Prof. Haitjema, preekend over de Afscheiding

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

15e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
3,27 (19 oktober 1934)

a



De hoogleeraar Haitjema bezocht Ulrum en preekte er over de Afscheiding b. De preek is verslagen; we zullen er dus eens over nadenken.

Tekst was Num. 14 : 11a, 12b (schijnbaar recht), 20, 21 (wezenlijk onrecht der Afscheiding).

Redeneergang als volgt:

Mozes’ volk had zijn leider groot onrecht aangedaan. Zoo ook de Hervormde Kerk ds de Cock.

Hiermee is dan het schijnbare recht der Scheiding opgeklaard . . . voor de zielen, voor dewelke het schemert.

Want de geesten, die den bijbel nuchter lezen, hebben natuurlijk al lang begrepen, dat het beeld aan alle kanten mank gaat. Wie was de leider (de Mozes) van de Hervormde Kerk? De Cock? Het mocht wat. ’t Is de synode geweest, dezelfde synode, waarop prof. Haitjema het woord voert, honderd jaar na De Cock. De Cock was knechtje van de synode; heelemaal geen Mozes. Hij werd |27b| pas Mozes, toen hij zijn broederen ging verlossen, en het waagde met Gods Woord.

Indien dus prof. H. een serieus woord gesproken zou hebben, zou hij gezegd hebben: de synode achtte zich geroepen om Mozes te zijn. Maar ze is in 1834, gelijk in 1816, een karikatuur van Mozes geworden, een tyran, die niet door het volk getergd werd, doch die zelf het volk Gods tergde.

De onbijbelsche parallel van prof. H. is de handhaving, na 100 jaar, van de probleemverschuiving, die vóór een eeuw de synode der Herv. Kerk tot het tergen van Gods volk verleid heeft.

En dan die verdere parallellen? Mozes zou vader van een nieuw volk mogen worden. Dat beteekent heel gewoon: stamvader van een nieuw vleeschelijk Israël. Prachtige parallel voor een kerkreformatie, voor leiderschap . . . . voor het opnemen van het ambt der geloovigen (Acte van Afscheiding)!!!

De Cock had als Mozes de Scheiding moeten afbidden, zegt het synodelid prof. Haitjema. Net als Mozes.

Maar Mozes had niets met een Afscheiding te maken. Het ging in Num. 12 niet over afscheiding; het liep alleen over de vraag, of de lijn van Israël zou loopen over Mozes alleen, dan over Mozes met de anderen mee. Geen schijn of schaduw van eenig Afscheidingsprobleem.

De Cock had moeten àfbidden . . .

Maar hij heeft afgebeden, gepleit tot het bittere einde toe.

Doch de karikatuur-Mozes van 1834, de synode, had daar geen ooren voor.

En dus had ze er geen ooren naar. Ze scheidde De Cock af, snoerde hem den mond, maakte van zijn gebeden een karikatuur, onttrok hun inhoud aan de volksattentie.

Toen wist De Cock, dat waar de gehoorzaamheid wordt voortgezet, de verbondslijn wordt voortgezet. En hij begreep, anders dan deze professor, dat er tusschen Oud en Nieuw Testament verschil is; dat dus een verbond met een volks-kerk niet bestaat, omdat volk en kerk tegenwoordig anders tegenover elkander staan dan onder Israël.

Het neo-calvinistische woord „volksdeel”, aldus prof. H. kreeg van God een dikke streep door zich heen.

Dat kunnen de apologeten der karikatuur-Mozessen van 1834 zich aantrekken, die hun eigen, niet-op-scheiding-beluste trouwe kinderen, gansch liberaal, al lang voor 1834, het separatistische volksdeel scholden, en het afscheidden met de boosdoeners, die te zwijgen hadden, in de gevangenis.

De Cock had moeten afbidden . . . zegt prof. H. Gerundivum Haitjemae.

Maar de gebeden van De Cock roepen nog na een eeuw tot God tegen deze omkeerder van de rollen, die op De Cock een verwrongen Mozes-bericht „toepast”, om de aandacht af te leiden van de karikatuur, die de werkelijke regeerders van Gods volk in 1834 van Mozes gemaakt hebben.


K. S.




a.

b. Vgl. Theodorus Lambertus Haitjema (1888-1972), Heere, vergeef!, Wageningen (Veenman) [1934] (Prediking ter herdenking der Afscheiding in de Nederlandsche Hervormde Kerk te Ulrum, 14 oktober 1934).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001