Herman Ridderbos daar even de vinger bij. Er is niets geheimzinnigs gabeurd. Nog niet onthulde bescheiden zouden niet méér aan het licht brengen dan bekend is. En professor Berkouwer stemde wel toe, dat een analyse moeilijk is, maar hij verzette zich toch tegen de gedachte van een tragische ontwikkeling, omdat dit leidt tot een vervaging van de verantwoordelijkheid. Wie van tragiek spreekt, legt een rookgordijn; en dat was er niet.

Maar ook wanneer ds. Bremmer eens niet van mening was geweest, dat veel nog niet is ontsluierd, dan vermoed ik toch niet, dat hij zich in finesses zou hebben begeven. Hij zou niet anders gerefereerd hebben dan hij deed. Want het ging hem om het trekken van markante lijnen, om de belangrijkste facetten. Hij tekende met brede halen de achtergronden. Hij plaatste het conflict, dat in de periode 1942 tot 1944 zijn toespitsing kreeg, in het wijdere kader van de stromingen, die na de eerste wereldoorlog en vooral in de jaren na 1930 zich lieten gelden.

De bespreking, door de voordracht opgeroepen, bewoog zich op hetzelfde vlak. Ze hield zich niet bezig met de omtrekken, de randen van het conflict, maar trof de kern. Alles cirkelde om de taxatie van de geschiedenis.

Dat dit bij ds. Bremmer anders uitviel dan bij wie met hem in discussie traden, zal men niet anders verwacht hebben. Eensgezindheid in visie bleek nergens. Het was, meen ik, professor Herman Ridderbos, die uitriep: hoe is het mogelijk, dat we zo’n verschillende kijk op de dingen hebben.

Maar de posities werden duidelijk tegen elkaar afgegrensd. En dat dit tot beter, objectiever verstaan van elkaar kan brengen, dat mag van het optreden van een vrijgemaakte predikant in het midden van onze predikanten als een winstpunt worden aangetekend.


J.D. B.




a. Geen verdere bibliografische gegevens getraceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000