Rectificatie, en nog wat

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde Leven

14e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1933-1934
25,198 (23 maart 1934)

a



Van Dr Berkouwer kreeg ik volgend ingezonden stuk:

Watergraafsmeer, 17 Maart 1934.


Hooggeleerde Heer,

Gaarne zou ik willen, dat U het onderstaande in Uw blad zoudt willen opnemen. Tot m’n groote verbazing laat U in de Persschouw mij zeggen: „de pluriformiteit moeten we maar niet vervangen door de uniformiteit, want dat lukt toch niet” en dan gaat u dat bestrijden.

Mag ik U vragen: heb ik dat gezegd?

Ik wil hier nogmaals het woord letterlijk overnemen:

„Ik laat thans in het midden of de pluriformiteitsidee tenslotte moet voeren tot het kerkelijk quietisme, dat zegt: och, laten we alles maar zoo laten. Laten we de pluriformiteit maar niet trachten te vervangen door de uniformiteit, want dat lukt toch niet en er zit toch ook in die pluriformiteit wel iets (resp. veel) moois.” |198c|

U zult toch wel toestemmen, dat niet ik, maar het kerkelijk quietisme die volgende regels spreekt.

Ik geloof, dat rustige lezing van deze zinnen toch werkelijk alle misverstand buitensluit.


Hoogachtend,

Uw dw.,

G.C. Berkouwer.

Het spijt me heel erg, dat ik Dr Berkouwer verkeerd begrepen heb op dit ééne punt. Ik verklaar mijn exegetische fout eenerzijds uit mijn haastig lezen, anderzijds uit het feit, dat Dr Berkouwer in het weergeven van de meening van het kerkelijk quietisme, zijn zinnen niet door een komma-punt, doch door een punt gescheiden heeft. Andere lezers, die ik achteraf vroeg, hadden ’t evenzoo begrepen. Gelukkig heb ik de heele passage onverkort opgenomen, ook met de aan de bedoelde passage voorafgaande zinnen.

Onder betuiging van mijn leedwezen over het misverstand neem ik dus den kop van de Persschouw van verleden week tot en met de eerste helft van kolom 1 van bl. 191 terug, zoover Dr Berkouwer er in betrokken zou zijn. Overigens zijn er natuurlijk wel onder ons, die den door mij abusievelijk aan Dr Berkouwer toegedichten gedachtengang volgen. Zakelijk zou dus tegenover hun bedoeling mijn opmerking zich willen blijven stellen. Maar het blijkt, gelukkig, dat Dr Berkouwer in dezen aan mijn zijde staat op dit punt.

Voorts: Dr Berkouwer heeft in zijn laatste nummer zich weer gemengd in het debat. Ik zal hem niet daarin negeeren, maar stel mijn beantwoording uit tot een der volgende nummers. Om twee redenen: a. om niet te veel in één nr over dezelfde zaak te schrijven; b. om af te wachten, of Dr Berkouwer soms nog meer schrijven mocht onder het loopen van de reeks. Om de onder a. genoemde reden ga ik ook voorbij aan het overigens mij zeer verblijdende artikel van Ds W.W. Meynen in „Dordtsche Kerkbode”.


K. S.




a. Opgenomen in VWK I,356-357.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001