Una Sancta

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

13e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1932-1933
20,154 (17 februari 1933)

a



Wie den wil mijns Vaders doet, die is mijn broeder . . .

Marcus 3 : 35.


In onze dagen wordt een zware strijd gevoerd, met name op het terrein der kerk, over de vraag van den „heiligen oorlog” en de andere vraag van den heiligen vrede.

Sommigen staan op, en roepen voor ieders ooren den heiligen oorlog uit. Zij lezen bij voorbeeld ons geloofsartikel inzake de kerk op een eigen manier, en met eigen accent. Ze lezen het zóó: „ik geloof een heilige, algemeene christelijke kerk”, of, ze hooren spreken van de „Una Sancta”, de ééne, heilige kerk. En nu citeeren ze bij voorkeur zoo: de Una Sancta, de eene heilige kerk. Die heiligheid, d.w.z. de norm der kerkvergadering, daarnaar zoeken ze; en als ze den maatstaf der heiligheid maar denken te |154b| hebben, dan roepen ze voor die heilige kerk den heiligen oorlog uit.

Anderen echter zien daarbij toe, en zeggen: dat gaat toch niet goed. Die anderen roepen liever met zachte stem den heiligen vréde uit. Ook zij lezen het geloofs-artikel van daareven op een eigen manier, en met eigen accent. Ze lezen het zóó: „ik geloof in een heilige, algemeene kerk”. Of ze hooren spreken van de „Una Sancta”, maar leggen den klemtoon weer anders: ze zeggen: de Una Sancta, de eene heilige kerk. Die eenheidsgedachte pakt hen zóó, en neemt ze zóó geweldig mee als ideaal, dat ze voor die „éénheid” alles doen, en soms zelfs in het zoeken naar die eenheid doordraven, en van geen stilstand weten.

En dan komt het tragische moment straks.

Terwijl die beide groepen zoeken naar „de ééne heilige kerk”, ontstaan er twee legers uit deze kerkekinderen zelf.

Het ééne leger treedt op onder de leus: de Una Sancta, vergeet het gemeenschapsgebod, verwaarloost de eenheidsgedachte, draaft dus door, en wordt eenzijdig.

Het andere gaat zich organiseeren als een leger voor de Una Sancta, de ééne heilige kerk en vergeet het heiligheidsgebod, verwaarloost de gehoorzaamheidsgedachte, en draaft dus door, en wordt eenzijdig.

En die twee legers, die onder één leuze optrekken, die elk voor zich de twee woorden van die leuze in hun vaandel schreven, maar die, het ééne onder het eerste, en het àndere onder het tweede woord van die leus een streep hebben gezet, en dus daarin verschillen, die twee legers gaan straks uiteen; ze blijven eerst naast elkaar staan, straks bestrijden ze elkaar, en komen nooit verder.

Tenzij . . .

Tenzij ze tot Hem terugkeeren, die als Middelaar Gods en de menschen onder ons staat en spreekt.

Want Christus, in de wereld staande, en zijn ambt onder de menschen bedienende, heeft het één verbonden aan het ander. Hij leerde ons: is is een eenheid, er is een heilige ééne kerk. Maar even zéér, en met dezelfde kracht en intensiteit leerde Hij ons de heiligheid der kerk.

*

Daarom komt slechts dan de eenheid weer, als men de broederlijkheid (de eenheid dus) weer bindt aan de gehoorzaamheid (de heiligheid dus). Want in de kerk gaat het niet om broertjes van ons, doch om de broeders van onzen Heere Jezus Christus. Die den wil Zijns Vaders doen, die zijn de broeders van Hem.


K. S.




a. Opgenomen in VWS II,127-128 (in een bewerking voor Alles of Niets).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001