Wat is de Hemel?

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

16e jaargang, onder redactie van K. Schilder,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1936-1937
5,34 (1 november 1935)

a



Deze week verscheen bij de N.V. Uitg. Mij. J.H. Kok te Kampen een geschrift van mijn hand: „Wat is de Hemel?”; volgens van de oprichting van ons blad af gevolgde gewoonte kondig ik het zelf hier aan.

Het ontstaan van dit boek is niet een gevolg van de overweging, dat naast een boek over „de hel” er noodzakelijkerwijs een pendant moest komen over „den hemel”. Nog minder natuurlijk uitde overweging, dat wie een „niet-zoo-aantrekkelijk” onderwerp als „de hel” behandelt, dan ook een verhandeling over een aangenamer stemmend thema schuldig is. Want alle onderwerpen zijn even „aantrekkelijk” voor wie Góds werken zien wil, en even „vreeselijk” daarom ook.

Wat mij tot het schrijven van dit boek dreef, is eenerzijds de heel gewone gang van het leven, dat niemand in zijn hand heeft: ik sprak herhaalde malen in lezingen of cursus-avonden over dit onderwerp. Oorspronkelijk was de bedoeling dan ook vrijwel niets anders, dan een eenigszins breedere uitwerking van wat in die lezingen gezegd was.

Maar, toen eenmaal de tijd daarvoor vrij gekomen was, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen, dien gang, te volgen. Het boek zou inderdaad op die manier een pendant geworden zijn van „Wat is de Hel?”; maar ’t leek mij thans beter, een heel anderen opzet te kiezen, dan in het hoek over de hel. Naar mijn meening leeft onder „onze menschen” inzake den hemel menig denkbeeld, dat met de andere inhouden van het gereformeerde denken, en vooral met onze grondgedachten, òf geen verband zocht, òf dit verband feitelijk miste. Ook bij mijzelf waren er enkele moeilijkheden te overwinnen, met name dan, wat het leggen van zulk verband betrof. Daarom is het boek in opzet en behandelingswijs volstrekt anders geworden dan het werkje over „de hel”. Wel bleef het populair, maar op enkele mijzelf beteekenisvol schijnende punten heb ik getracht, wat over den „hemel” geloofd werd, in verband te zetten met enkele ook in den laatsten tijd naar voren komende vragen.

Welke die vragen zijn, behoef ik hier niet te zeggen; de lezer zal dit zelf wel kunnen nagaan, als hij het boek ter hand mocht nemen.

Vermeld zij nog, dat Ds C. Veenhof eenige registers heeft willen maken. Eerst voelde ik daar niet veel voor, aangezien het boek wegens zijn populairen opzet niet de bedoeling heeft, volledig te zijn. Maar overwégend was dit bezwaar niet; aan Ds Veenhof daarom hier mijn hartelijken dank. Ook aan Prof. Dr S. Greijdanus ben ik grooten dank verschuldigd; op een bepaald punt (het begrip: „derde hemel”) heeft deze mij op weg willen helpen, toen ik zonder exegeet den weg niet vinden kon.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001