„Gereformeerd”

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

14e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
46,347 (17 augustus 1934)

a



Prof. Grosheide schrijft in „Noord-Hollandsch Kerkblad” volgend artikel:

Het is al weer geruimen tijd geleden, dat we in ons blad een stukje geschreven hebben over het verschillend gebruik van het woord Gereformeerd. De aanleiding was, dat Prof. Cramer, van Utrecht, zich in Hongarije Gereformeerd genoemd had. Men nam hem dat kwalijk en wij oordeelden, dat dit ten onrechte was geschied, omdat mannen van het type Prof. Cramer in Hongarije zeker Gereformeerd worden genoemd en Prof. Cramer om aan Hongaren zijn standpunt duidelijk te maken, niet anders kon doen, dat zich Gereformeerd noemen.

We hebben er toen ook op gewezen, dat wij zelf, wij Nederlandsche kerkelijk-Gereformeerden, het woord Gereformeerd ook niet altijd in denzelfden zin gebruiken. Wanneer we van Gereformeerde scholen of stichtingen spreken, beteekent het iets anders, dan wanneer we van Gereformeerde kerken spreken. Er zijn zelfs menschen, die zich haasten om te verzekeren, dat Gereformeerd in het eerste geval vooral niet kerkelijk is bedoeld. Dat is voor buitenlanders een onmogelijkheid, ja een dwaasheid. En wij moeten dan ook voorzichtig zijn met hun een verkeerd gebruik van het woord Gereformeerd te verwijten.

Er is meer dan één reden nu nog eens op dit punt terug te komen.

Wat er met onze scholen zal gebeuren is, althans mij, niet bekend. Maar men kan er zeker van zijn, dat er iets broeit in Den Haag en dat men er daar op uit is,om b.v. op de dorpen een kleine Hervormde en een kleine Gereformeerde school te vereenigen. Het zou mij althans zeer verwonderen, indien het niet in die richting ging.

Nu, ga ik hier op de schoolkwestie, die trouwens nog maar in de lucht hangt, niet nader in. Thans is voor mij de hoofdzaak, dat we ons weer zullen rekenschap moeten geven van de vraag, wat we met het woord Gereformeerd bedoelen, wanneer we praten van een Gereformeerde school. Bedoelen we daar een school mee, die in het algemeen op Gereformeerden grondslag staat of ééne, die Gereformeerd is in kerkelijken zin, zoodat er b.v. ook over Afscheiding en Doleantie kan gesproken worden, gelijk wij het begeeren? Die vraag komt aan de orde, men behoeft er niet aan te twijfelen. Met de vraag erbij, of we geneigd zullen zijn zelf geheel een school te bekostigen, omdat we wenschen, dat ze Gereformeerd zal zijn in kerkelijken zin. Ik geef hier geen beslissing; ik doe voor heden niet meer dan wijzen op de moeilijkheid, waarvoor we komen te staan. We weigeren alle subsidie van de Overheid voor onze kerken en terecht. Mogen we wel subsidie van de Overheid vragen voor scholen, die we in kerkelijken zin Gereformeerd willen hebben? Zie daar het vraagstuk.

Een tweede geval.

In October zal, zoo de Heere wil, in ons land een tweede Calvinistencongres worden gehouden. Dat congres zal zich plaatsen op den grondslag van de gezamenlijke belijdenisschriften van de Gereformeerde kerken. Dat is goed en noodzakelijk. Anders is er geen bespreking mogelijk. Thans wel, want men kan zich op de belijdenisschriften beroepen.

Maar zijn we er daarmee nu? We hebben eenige jaren geleden in enkele artikelen in het licht pogen te stellen, dat het er niet alleen op aan kwam om de belijdenis tot grondslag te hebben, maar dat het er ook op aankwam, hoe de belijdenis wordt gehandhaafd. Welnu die handhaving is niet in alle landen dezelfde. Wij in Nederland letten op dit oogenblik in de eerste plaats op de belijdenis inzake de Schrift, omdat daarover bij ons elk oogenblik kwestie is geweest. Maar in Engeland b.v. staat het anders. Daar strijdt men vooral tegen het Remonstrantisme. Zoo komt het, dat in Engeland Baptisten zich tot de streng Gereformeerden rekenen. En als men hun vraagt, hoe ze het maken met de toch ook in de Engelsche belijdenisschriften beleden kinderdoop, dan kijken ze vreemd op, en meenen ze dat dit punt van zoo ondergeschikt belang is, gezien den strijd tegen het Arminianisme, dat het nauwelijks de moeite waard is om er over te praten.

Maar nu moet men weer niet meenen, dat ze ons zooveel betere Gereformeerden achten, want, zoo merkt men op, ge behoeft ons niets te verwijten, gij die zelf op het stuk van de Overheid van uw eigen confessie zijt afgeweken.

Is dan alles relatief? Is er dan geen zekerheid? Neen, zoo staat het niet. Maar het staat wel zóó, dat het Gereformeerde zich in verschillende landen op verschillende wijze heeft ontwikkeld, en dat daardoor in verschillende landen verschillende punten naar voren komen.

Maar als men dat ziet en erkent, dan moet men één van beide doen. Men moet óf zeggen: met buitenlandsche Gereformeerden praat ik nooit, want die zijn, enkele uitzonderingen daargelaten, heel anders Gereformeerd dan wij, óf, als men wel wil praten, dan moet men tot dat praten ook toelaten die Nederlanders, die zeker niet tot onze Gereformeerde kerken zouden willen en kunnen behooren, maar die gerekend naar de Gereformeerdheid van de buitenlanders, waarmee we praten willen, ook Gereformeerd zijn.

In dit geval, waarin de feiten klaar voor ons liggen, is de oplossing wel te geven. We kunnen slechts met enkele buitenlandsche kerken in correspondentie leven, wil men — maar het is een te grootsch woord, voor wat nog maar een kleine zaak zou zijn — concilie houden.

Maar er is een grootere kring, die Gereformeerd is in den ruimeren zin des woords. Die kring is er in het binnenland en in het buitenland. En aan dien kring kunnen we ons als Gereformeerde personen niet onttrekken. We hebben er iets te ontvangen en ook iets |347c| te geven. En het is onze roeping om dat niet na te laten.

Het is mijn voornemen, hierover enkele opmerkingen te maken, ten deele om van een tegenovergesteld gevoelen blijkt te geven, ten deele, om enkele dingen te zeggen, die mij noodzakelijkerwijs schijnen vermeld te moeten worden, naast wat hier gememoreerd word.

Om Prof. Grosheide’s meening objectief weer te geven, heb ik zijn artikel in zijn geheel opgenomen.

Tot volgende week dus, naar ik hoop.


K. S.




a. Vgl. ‘„Gereformeerd”’ I-V, De Reformatie 14 (1933v) 48,354; 49,357v; 50,361v; 51,366v; 52,374v (31 augustus — 28 september 1934).

b.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001