Critiek van Prof. Haitjema

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

13e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1932-1933
7,50 (18 november 1932)

a



Een maand later dan ik verwacht had, gaf „Onder Eigen Vaandel” een critiek van de hand van prof. Haitjema over de kerkelijke behandeling der zaak van dr Ubbink b. De klacht over de „liefdeloosheid” der Geref. Kerken ontbreekt niet. „Helaas, men wilde korte metten met hem maken”. Vragenderwijs worden allerlei onderstellingen geopperd, die, als ze meer dan hypothesen, als ze dus ook heenwijzingen naar de werkelijkheid waren, de behandelden classis in een droef licht zouden plaatsen.

Deze critiek kan ons niet bekoren. Dat prof. Haitjema een begrip van „tucht” verdedigt, onder betuiging van „zich niet te willen onttrekken aan het regime van Woord en Geest” weten wij; en we probeeren deze termen te lezen met „oordeel des onderscheids”; dan vreezen we meteen, dat er met deze tucht toch niets te beginnen zal wezen, en deze beste stuurlui dus altijd aan den |50c| wal kunnen blijven staan, krachtens hun opvatting van het „regime” van „Woord” en „Geest”.

Maar dat geeft prof. H. nog niet het recht, beschuldigingen uit te spreken over een classis, alleen op getuigenis van den beklaagde. Want in de onderhavige punten heeft het orgaan van de classis deels een weerleggend woord gesproken (zonder dat prof. H. dat citeert) en voor een ander deel verklaard, niet te willen spreken, wijl het daartoe geen recht had. De bronnen zijn dus niet toegankelijk nog. En toch maar oordeelen?


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Theodorus Lambertus Haitjema (1888-1972), ‘?’, Onder Eigen Vaandel 7 (1932) ?







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001