Eenige Gezangen in het Afrikaansch („Skrifpsalms”)

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

16e jaargang, onder redactie van K. Schilder,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1936-1937
1,6 (4 oktober 1935)

a



Totius (Prof. Dr J.D. du Toit) is ook onder ons bekend geworden als bewerker eener dikwijls prachtige psalmberijming. Thans is van zijn hand verschenen „Die Bundel Enige Gesange in Afrikaans, vertaal en vermeerder met enkele berymde gedeeltes uit Die Heilije Skrif”. Uitgave: Die Kalyyn-Jubileumboekefonds, P.K. Noordbrug, Potchefstroom, 1935. De schrijver was zoo vriendelijk ons een exemplaar te zenden, waarvoor hem ook langs dezen weg dank betuigd zij. In het voorwoord deelt hij mede, dat de synode van 1933 te Pretoria de zaak van de uitgave van eenige gezangen (Schriftgedeelten) ter hand genomen heeft en vertelt dan, dat deze bundel nu ter kennismaking aan de kerken wordt toegezonden; later wordt beslist. Geciteerd wordt een uitspraak van wijlen Ds D. Postma, den „Stigter van die Geref. Kerk in Suid-Afrika”. Deze heeft op de algemeene kerkvergadering van de Hervormde Kerk van Transvaal in Januari 1859 het volgende uitgesproken:

„Aangaande het zingen van Gezangen in de Kerk, waarvan de tekst niet in den Bijbel staat, is mijn oordeel kort en eenvoudig:

1. Heeft eenen Kerk zoodanige met vrede van de Gemeente in ’t gemeen, en zijn zij rechtzinnig, dan durf ik die Kerk daarin niet veroordeolen, noch haar daarover bemoeilijken, gelijk ik op mijn doorreis betoond heb.

2. Maar houdt de Kerk zich alleen aan de Gezangen, waarvan de tekst in den Bijbel gevonden wordt, die is zeker op den veiligsten weg. En dezen weg zal ik met volle vrijmoedigheid bewandelen.

3. Zijn er dus sommige leden gemoedelijk bezwaard over het zingen van Gezangen in de openbare Godsdienstoefening, waarvan de tekst niet in den Bijbel gevonden wordt, dan dienen de anderen dit ook na te laten, want hierdoor zullen zij, uit broederliefde eene ergernis wegnemen, al waren zij zelven er nog niet van overtuigd . . .”

Totius concludeert daaruit, dat er in de Gereformeerde Kerk nooit kwestie geweest is over de al of niet toelaatbaarheid van „berymde Skrifgedeeltes” bij den eeredenst. Thans geeft hij een bundel van den volgenden inhoud:

By die Kersfees: 1. Lofsang van Maria (Luk. 1 : 46-55); 2. Lofsang van Sagarias (Luk. 1 : 67 -79); 3. Lofsang van Simeon (Luk. 2 : 29-32); 4. Die Engelesang (Luk. 2 : 8-20); 5. Die Woord het vlees geword (Joh. 1 : 14).

By die Paasfees: 6. Die Lydenspsalm (Jes. 53); 7. Die Lied van die Lam (Openb. 5 : 9-14); 8. Die Lied van Verlossing (Opeub. 7 : 9-17); 9. Paastriomf (Rom. 8 : 33-39).

By die Pinksterfees: 10. Pinkster (Hand. 2 : 1-4; 16-21).

By die Doop en Nagmaal: 11. Laat jul kinders tot my nader (Matth. 19 : 4; 18 : 10-14. Mark. 10 : 16); 12. Die Lied van Saligheid (Matth. 5 : 3-12); 13. Die Vaderliefde van God (Luk. 15 vs 18-24); 14. Kom tot My (Matth. 11 : 25-30).

Ander Skrifsange: 15. Lied van die Sugtende Skepsel (Rom. 8 : 19-27); 16. Die Liefde (1 Kor. 13 : 1-8); 17. Troos (Jes. 40 : 1-11); 18. Getrou tot die Dood (Openb. 2 : 8-11); 19. Verby (Openb. 1 : 4-6); 20. Verkiesingsjubel (Ef. 1 : 1-14); 21. Seënbede (Openb. 1 : 4-6); 22. Die Tien, Gebooie; 23. Ek geloof (Die Geloofsbelydenis) (Beryming van 12 artikels); 24. Onse Vader.

Men ziet dus, dat heel de bundel bestaat uit Schriftgedeelten, behalve dan de twaalf artikelen. Dus tóch nog „menschenwoord”.

Terwille van den inhoud, de berijming, en ook de melodieën, meen ik de kennismaking met dezen bundel aan onze lezers te mogen aanbevelen. Er zijn bij de melodieën verscheidene nieuwe composities (van P. v.d. Burg ea Ds J.W. Coetzee), voorts ook oude, of uit andere bundels ontleende melodieën.

Bij wijze van voorbeeld citeeren wij No. 19:

Verby.

Toe sien ek: alles was verby —
’n nuwe aarde en hemel skyn;
die eerste aarde en hemel het
in donker oordeelsnag verdwyn;
Die see, wat immer wend en keer
in ongewisheid, was nie meer.

Ek sien toe dat die heil’ge stad,
Jerusalem in skoonheidspraal,
van God, haar bouheer-kunstenaar,
hoog uit die hemel neer kom daal.
’n Bruid gelyk, so skoon is sy,
wat vir ’n man is toeberei.

En 'k hoor 'n hemelstem wat sê:
Die tabernakel van die Heer,
die woning van sy heiligheid,
is by die mens op aarde weer.
Húl is sy volk, Hy's hul naby
en sal hul God vir ewig bly. |6c|

En God sal self, en vir altyd,
die trane van hul oë wis;
geen dood sal daar dan langer wees,
geen smart of rou of kommernis.
Dis alles nuut, van sonde vry;
die eerste dinge is verby!

Men ziet het: Zuid-Afrika volgt de gewoonte van „Skrifpsalms” (berijmde Schriftgedeelten). Reeds als predikant van Gorinchem schreef ik b, dezen weg, die toen werd voorgeslagen, den besten te achten. Het is anders geloopen; we hebben thans het door Ds Postma sub 1 bedoelde geval. Misschien kan Zuid-Afrika ons nog eens den weg naar „Skrifpsalms” wijzen, opdat het aantal voor den zang bewerkte Schrift-teksten toeneme.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. ‘Gezangen’ I-II, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 7 (1919v) 15-16 (1-15 mei 1920).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001