Feest en Stilte

in: De Reformatie, negende jaargang, Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1928v, 25,195v (22 maart 1929) a



„De Bloeiende Wildernis”. Een feestboek voor stille uren, door J.A. Tazelaar.

Amsterdam — Uitg. Mij. Holland. 1928.


Feest en stilte zijn niet gemakkelijk te vereenigen voor vele menschen.

Maar voor een christelijken feestganger hooren die twee begrippen bijeen en wordt niemand tot het feest gewijd, dan die de stilte heeft leeren verdragen.

Daarom is het een geroep tot wederkeer naar onszelf en naar God, als hier een boek verschijnt, welks ondertitel luidt: Een feestboek voor stille uren.

Het werk van ds Tazelaar verdient om meer dan één reden een plaats in deze rubriek, maar niet het minst leidde de plaatsbepaling van de aankondiging van zijn werk tot de rubriek „Boek van de Week”, omdat wij thans aan den vooravond van Goeden Vrijdag en van Paaschfeest staan.

Dat zijn twee „feestdagen”, gelijk wij plegen te zeggen.

De sterfdag en de dag van het leven dat God gemaakt heeft.

Die twee kunnen eerst samen tot feestdagen worden en kunnen eveneens eerst onder één gemeenschappelijke rubriek van feest-dagen verbonden worden, als wij de „stilte” hebben verduurd, in Gods tegenwoordigheid.

Stilte . . . . |196a|

Elders in dit nummer vindt de lezer een artikel, dat de aandacht vestigt op den datum 18 b Maart 1929. Er is veel, dat pleit vóór de onderstelling, dat de Maandag, dien wij deze week hebben doorgebracht, de eeuwdag was van Christus’ sterven.

Velen zullen daaraan niet gedacht hebben, omdat zij op den datum nooit gewezen worden.

Anderen onder hen, die er wèl van gehoord hebben, zullen zeggen: wij willen niet zulke gedenkdagen opzettelijk in eere houden; want dezelfde God, die koperen slangen laat onttrekken aan de musea eener verdwaalde en verdroogde religieuze herdenking van vroeger dagen door een later geslacht c, diezelfde God heeft ons ook tot nu toe onthouden de zekerheid van den datum van Christus’ sterven.

Dat is juist.

Het zij dan ook verre van ons, een bepaalden datum te willen voorstellen als wetenschappelijk gekozen en liturgisch gefixeerden herdenkingsdag van Christus’ sterven.

Alleen maar — de waarheid en het Christelijk leven liggen ook hier weer in het midden. Men kan zich eenerzijds verblijden, dat platte volkssentimentaliteit geen kans krijgt zich te ontladen, of te laden (dat is weer een diepe kwestie) met een van hoogerhand, van overheidshand of van hiërarchische hand — dat doet er niet toe, met een va nhoogerhand dus gegeven bevel van 2 minuten stilte voor den onbekenden soldaat en 2 minuten stilte voor datum en uur van den (voorloopig laatsten) wapenstilstand, mitsgaders 2 minuten stilte op 18 Maart voor het uur van het vierde kruiswoord, — — — en toch anderzijds zichzelf opwekken tot een stillen dag en een stillen gang op het uur, waarin zich onze ziel schikt tot de herdenking van Christus’ dood. Als de richtlijnen van de Zondagsche bediening des Woords — die uit het opstandingsbesef getrokken zijn — ons daarbij leiding geven, dan kan zulk een daad van overigens inhoudlooze piëteit geen schade aan ons doen; integendeel — dan kán zij onze ziel leiden. En, mits met de hulp van den geest, kan dàn de ziel, die immers altijd aan tijd-ruimtelijkheid gebonden blijft, ook in haar religieuze genieting en beleving en voorstelling, gaan staan bij het kruis, met den kalender in de hand. Ze laat dan dat kruis niet los en ook den kalender niet. Mits zij aandachtig luistert naar hetgeen de Geest tot de gemeenten zegt, is het goed, den kalender af te scheuren bij het kruis, en het kruis aan te teekenen op den kalender van elk jaar.

