Het teeken van niet-teeken

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

13e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1932-1933
51,375v (22 september 1933)

a



En aan hetzelve zal geen teeken gegeven worden dan het teeken van Jona den profeet.

Matth. 12 : 39b.


Ja, die geschiedenis van Jona was een teeken. Een teeken van Gods recht: Zijn oordeel begint van eigen huis. Een teeken van Gods barmhartigheid: de deserteur krijgt Gratie. En vooral — want in het verband gaat het daar toch eigenlijk alleen over — een teeken van zijn profetische zending. Een ontslagen knecht, die weer een benoemingsbrief krijgt |376a| — wel die heeft in dat certificaat een teeken, een bewijs-stuk van den eersten rang. Zoo was de nieuwe lastbrief van Jona. Geschreven niet met inkt, maar in zijn lijf te lezen: het was, om zoo te zeggen, uit den dood opgehaald.

Een teeken. —

Maar dan — alleen voor degenen die hem, en zijn Woord, „op hun woord” gelooven.

Voor de ongeloovigen is het geen teeken. Want die die man, die daar in ’t Oosten preekt, daar dezelfde is, als degene, van wien een kapitein in ’t Westen in het scheepsjournaal noteerde, dat hij overboord geworpen was in volle zee —, nu ja, dàt kan geen mensch bewijzen. Wij zouden het ook niet gelooven van een Mormoon.

Voor die niet-geloovenden is dat geen teeken.

Want het geloof in het Woord — dat krijgt alleen een teeken extra bij ’t geloof.

*

Dit alles nu is vervuld in Christus.

Hij spreekt in Mattheus 12 tot Israël. Dat was Gods volk, het volk der kerk. Dat volk „geloofde” het verhaal van Jona. Het was dus — als het leefde bij de Schrift — „ingesteld” op de gedachte, dat de profetie kan komen, eigenlijk moet komen zonder uiterlijk gelaat. Precies zooals Jona. ALS hij een profetenmantel heeft gehad, dan bleef die in zijn scheepshut hangen; toen hij in Ninivé kwam, kwam hij zóó uit slijm en zeewier. Indien nu die Joden hadden geleefd bij de Schrift, hùn Schrift, dan zouden ze niet zich schrap gezet hebben tegen een profeet-zonder-uiterlijk-gelaat. Zoo’n profeet „lag in de lijn”.

Maar nu is dit hun „overspel”: zij willen weer een profeet-met-uiterlijk-gelaat. Men moet zich door een zichtbaar hemel-teeken kunnen legitimeeren. Anders vertrouwen zij „het” niet. Tegen een profeet, die enkel het Woord heeft, hebben zij ernstig bezwaar.

Tot DAT geslacht nu, dat de Schrift „geloofde”, maar de vervulling der Schrift verwierp, en dat eischen stelde tegen de Schrift in, zegt Jezus, dat zij geen teeken krijgen zullen.

Nu ja, alleen dan het teeken-van-niet-teeken.

Hij laat zich begraven — als Jona: en nog erger. Dat Hij opstaat, dat zal niemand zien.

Want Christus legitimeert zich alleen voor wie het Woord gelooft. Voor dat geloof is Hij al legitiem.

En dat geloof krijgt daarna teekenen-in-de-volte. Teekenen bij het Woord, maar nooit zonder dat Woord.


K. S.




a. Opgenomen in VWS I,476-477.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001