Fascisten-politiek. Een tijdwoord voor „Jongeren”

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

13e jaargang, onder redactie van K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1932-1933
2,10 (14 oktober 1932)

a



Onlangs las ik in een studentenblad een opmerking van een critisch gemoed, dat blijkbaar zich niet „vinden” kon in de poging, door ernstig willende calvinisten van den laatsten tijd weer ondernomen, om verschillende, zich opdringende, geestesuitingen te kenschetsen naar het wortel-beginsel, dat er in uitgewerkt was; welke poging geleid heeft, m.i. terecht, tot het oordeel, dat er veel „humanisme” was in de huidige geestesbeweging; humanisme, dat lijnrecht tegenover het calvinisme staat. Wrevel over deze poging tot rechtvaardige naamgeving — onwilligen noemen zoo iets bij voorkeur étiketteeren — gaf aan den schrijver in het studentenblad de opmerking in de pen, dat „humanistisch” het nieuwste schèldwoord was.

Best mogelijk, dat dit niet zoo kwaad bedoeld is, als het lijkt. Studententaal moet men kunnen „lezen”. Maar als het wèl zoo bedoeld zou zijn, als het er feitelijk staat, dan zou ik het met de opmerking niet eens zijn. Die het woord „humanisme” tot kenschetsing van geestesstroomingen gebruiken, „schelden” doorgaans niet; en die werkelijk plegen te schèlden, gebruiken het woord in veroordeelenden zin doorgaans niet. Rustige beschouwing dwingt tot de erkenning, dat er veel humanisme is, al heet het niet altijd zoo. Het feit, dat „De Stroom” in zijn nieuwe gedaante zich thans eerlijk en open aandient als weekblad voor religieus humanisme, spreekt duidelijke taal, en is een eerlijke erkenning van de werkelijkheid, dat inderdaad door zeer velen wordt gegrepen naar een denkgrond, en een program-vorming, die in wezen humanistisch zijn. Men kan bij eerlijke vrijzinnigen tegenwoordig eerder klare taal hooren dan bij ethischen, en naar hen neigende critische geesten, die geen houvast hebben (ook niet in hun critiek).

Nu is de heer A. Janse iemand, die het in de kunst van dit als „schelden” gescholden (!) bedrijf buitengewoon ver gebracht heeft. Hij is dan ook een eerlijk man, die niet van „kerkpolitiek” tracht te laten leven, maar die, achter zijn Heiland aan zich beijverende tot klare herleiding van de verschijnselen naar hun eigenlijken oorsprong, zijn „étiketten” zóó duidelijk van een opschrift voorziet, en ter bestemder plaatse aanplakt, dat vanzelf de, ook al achter Christus aangedurfde, straks onmisbare huis-bezoek-vraag, over zijn lippen komt: wilt gijlieden óók niet heengaan? Wie dit vraagt, anno 1932, doet de zaak Gods zijn bescheiden dienst. En zichzelf legt hij, naast eenig kruislijden, ook den zegen van dat kruis op, al ontdekt hij dien eerst, als hij er is. Zijn kruis zal dan o.m. zijn, gezwegen nu van gifspuiters-der-tong, dat men in zijn afwezigheid een sigaretje opsteekt, en tot elkaar van hem zegt: Jede Konsequenz führt zum Teufel. Zijn zègen daarin zal zijn, dat hij voor zich het beter weet, dan dit verlepte spreekwoord. Een consequentie immers „brèngt” nergens heen; noch „tot” God, nòch „tot” den duivel. Want „God” of „duivel” zijn reeds verborgen aanwezig in het „begin(sel)”. Wie uit een goddelijk beginsel beginnende, bij den duivel „uit”komt, was inconsequent. En wat het consequenties-trekken zèlf aangaat: velen kunnen pas bij de consequentie bemerken, dat zij hun „begin” hadden bij den duivel en tot hun consequentie door hèm gekomen zijn. Omdat evenwel God in Zijn openbaring ons de oogen opent, niet voor Konsequenzen, maar voor „beginselen”, werkt er in de waarachtige „aannemers” van die openbaring een hartstocht tot zuivere benoeming, en ontdekking, juist van „beginselen”. De minder scherp-zienden, die pas uit consequenties, uit grof-waarneembare resultaten dus, kunnen zien, waar |10c| een beginsel heenleidt, moesten dus liever hun sigaretje opbergen en eens gaan luisteren, luisteren, naar wie de beginselen wil „beproeven”, o.m. naar dit dilemma (want er zijn er vele): is een bepaald beginsel humanistisch, of reformatorisch?

Dezen laatsten „beproevings”-arbeid nu heeft op en bepaald punt de heer Janse zóó goed verricht, dat hij op tijd, precies op tijd, een brochure heeft mogen doen verschijnen: „Nationaal-socialistische Fascisten-Politiek, gezien in den levensgang van Mussolini en in de propaganda zijner geestverwanten in Nederland” (De Graafschap, Aalten). Precies op tijd, zei ik; want ieder weet, dat er een beweging onder „jongeren” is, die onder den indruk van het tieren der duivelen van communisme en van energie-looze wacht-maar-af-politiek, thans deze duivelen uit willen drijven door — àndere duivelen; in dit geval door een principiëel verwerpelijke fascistenpolitiek. Onze kerkelijke pers waarschuwt reeds, hier en daar, tegen deze nieuwe jongerengroep, die inderdaad op zeer veel concrete fouten wijst, precies het tegenbeeld vertoont van wat voor enkele tientallen jaren vele slappe-danige „jongeren” verkozen, daardoor veler sympathie bij voorbaat heeft, maar leeren moet, ook in dezen, eens rustig te luisteren naar een opper-„scheldwoord”-meester; men weet nu wel, hoe ik dit bedoel.

Ik beveel met aandrang de lezing van dit geschrift aan. Of ik het met elk woord eens ben? Neen; enkele onderscheidingen van den auteur (b.v. bl. 12, 14) kan ik niet als geheel juist zien. Maar wat zou dat hier beteekenen? De heer Janse is, in zijn wil-tot-„schelden” zèlf gezond; wie dien wil, dien nederigen geloofsmoed tot het vermoeiende, ook onder broederen gehàte, werk van „étiketteeren” (òf christelijk profeteeren?) bezit, is in den wòrtel van zijn spreken waarachtig.

Daarom beteekent dit werk van 95 bladzijden ook meer dan een zakelijke ontdekking van wat achter nieuwere fascistische tendenzen ligt. Het kan tèvens aan die „jongeren”, die nog geduld genoeg hebben, om te luisteren, tegelijk weer houvast geven, óók op ànder terrein dan waarop zij in hun onstuimig verlangen hun gedachten lieten werken. Dit geschrift kan hun oog weer ervoor openen, dat het goed is, voor àlle terreinen de dingen te „beproeven”; dat deze beproevingsarbeid nooit stil mag staan voor wie achter Christus, dien hoogsten Profeet, komen wil; kortom, dat zij, die als scheldwoorden-werpers gescholden worden, in de kern der zaak weer gezònd geworden zijn, zelfs al zouden ze in onderdeelen fouten maken.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000