„Zum tode Gesiegt”, of „Zum tode Gesündigt”?

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

16e jaargang, onder redactie van K. Schilder,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1936-1937
8,62v (22 november 1935)

a



Ik heb eens den bekenden Dr Hans Lilje hooren spreken voor een universitairen kring, ergens in Duitschland, over de techniek. De spreker is bekend door zijn geschrift: „Das technische Zeitalter” b. In de redevoering kwam o.m. de uitspraak voor, dat de mensch in de techniek overwonnen heeft, maar — het was een Pyrrhus-overwinning: de mensch at zich den dood er aan. „Er hat gesiegt, aber er hat sich tod gesiegt”.

Er zijn er meer, die er zoo over denken. Dat blijkt b.v. uit volgende opmerking, die ik ontleen aan „De Christelijke Technicus”, orgaan van de Nederlandsche Vereeniging van Christelijke Technici. Daarin schrijft de redacteur, de heer A.C. Vreugdenhil, het volgende:

Een van mijn beste vrienden zei deze week tegen me: „Weet je wel dat de naam „christelijke technicus” eigenlijk een contradictio in terminus is?”

Helaas wist ik dat niet, en ik vroeg bescheiden om een nadere explicatie.

„Ja, zie je,” zei hij, „ik ben een trouw lezer van „De School met den Bijbel” en daarin stond eenige jaren geleden, dat de techniek een vloek geworden is, bijgevolg kan een technicus niet christelijk zijn en een christen geen technicus.”

Hierop reageert de redacteur als volgt:

Natuurlijk wilde ik een poging doen om tegen de meening van dat weekblad in mijn vriend tot andere gedachten te brengen. Maar hij weerde ze af en zei, dat hij mij een kaart zou overhandigen, waarop duidelijk te zien was, dat de techniek toch werkelijk een vloek was geworden, althans zich op dit moment goddelijke eigenschappen ging toekennen en zich tegenover Gods Almacht ging plaatsen.

De kaart heb ik thans voor me liggen en ik veronderstel dat meerderen zich er al aan zullen hebben geërgerd.

Men ziet daarop den hemel geopend en door de wolken heen, krijgt men dan een gezicht op de aarde. Groote en machtige vliegtuigen, waaraan de hakenkruisvlag en de Duitsche driekleur wapperen, vervullen het luchtruim boven een zeer uitgestrekt vliegterrein.

Boven de wolken ziet men de hemelpoort, ook al versierd met guirlandes in de Duitsche kleuren en door de geopende deur, waaruit het hemelsche licht ons tegenstraalt, zweven tal van engelen, naar de opening in de wolken, om zich te verlustigen: in het grootsche schouwspel van de moderne vliegtuigen in de lucht. Ze klappen in de handen en zijn vol van verbazing over de kundigheden van den mensch. En in een groote fauteuil en omgeven door de engelen zit voor de hemelpoort Petrus (zullen we maar zeggen, maar misschien is nog wel een hooger Wezen bedoeld) met een zeer langen haard en met een ouderwetsche Duitsche pijp, welke tot aan den grond reikt en op het goedige gelaat van dezen zeer ouden grijsaard is het duidelijk te zien met welk een groote verwondering en goedgunstig welgevallen hij het spel van het menschenkind gadeslaat.

De kaart vertoont overigens kennelijk de teekenen van een propagandakaart voor de groote luchtvaart: „Grossflugtag!” prijkt boven dit tafereel en de keerzijde laat niet in het onzekere, dat de „Deutsche Lufthansa A.G.” op deze wijze moet worden bevorderd.

Het spreekt vanzelf, dat wij een techniek, welke zich op deze wijze wil meten met Gods Almacht, tot in den grond van ons hart veroordeelen. Een christelijke technicus, welke zich dit ten doel stelt, is inderdaad niet christelijk.

Maar een land, dat zich van zulke propagandamiddelen voor een groot openbaar vervoermiddel bedienen wil, is eveneens al bedenkelijk ver van het christendom afgedwaald. En dan mag Göring honderdmaal, zooals laatst weer in de Saar, verklaren dat het christendom in Duitschland zal worden hooggehouden, maar het moderne heidendom is ondertusschen bezig met groote stappen zich van Duitschland meester te maken.

De opmerking lijkt ons volkomen juist. Want een „overwinning” is pas overwinning, als zij ons in het léven bevestigt en versterkt. Daarom kan men niet „zum Tode siegen”, ook niet in de techniek, de cultuur. Men kan slechts „zum Tode sündigen”. En natuurlijk dan óók in de cultuur. Het is goed, dat de |63a| redacteur van gemeld orgaan daar nog op wijst, als hij volgende „toepassing” maakt:

En, mutatis mutandis hebben wij hier in Nederland precies hetzelfde te verwachten.

Och, het lijkt bij de volksgenooten nog zoo goed. Er zijn „de gereformeerde N.S.B.-ers”, die de „Vova” vol schrijven, maar niet op de vlakte durven te komen. En hoor, hoe ze te keer gaan, wanneerop den Dom de socialistische liederen worden gespeeld.

Wij veroordeelen dat echter met evenveel kracht als de vuiligheid, die zij in strijd met alle, menschelijke en zelfs nationaal-socialistische principes over het hoofd van tallooze Nederlanders heen gieten.

En zullen we nu eens in Amsterdam gaan luisteren naar een zangavond van de volksgenooten? Hoor, daar zingen ze: „Wilt heden nu treden enz.”, het lied van het christendom, het lied dat de christen heeft bewaard, toen er nog geen N.S.B.-er was en de volksgenooten van nu van dat lied niets wilden weten, maar even hard de internationale zongen en op Koninginnedag elk vertoon van oranje verwierpen.

„Treden voor God den Heere”, dat heteekent Zijn eer alleen te zoeken en Zijn wil alleen te doen. In de techniek en op ons stembiljet en overal, zelfs zoo noodig tegen deze zangers van dit lied in. Dan zijn we pas christelijk.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Hanns Lilje (1899-1977), Das technische Zeitalter. Versuch einer biblischen Deutung, Berlin (Furche Verlag) [1928]







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001