Een indruk van Ds A.C. Heij
De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven
15e jaargang, onder redactie van K. Schilder,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
52,419 (27 september 1935)
a
Ds A.C. Heij is gaan behooren tot de medewerkers van een orgaan, over welks geboortegeschiedenis wij reeds een en ander hebben opgemerkt, en gaat zich nu in Zeeuwsche Kerkbode bemoeien met ons blad. Hij geeft zijn indruk, zeggende: ik zie dit zoo in. De vraag is echter of zijn inzicht juist is. En als nu Ds Heij opmerkt, dat zijn indruk is dat men door op al te veel is een punt te gaan zetten een reeds bestaande concentratie verbroken heeft, dan stellen wij, uitgaande van de onderstelling, dat hij De Reformatie op het oog heeft, daartegenover een stellig neen. Wij noemen dit een praatje, meer niet. En wij verzoeken Ds Heij zijn insinuatie te bewijzen of terug te nemen.
Overigens verblijdt het ons, dat Ds Heij in de pers er niets voor voelt fascistisch alles maar gelijk te schakelen, zoodat er ten slotte maar één stem wordt gehoord. Het schijnt, dat Ds Heij gevreesd heeft, dat andere bestaande bladen zouden gaan zwijgen. Of bedoelt hij soms een bepaalde wijze van redactie-voeren te propageeren, en te protesteeren tegen een niet-meerhoofdige? In dat geval schijnt Ds Heij nogal bezwaar te hebben tegen het bestaan van De Heraut. En van Zeeuwsche Kerkbode, eenig redacteur (tegenwoordig!) Ds A.C. Heij . . .
Overigens troosten wij ons, dat de medewerkers van Zeeuwsche Kerkbode zich niet fascistisch geregeerd behoeven te achten door den éénen redacteur van dit blad, zijnde Ds A.C. Heij; als we het goed begrijpen, heeft Ds Heij er zelf bezwaar tegen, dat hij (sedert eenige jaren) alleen staat als redacteur van Zeeuwsche Kerkbode, en noodigt hij zijn medewerkers langs dezen omweg uit, zich toch tot redacteuren te laten maken. Ondanks de gebruikmaking van dien omweg zou ik hun raden, den voorslag aan te nemen. Als t niet zóó bedoeld is, ja, dàn begrijpen we van Ds Heijs opmerkingen al heel weinig, tenzij we psychologisch hem moeten verstaan. Maar dat achten we persbederf. In elk geval troost het ons, dat ons orgaan op het zijne zooveel lijkt, en dat met ónze medewerkers de verhouding tot nu toe steeds uitstekend is geweest; van eenige dictatuur is in het Reformatie-huis geen sprake, onder ons gezegd.
K. S.
a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.
|