Over de twaalf artikelen

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

15e jaargang, onder redactie van K. Schilder,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
37,298 (14 juni 1935)

a



Bij de firma Callenbach te Nijkerk verscheen: Prof. Dr Karl Barth, De Apostolische Geloofsbelijdenis, voor Nederland bewerkt en van aantoekeningen voorzien door Dr K.H. Miskotte. Het boek geeft van Barth zelf (in vertaling) de zestien voordrachten, die hij op uitnoodiging der theologische faculteitsvereeniging te Utrecht aldaar gehouden heeft (bl. 15-210). De rest (215-369) is van de hand van Dr Miskotte (aanteekeningen).

Die aanteekeningen zijn dus quantitatief het grootste stuk van het boek (kleinere letter). Dat zou een voordeel zijn, indien ze inderdaad den min kundigen lezer op bepaalde plaatsen hielpen in het recht verstaan van wat Barth wil. Helaas is dit niet het geval. De aanteekeningen geven op slechts weinig plaatsen een den niet geoefenden lezer vooruit brengend inzicht in Barths eigenlijk hedoelen. En voorts halen ze veel overhoop, dat weinig met de zaak te maken heeft; soms ook slaan ze de plank mis. Een enkele maal wordt een ander klakkeloos nageschreven; zoo, b.v. als Dr Miskotte een misvatting van Prof. Aalders (Groningen) inzake de beweerde discrepantie tusschen Bavinck en Kuyper ten aanzien van de leer der enhypostasie naschrijft, zichzelf verradende door een onnauwkeurige citaatvermelding, die op Aalders blijkt terug te gaan (276, vgl. Aalders. Incarnatie 263) b. Soms ook doet zijn verwijzing naar moderne schrijvers meer muzikaal dan wetenschappelijk aan (275, noot 3). Elders wordt Barths misbruik van den christelijken woordenschat door Miskotte nog eens aangedikt, b.v. als hij het heeft over geloof, dat („om zoo te zeggen”!) vleesch wordt (274). Een andermaal wordt heel wat overbodigs overhoop gehaald, b.v. als bij „de verborgenheid der ongerechtigheid” wel gedacht wordt aan Pascal, en zelfs aan Thomas Aquinas, doch niet aan . . . zekeren Paulus in zijn hoofdstuk over den antichrist (252). Of ook wordt „Konfessionskunde” met symboliek gelijk gesteld (215). Het zijn alle bij elkaar bewijzen voor een niet zoo heel nauwkeurig werken.

We achten het niet verstandig, deze bedenkingen achter te houden. Immers, vele niet-theologisch geschoolde lezers zullen misschien de verschijning van een Hollandsche bewerking van Barths voordrachten begroeten als een welkome gelegenheid, om nu eens met de gedachtenwereld van Barth op de hoogte te komen. De aanteekeningen van Dr Miskotte zullen hen dan doen vermoeden, dat ze dezen keer de kans daartoe krijgen. En in dat opzicht zullen ze zich teleurgesteld voelen. |298c| Alleen geoefende theologen zullen uit dit boek Barths meeningen kunnen leeren kennen.

En zelfs dezen zullen het niet kunnen, als ze geen voorstudie hebben gemaakt van Barth. Missen ze een oriënteerend overzicht van Barths grondgedachten, dan zullen ze nóg van Barths „theologie” iets anders zich voorstellen, dan de werkelijkheid toelaat. ’t Is niet zoo dadelijk duidelijk, dat Barth over de verhouding van dogmatiek en geloof totaal anders denkt dan de gereformeerde; dat hij over wonder, kerk, gebed, zonde, leed, dood, dingen zegt, die heel het raam der Schriftgeloovige theologie doorbreken; dat hij de vleeschwording des Woords — zoo als deze werkelijk is — feitelijk verloochent; dat hij den Christus dus anders . . . fantaseert, dan Hij waarlijk is; dat zijn opkomen voor Christus’ „godheid” ons vèrder van Hem afvoert, dan de modernistische, liberalistische „theologie” ooit gedaan heeft. En zoo voort.

Wij hebben in deze korte aankondiging veel beweerd en niets bewezen. Pogingen om te bewijzen, wat ik hierboven zei, deed en doe ik op mijn colleges, en in een cursus van 6 maal 12 voordrachten voor predikanten en studenten in Groningen (uit de omgeving). Hier kan ik het niet. Of ik den tijd vinden kan voor de uitgave van een boek, waarin de daar besproken stof uiteengezet wordt, weet ik niet: een vacantie duurt maar kort, en ik kan wel hopen, maar durf niets te beloven. Doch, hoe het zij, ik kan de bestudeering van dit werk wèl aan theologen-van-professie aanbevelen (op conditie van voorstudie), doch meen de anderen erop te moeten voorbereiden, dat ze hier niet vinden zullen, wat ze zonder waarschuwing allicht zouden hebben verwacht: een Hollandsche populariseering van Barth. Dáár is het ook in dit boek niet toe gekomen.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Willem Jan Aalders (1870-1945), De incarnatie, Groningen etc. (J.B. Wolters) 1933.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001