„In Gods huis alleen Gods Woord”

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

13e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1932-1933
20,154 (17 februari 1933)

a



Men kent dezen regel, die ook nu nog aangeprezen wordt van Chr. Geref. zijde, om zich te mengen in de besprekingen van anderen over een nieuw gezang in den eeredienst.

Onze vraag, waarom men zelf dan liever niet dien regel volgt, maar nog steeds (eenige) gezangen zingt, bleef natuurlijk onbeantwoord. Men laat liever het volk in den dut.

Zeker is deze regel vroeger ook door anderen aangeheven. Maar toen ging het heel vaak om een ander dilemma: menschenwoord, dat beteekende daar veelszins: een onzuiver woord. De gezangen der Herv. Kerk waren niet naar den inhoud overeenkomstig Gods Woord.

En overigens is het goed, te erkennen, dat de |154c| regel ook wel eens gebruikt is, ook onder ons, zonder dat er waarde aan dat gebruik te hechten viel. We behoeven elkaar niet na te praten.

Het is nooit te laat, zich te bezinnen over ondoordachte leuzen.

Zulk een òndoordachte leus is deze: in Gods huis alleen Gods Woord, althans wanneer het gaat over den kerkzang.

De eeredienst bevat woorden van God tot den mensch (b.v. de prediking, de lezing der wet), en óók woorden van de menschen tot God (b.v. het gebed, de apostolische geloofsbelijdenis, ten deele, en ook het gezang).

Zingen is altijd menschenwoord. Uiting van wat er leeft in de belijdende kerk. De belijdende, zingende kerk kan wel in haar lied Gods Woord zelf overnemen (een profetie b.v.), maar dan wordt die profetie, zoodra ze gezongen wordt, een belijdenis-acte. Op één lijn staande met het zeggen, of zingen, van de XII Artikelen. De zingende, belijdende, zich uitende gemeente kan óók woorden van geïnspireerde menschen overnemen, vandaar een groot deel der psalmen (gebeden, klachten, dankzeggingen). Maar ook dàn worden die geïnspireerde woorden-van-den-bijbel, zoodra ze gezòngen worden, dadelijk tot uitingen van de zingende, belijdende kerk gemaakt. Men zingt in de kerk nooit Gods Woord. Dat te willen ware de hoogste brutaliteit. Men moet in Gods huis de grenzen eerbiedigen. En daarom bekennen, dat een stem des menschen nooit een stemme Gods is. Dat zeggen ze alleen in de buurt van de Herodessen b.

In de kerk niets tégen Gods Woord.

Maar in de kerk elken Zondag principiëele onderscheiding van Gods Woord tegen menschenwoord. Doch dit laatste dan gebracht onder den zegen en het gericht van Gods Woord, en door God zelf in genade met dat woord in overeenstemming gebracht.

Wie het zingen, wijl kerkzang, louter aan bijbelteksten binden wil, die moet alweer consequent worden. Zooals de Roomsche Kerk het vaak doet, zoo moet hij het ook willen. Hij moet zeggen: laat de dominee als-t-u-blieft geen vrij gebed doen; neen: in Gods huis alleen Gods Woord. Leg hem een formuliergebed voor, dat bestaat uit bijbelteksten. Zooals de Roomsche liturgie heel veel misgebeden kent, die louter bijbelteksten (gebeden, klachten, dankzeggingen) zijn.

Maar het wonderlijke is weer: zij, die anno 1933 roepen: „in Gods huis alleen Gods Woord” willen van „Roomsche” formulieren niets weten, noemen alleen het vrije gebed „geestelijk”, och arme, en laten dan den dominee maar vrij.

Alsof dat bidden der dominees allemaal Gods Woord was . . .

Alsof — ik blijf in mijn lijn — dat Gods Woord mòcht zijn . . .

Vraag de menschen nu maar eens, of ze niet eerlijk willen worden: òf den predikant binden aan onveranderde bijbelteksten, in de uiting-der-kerk-die-gebed-heet, òf den regel óók laten loopen voor die andere uiting-der-kerk-die-gezang-heet. Pak de consequentie aan. Als het meenens is, dan moet men de XII Artikelen dadelijk vervangen door twaalf overeenkomstige bijbelteksten!


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Handelingen 12:22.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001