*

Wat ik hier zei, kan misschien den indruk vestigen, alsof het boek van ds J.A. Tazelaar uitsluitend zich met het lijden van Christus bezighoudt.

Dit is niet waar.

Het boek geeft in goed, en vaak fijn verzorgde taal, twee en twintig meditaties, die te zamen den jaarcyclus volgen.

En daarom vinden advent, kerstfeest, jaarwisseling, paschen en pinksteren, ook hun onderwerpen hier vermeld, en hun hoofdgedachte uitgewerkt.

Maar de Goede Vrijdag en de Paaschdag staan dan toch in met midden.

Het uiterste der vernedering en de aanvangen der verhooging van Christus.

En daarom — indien deze week op 18 Maart ons den eeuwdag van Christus’ sterven heeft doen beleven en op 20 Maart den paaschmorgen een eeuwdag geschonken heeft, dan is het juist nu wel in bijzonderen zin de week om een „boek van de week” aan te kondigen met verwijzing naar Tazelaars werk. Temeer, waar onze feestcyclus nog niet beëindigd zal zijn met het Paaschfeest.

Ook van dit werk van ds Tazelaar kan getuigd worden, dat het de centrale gedachten van ons algemeen christelijk geloof verkondigt op zulk een manier, dat de mensch van dezen tijd zijn eigen vragen en contrasten erin hoort bespreken en verwerken. „Het kruis is stil gebleven. Juist zoo is het ons geworden tot een luid gejuich van onze verlossing.” „Het” luid gejuich. „Onze” verlossing. Een gereformeerde is voor het bepaalde lidwoord en voor het bezittelijk voornaamwoord dankbaar, want hij proeft er den gereformeerden schrijver en spreker in. En tevens merkt hij dankbaar op, dat zulk een paradoxale spreekwijze niet alleen doordacht, doch ook voor onzen tijd sprekend is.

En dit is nu maar één enkel voorbeeld.

Maar het ware met zeer veel andere aan te vullen.

In zijn stijl heeft de auteur blijkbaar zijn zelfbepaling bewust gezocht. En dat kan niet anders dan goed werken. Het boek geeft telkens verrassende wendingen, misschien hier en daar te veel allitteratie of assonantie, die niet dadelijk opkomt uit de gedachte, of zich daarmee harmonisch „verdraagt”. Maar dit zijn uitzonderingen. De titels typeeren reeds: b.v. De Bloeiende Wildernis, De juichende kerstboomen, Onze jaren een flauw gekreun, Wollen granaatappelen en Gouden Schelletjes, Kerkhof-Kruidenhof, Weerlicht en Regen, Op, naar de bloeiende Tabernakelen!

En al deze titels vinden in de tekstkeuze rechtvaardiging.

De uitvoering van dit werk is niet „goed”. Maar bizónder goed. Lettertype, papier, druk, zijn beschaafd, voornaam.

Ik wilde in deze dagen van feest en van stilte dit boek aan onze menschen voorleggen. Het heeft zijn eigen titel nergens vergeten: de stille profeet, het stille kruis, de stille ontmoeting, paaschwandeling in de stilte der velden, — dat zijn alle reeds titels, die dat bewijzen.

En omdat „feest” en „stilte” zoo moeilijke en toch zoo onmisbare dingen zijn, daarom wilde ik onze lezers erop wijzen, dat dit uitnemend gedachte, geschreven, en gedrukte boek waarlijk een heerlijk feestgeschenk is voor stille uren.


K.S.








a.


b. Tekst geeft 19; kennelijk onjuist, niet alleen gezien de Persschouw waarnaar hier verwezen wordt, maar ook omdat 19 Maart 1929 op een dinsdag viel.


c. Cf. 2 Kon. 18:4.