Kerk en koninkrijk der hemelen

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

16e jaargang, onder redactie van K. Schilder,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1936-1937
5,35 (1 november 1935)

a



Wij hebben reeds een enkele maal geschreven over „de kerk”, en o.m. uitgesproken, dat ten aanzien van de bekende onderscheidingen tusschen „zichtbare” en „onzichtbare kerk”, „kerk-als-instituut” en „kerk-als-organisme”, „strijdende kerk” en „triumfeerende kerk”, de-kerk-naar-haar-„wezen” en de-kerk-in-haar-„(verschijnings)vormen” (met als aanhang de „pluriformiteit der kerk”) er veel te vragen overblijft, en opgemerkt, dat o.i. zeer veel theologische verwarring opkomt uit de wijze, waarop deze onderscheidingen worden gehanteerd.

Nu kan men soms de vraag, hooren stellen: neemt gij niet ons iets af, dat toch door de eeuwen geijkt is? Sommigen zijn zoo gewend aan het hanteeren van deze schema’s dat zij elke daarin aangebrachte verandering als een verlies beschouwen, waartegen zij zich niet weten te wapenen.

Het kan goed zijn wanneer zij zich eens een oogenblik afvragen: hoe het dan eigenlijk staat met het „koninkrijk der hemelen”? Het begrip koninkrijk der hemelen wekt associaties naar meer dan één kant; het is nog onlangs terecht door Otto opgemerkt b. In elk geval echter is wel zeker, dat het ook een gebied beteekent, waarover de koning heerscht.

Nu weet ik wel, dat er tusschen „kerk” en „koninkrijk” een heel groot verschil is, met name voor hen, die het begrip „plaatselijke kerk” plegen te hanteeren. Men spreekt wel makkelijk van een plaatselijke kerk, en daarna ook in het meervoud van „plaatselijke kerken”, maar men heeft het niet over „plaatselijke koninkrijken”. Maar zelfs met dit feit voor oogen, blijft er toch reden genoeg om te vragen: waarom past men al die onderscheidingen van daareven niet toe op het koninkrijk der hemelen? Met name degenen, die het woord „kerk” in het enkelvoud gebruiken (en daartoereken ik ook sommigen, die dikke boeken schreven over de plaatselijke kerken, men lette maar op den term „pluriformiteit der kèrk”) moeten zich van deze kwestie rekenschap geven, omdat het woord „koninkrijk” ook in het enkelvoud blijft staan. Bovendien, kerk en koninkrijk komen hierin overeen, dat zij beweeglijke grenzen hebben, en dat zij het gansche menschelijke geslacht raken.

Welnu, wie spreekt er onder ons van „onzichtbaar” en „zichtbaar koninkrijk”? Wie handelt over het „koninkrijk-als-organisme”, en het „koninkrijk-als-instituut”? Wie heeft het over het „wezen” van het koninkrijk, in onderscheiding van de „vormen”, waarin het zich openbaart? Wie schrijft verhandelingen over de „pluriformiteit des koninkijks”? En dit op analoge wijze, als waarop ook over pluriformiteit der kerk gehandeld wordt?

Men zal antwoorden: dat doet onder ons niemand.

Maar dan mag ook worden uitgesproken, dat het nog niet een groot verlies is, wanneer men inzake de kerk zich vrij maakt van een belastend woordgebruik, en een mechanische schematiek als welke o.i. optreden in de boven aangewezen spreekwijzen inzake de kerk. Het feit, dat men over het koninkrijk-der-hemelen onder ons feitelijk nog het gesprek beginnen moet, en dat in dezen onder ons geen eenstemmigheid heerscht, — men denke maar eens aan de uitlegging van de bergrede — geeft hier wel te denken. Indien men toch inzake het koninkrijk der hemelen het gesprek vandaag opzetten moet, en beginnen kàn zonder gebonden te zijn aan al die schema’s van daareven, waarom zou men dat |35c| dan óók niet kunnen doen inzake de kerk?

Voor ons besef geldt de ernst van deze vraag nog des te meer, omdat naar onze meening zoowel de behandeling van de kerk, als ook de bespreking van het koninkrijk der hemelen haar inzet nemen moet bij hetzelfde punt: de schepping. Wij gaan hier verder niet op in, maar willen met dit korte woord hier en daar tot nadenken trachten te stemmen.


K. S.




a. Opgenomen in VWK II,258v.

b. Vgl. Rudolf Otto (1869-1937), Reich Gottes und Menschensohn. Ein religionsgeschichtlicher Versuch, München (C.H. Beck) 1934 .







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001