Een vraag van „Utrechtsch Dagblad”

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

14e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
46,347 (17 augustus 1934)

a



Dr H.W. v.d. Vaart Smit schreef in „De Rotterdammer” een artikel over Duitschland (Hitler-Duitschland) dat mij verwonderde. Ook in „Utrechtsch Dagblad” plaatste hij een artikel, als ik me niet vergis, hetzelfde, maar dan, naar ik meen, zonder coupures, als wat in „De Rotterdammer” heeft gestaan. We citeeren eruit (het gaat over de begrafenis van Hindenburg):

Er werd een protestantsch christen begraven. Het leger leidde den generaal-veldmaarschalk uit. Maar het eerste woord aan het graf werd aan den Prediker van het Evangelie gegeven, die op wensch van Von Hindenburg zelven in de eerste plaats op zijn graf de eere bracht aan de genade Gods, op welke hij in leven en sterven vertrouwde. Het Onze Vader werd in diepe ontroering meegebeden. Eerst toen kwam de Führer aan het woord.

De echo is in Duitschland hiermee conform geweest. Overal werd in de rouwvergaderingen, die op hetzelfde uur rondom de radio in openbare samenkomsten alom gehouden worden, het Lutherlied, „Een vaste burcht is onze God” door het volk met Tannenbergs vergaderden meegezongen, juist dit lied en dit bovenal en dit vaak alleen, eerder in dit moment dan de nationale liederen. Daarin ligt een kenteeken van dezen tijd en niet slechts een hulde aan den doode. Het derde rijk wil den naam Gods op het terrein van het staatsleven en het openbare leven met eere en eerbied noemen en genoemd zien. En S.A. en S.S., Hitlerjeugd en Arbeitsdienst, Reichswehr en volk, zij allen hebben thans te zamen geleerd om het hoofd te ontblooten bij het gebed en bij de belijdenis van het Lutherstrijdlied. De godsdienst is geen wanklank meer in het openbare leven, ternauwernood geduld en bij voorkeur verwaarloosd; de godsdienst heeft in het openbare leven een eereplaats; het kwam reeds eerder en vaker uit; het kwam ook nu uit. En het is opzettelijk en uit overtuiging, dat het geschiedt.

De kerk heeft natuurlijk haar moeilijkheden, de revolutie heeft alles tot in de grondvesten doen schudden en heeft de kerk en het kerkelijk leven niet onaangetast gelaten, integendeel, het heeft alles in beweging gebracht. Maar uit den brouwketel der bewogenheden van het moment komen toch allengs nieuwe gedachten van nieuwen opbouw voort. Teekenend was te Berlijn, dat de pauselijke nuntius van zijn paleis niet slechts de zwart-wit-roode vlag, maar ook de hakenkruisvlag uitstak. De nuntius was ook één der eersten der vreemde diplomaten, die de diplomatenloge van den rijksdag Maandag j.l. binnentrad. De protestantsche kerk kwam bij den dood van den protestantschen rijkspresident natuurlijk meer en sterker aan het woord.

De Redactie van het „Utr. Dagbl.” voegt hier een vraag aan toe:

Ziet Dr Van der Vaart Smit, wiens beschouwingen wij met genoegen opnemen, niet, dat in de z.g. religie der nationaal-socialisten buitengewoon veel heidensche, d.w.z. anti-chistelijke, elementen schuilen? Gaat de onredelijke verheerlijking van het Germanendom en de vervolging der Joden niet in tegen den geest van Christus en sprak Hitler bij de herdenking van den gestorven Rijkspresident niet van een Walhalla, dat de generaal-veldmaarschalk was binnengegaan? Redactie.

Het is onbegrijpelijk waarom heel het duitsche volk wèl zou hebben ingestemd met het Lutherlied, als men niet tegelijk aanneemt, dat „heel het duitsche volk” zoo niet deed inzake het Walhalla-commando van den heer Hitler. En wat die opleving der kerken betreft: ik heb een totaal ander geluid gehoord uit den mond van kerkelijke voorgangers uit het zwaarbeproefde duitsche rijk.

En met het „doleerende” geluid, dat ik van dié zijde hoorde, kan ik me vereenigen. Het is jammer, dat de zonden, die tegen de kerk bedreven worden, hier worden verzwegen, en dat de onzekerheid van een tusschen Lutherlied en Walhalla-klanken heen en weer gestooten volk hier wordt geplaatst in een waas van christelijkheid, die ik er niet in vinden kan.


K. S.




a. Vgl. ‘Een gereformeerd predikant onder de gelijkschakelaars’, De Reformatie 14 (1933v) 47,349v (24 augustus 1934); ‘Nogmaals: Een Gereformeerd predikant onder de gelijkschakelaars’ I-V, De Reformatie 14 (1933v) 48,353v; 49,358; 50,362; 51,367; 15 (1934v) 1,3 (31 augustus — 5 oktober 1934); ‘Wederom: Een Gereformeerd predikant onder de gelijkschakelaars’, De Reformatie 15 (1934v) 4,34v (26 oktober 1934).

b.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001