Benoeming kerkelijk hoogleraar

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

15e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
17,138 (25 januari 1935)

a



Het trekt algemeen de aandacht, dat de synode van de Hervormde Kerk in een buitengewone zitting tot kerkelijk hoogleeraar benoemd heeft dr Berkelbach van der Sprenkel. Met hem stonden op de nominatie dr Oorthuys en ds Noordmans.

Er wordt van confessioneele zijde op gewezen, dat de benoemde behoort tot de ethische richting. En dan rijst de klacht, dat de confessioneelen ten onrechte voorbijgegaan zijn in de benoeming. Weer is een ethische benoemd. De confessioneelen hebben slechts één kerkelijken hoogleeraar; men meent, dat het passeeren van de confessioneelen hen dus verongelijkt.

Ons persoonlijk kan de benoeming niet verwonderen, en allerminst, op het standpunt van de „confessioneelen” zelf, als een kerkelijke zonde tegen deze kerk-partij op wetenschappelijk gebied worden aangemerkt. Want wat is eigenlijk in theologisch opzicht confessioneel? De eenige confessioneele hoogleeraar is prof. Haitjema. Maar zijn theologie is geïnspireerd door Barth. Welnu, deze confessioneele hoogleeraar heeft, nog vrij kort geleden, een bundel studies helpen uitgeven onder titel: „De Openbaring der Verborgenheid”. Onder de medewerkers behoorde ook dr Berkelbach van der Sprenkel. Deze heeft dus met dr Haitjema zich in zekeren zin vergezelschapt. En het was niet maar een losse samengang voor een oogenblik; want het boek stelde de vraag, wat men heeft aan de dialektische theologie. Alle medewerkers hebben zich natuurlijk kunnen vinden in de inleiding van dr M.C. Slotemaker de Bruïne, die in zijn voorrede bericht heeft, dat de schrijvers van de verschillende artikelen in dezen bundel elkaar gevonden hebben in hun diepgaande dankbaarheid voor de dialektische theologie. Niet alleen dit wijst op een nauwen structureelen samenhang, maar ook de andere uitspraak van de voorrede, die wij hier even citeeren: „Wanneer de bonte samenvoeging van onderwerpen onder het ééne gezichtspunt dezer kritische theologie gewelddadig mocht blijken, gezocht of zelfs maar begrijpelijk zonder innerlijk noodwendig te zijn, dan zou de geestelijke beweging, waar het hier om gaat, geoordeeld zijn. De innerlijke eenheid van de hier voorgedragen vizie op dogma, schrift, kerk, en haar velerlei aktiviteit, raakt de kern van de zaak. Dat beteekent niet, dat de schrijvers tezamen die eenheid in allen deele belichamen — de artikelen zijn zeer verschillend van toon en opzet — maar dat deze eenheid in hun arbeid richtend (in tweeërlei beteekenis) doorbreekt.” Opgemerkt wordt, dat de opstellers van dezen bundel allen teren op „datgene wat het hart is van de dialektische theologie”. En verzekerd |138c| wordt, dat de auteurs zich verzetten willen tegen invloedrijke denk-richtingen in het nederlandsche christelijke leven, met name tegen bepaalde trekken in de ethische en neo-calvinistische theologie. Tegenover den „beschouwingsrijkdom” en de „beschouwings-vastheid”, die er in verscholen liggen, willen zij front maken, „teruggewezen” als zij zich achten „naar een armoede en een dwaasheid die aanwijzing zijn van een dieper prijsgegeven zijn in Gods openbaring”.

Het valt m.i. niet meer in te zien, welk ónrecht men aan de confessioneelen doet, wanneer een man, die, tot nu toe als ethisch kon worden aangediend, maar intusschen opgenomen is in een nieuw front dat dr Haitjema zelf mee hielp vormen, als hoogleeraar benoemd wordt. Het getal der „ethische” hoogleeraren is vermeerderd; inderdaad. Maar het getal van hen die „met recht” confessioneel kunnen heeten, althans met hetzelfde „recht” als dr Haitjema, ook. Slechts wij toch ontkennen dat „recht”. Men vergete niet, dat heel de theologische groepeeringswijze in de laatste jaren anders geworden is. Rekent men voorts met de leeftijden en met de academische vorming bij het drietal candidaten, dan komt ons op het standpunt van de Hervormde Kerk de benoeming alleszins logisch voor.

Wij zeggen dit niet, om ons in te laten met zaken van de Hervormde Kerk, doch alleen om er op te wijzen, dat men van een synode, laat staan van een Hervormde synode, niet eischen kan, verschillen, die intusschen praktisch imaginair geworden zijn, nog steeds in rekening te brengen, als waren zij werkelijk. De Hervormde synode heeft het recht, zich te richten naar dezelfde front-wijziging, ook voor zoover ze de „confessioneelen” in hun relatie tot de „ethischen” betreft, als welke de als confessioneel bekend staande hoogleeraar Haitjema gewild heeft. Waarom zullen de hoogleeraren onderscheidingen uitwisschen, en hun benoemers ze handhaven? In het algemeen gesproken hebben de confessioneelen zichzelf als wetenschappelijk-theologische richting opgeheven. Hoogstens kan de naam „confessioneel” nog een zekere probleemstelling inzake het hervormd-kerkelijk vraagstuk bij den drager van dien naam doen vermoeden. Maar een kerkelijk hoogleeraar is er tenslotte, om theologie te doceeren, en niet om een nuance te zijn in den kerkstrijd. En bovendien: „toevallig” schreef dr Berkelbach van der Sprenkel in het genoemde boek juist over de kerk. Wat willen de partijgenooten van prof. Haitjema nog meer??

Onlangs is een congres gehouden, dat dr Haitjema als gereformeerd-in-wijderen-zin heeft aangediend. Het orgaan der confessioneelen vond dat prachtig, dankte God, en sprak van zegen. Lieve menschen, zou men zeggen: waarom is dan dr Berkelbach van der Sprenkel niet in wijderen zin confessioneel te noemen? Men zou dit óók aan anderen willen vragen, die dit congres verdedigden, en nu de confessioneelen beklagen.

Men ziet: de dingen werken door. De wereld wordt hoe langer hoe onbezwaarder. En de boom der bezwaren wordt dus hoe langer hoe dikker.

En is het al zóóver, dat men, om te weten, wat een confessioneel toekomt, niet vraagt, of zijn hoogleeraren de confessie trouw blijven, maar of ze vaak genoeg een hoedemakeriaanschen term (b.v. „heel de kerk en heel het volk”) hanteeren.

Elk geslacht krijgt de congressen, die het verdiend heeft, en elke congresganger de professoren, die hij verdiend heeft. Wie God dankten voor dat congres, moeten Hem nu óók danken voor dézen professor, die (inzake de kerk nog wel) schrijft à la dr Haitjema.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001