Hoe zit dat?

in: De Reformatie, vijftiende jaargang, Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1933v, 8,67 (23 november 1934) a



Onder dit opschrift schrijft één onzer lezers ons het volgende:

Hooggeachte Prof. Schilder,

Zoudt U mij in „De Reformatie” inlichtingen kunnen geven over het navolgende bericht, geknipt uit de „N. Rott. Crt.” van Dinsdagavond 6 Nov. (Avondblad B Kerknieuws) betreffende Prof. Lecerf. Is Prof. Lecerf een aanhanger van Barth? Prof. Lecerf is toch, meen ik, indertijd door een verklaring van de V.U., dat zijn Calvinistische theologie nog heden universitair onderwezen werd, tot professor (of lector?) te Parijs aangesteld en staat in velerlei verbinding met de Calvinisten in ons land, gelijk ook bleek bij gelegenheid van zijn promotie één of twee jaren geleden en nu weer op het „Congres der Gereformeerden”.


Het bericht luidt:

Le Catéchisme de Jean Calvin, suivi de la Confession de la Rochelle et la Confession des Pays-Bas. — Editions „Je sers”, Paris (1934).

Deze uitgave van drie oude gereformeerde belijdenisgeschriften in hedendaagsch Fransch moet worden beschouwd als een gevolg van de herleefde belangstelling in calvinistische theologie, die in de laatste jaren ook onder de Fransche Protestanten valt waar te nemen, zulks onder invloed der „Zwitsers”: Barth, Brunner, e.a. Van de drie mannen, die onder de auspiciën van de „Société calviniste de France” tot deze uitgave hebben meegewerkt: Ds F.C. Krafft, Waalsch predikant te Haarlem, Ds Cadix te Sèvres en Ds A. Lecerf is de laatste lector aan de Vrije Universiteit der Prot. Theologie te Parijs, en een toegewijd verkondiger der ideeën van Karl Barth. Aan dit standpunt zal het ook wel zijn toe te schrijven, dat zij van den catechismus van Calvijn zeggen, dat deze zich handhaafde tot op het oogenblik waarop vervolging en opkomend rationalisme het „voor een tijd” wonnen van het door de Hervormers herstelde geloof.


Met dank voor de inlichtingen, hoogachtend

Uw dw.,

(volgt onderteekening).

7 November 1934.

Tot zoover de vraag.

Ik zou antwoorden, dat prof. Lecerf mij iemand toeschijnt, die nog zoekt naar wat gereformeerd is. Indertijd is het tijdschrift „Hic et Nunc” verschenen met de bedoeling Barth’s gedachten in Frankrijk te importeeren; ik heb enkele nrs. gehad, maar kan ze thans niet bereiken b; ik meen evenwel, dat prof. L. bij deze periodiek geinteresseerd is. Uit zijn Introduction à la dogmatique réformée, Premier Cahier, Principes et Methodes, Paris, „Je Sers”, z.j. (De la nature de la connaissance religieuse) c noteerde ik enkele passages, die me schenen te bewijzen, dat het zoeken naar de gereformeerde gedachte niet altijd nog tot vinden geleid heeft. In den „Almanach de Jean Calvin” van 1934 d staat prof. Lecerf ook vermeld onder het eerecomité; maar dit zegt op zichzelf nog niets, als men weet, dat er voor België geen enkele vertegenwoordiger van de gereformeerde kerken in voorkomt, wel iemand van de Belgische Zendingskerk, die den gereformeerden kerken al heel wat hoofdfronsingen heeft gekost, en dat voor Nederland vermeld worden o.a. de hierboven gemelde ds Krafft, prof. Haitjema (!) en minister Slotemaker de Bruïne . . . .


NASCHRIFT! Om misverstand te voorkomen, zij meegedeeld, dat dit artikeltje reeds verleden week bij de copie was ingezonden, doch wegens plaatsgebrek ter drukkerij is blijven liggen. Wat hierboven gezegd is, is nog mijn gedachte; twee, sinds verleden week door mij nog gelezen artikelen van prof. L. in Evangelical Quarterly e bevestigen mijn verleden week uitgesproken meening.


K.S.






1. Dit woord gebruik ik hier als publiek gehanteerden naam, zonder te beweren, dat de term aanbeveling verdient.




a.


b. Vgl. Hic et Nunc 1re année No. 3-4 (sur K. Barth), Paris (?) 1933.


c. Vgl. Auguste Lecerf (1872-1943), Introduction à la dogmatique réformée. Principes et methodes I-II, Paris (Editions „Je sers”) [1931-1938] (I: De la nature de la connaissance religieuse; II: Du fondement et de la specification de la connaissance religieuse. These).


d. Vgl. Almanach Jean Calvin, Geneve (?) 1934.


e. ?