God als „drijfkracht”

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

16e jaargang, onder redactie van K. Schilder,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1936-1937
52,440v (25 september 1936)

a



Uit hetzelfde artikel:

Brochure V der N.S.B. is vroom.

Brochure IV b begon er al mee.

Men leest op p. 16 van de vierde brochure:

„Het nationale leven van den wordenden Nederlandschen Staat zal niet staan op een ondergrond van autonoom-menschelijke redeneeringen, doch de Nederlandsche Staat zal God belijden als de drijfkracht van het nationale zedelijke leven. Aan de onderdanen blijve volledige vrijheid van overtuiging, doch de Nederlandsche Staat, zooals deze ’t Nederlandsche karakter tot uitdrukking brengt, erkenne de Souvereiniteit Gods”.

Men leze dit eens goed.

De „wordende” Nederlandsche Staat — echt Hegeliaansch uitgedrukt! — zal God belijden als de drijfkracht van het nationale leven. Men belijdt dus in brochure IV geen Persoon, nog minder de Drieëenheid, ook niet den in Christus Zich openbarenden God der Schriften, maar een kracht!

Een kracht, — dat is, overgezet zijnde, de Hegeliaansche „Idee”, die zich verwerkelijkt in al het geschapene en „er achter zit” en ’t drijft.

Als men brochure IV leest, vraagt men zich af, wie de schrijver toch wel met „God” bedoelt!

Brochure V c gaat verder.

Ze roept zelfs de Christenen op, om „hun grootsche taak te verstaan, daar het Nederlandsche Nationaal Socialisme zoekt naar herstel van den band tusschen Schepper en Schepsel, en hierbij niet van den mensch maar van de Souvereiniteit Gods uitgaat! (br. V, p. 11). En verder:

„deze erkenning van de Souvereiniteit Gods is niet een bijkomstigheid, maar zij behoort tot het diepste wezen van het Nederlandsche Nationaal Socialisme zelf.” (V, p. 11).

Is dát niet Christelijk? |441a|

Is dát niet vroom?

De N.S.B.’er die dit schrijft, is zelfs zóó overtuigd van de Christelijke deugden der Beweging, dat hij er aan toevoegt:

„Daarom is er een innige samenhang tusschen de opkomst van het Nederlandsche Nationaal-Socialisme en de herleving van het Christelijk geloof!

Vandaar dan ook, dat het Nederlandsche N. Soc. zooveel verwantschap gevoelt met de gedachten van Groen van Prinsterer, zoowel als met de encyclieken van de Pausen Leo XIII, Pius X en Pius XI („Quadragesimo Anno”).

We merken op, dat nu de Souvereiniteit Gods dus een grondbeginsel van het Nat. Soc. in Nederland heet, „tot het diepste wezen behoorende”! En tevens ’t Christelijk geloof met de N.S.B. in verband gezet wordt.

Dat uitgaan van de Souvereiniteit Gods is dus één van de politieke richtlijnen, getrokken uit IV, waar men sprak over: „God, de drijfkracht van het nationale leven”.

’n Bepaald rechte lijn is ’t niet.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Nationaal Socialistische Beweging in Nederland, Antwoord van het Nederlandsche Nationaal-Socialisme (fascisme) op een tiental Nederlandsche vragen, Utrecht (Hoofdkwartier NSB (Oude Gracht)) [1935] (Brochure IV).

c. Vgl. Nationaal Socialistische Beweging in Nederland, Staatkundige richtlijnen der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Utrecht (Hoofdkwartier NSB (Oude Gracht)) [1936] (Brochure V).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001