Over Karl Barth

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

7e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1926-1927
6,46v (5 november 1926)

a



Barth is nog steeds onderwerp van bespreking. Prof. L. Lindeboom zegt in „De Wachter”:

Zelfs in den Ethischen kring wordt, vooral tegen zijn Christologie, gewichtige bedenking geuit. In het orgaan der Ethische Vereeniging, „Algemeen weekblad voor Christendom en Cultuur” van 15 dezer, schrijft Ph.K. in een bespreking van het bovengenoemd boek van Prof. H. over Barth, dat, hoewel het aangenamer is te waardeeren dan af te breken, hij „ontrouw zou worden aan Hem, Dien ik mijn Heer weet”, indien hij niet volhardde in zijn oppositie tegen Barth: omdat de vraag van Matth. 16 : 15 ook hier onbeantwoord blijft. Daarom moet hij zich „met alle kracht verzetten tegen elke poging om mij zelf en anderen te scheiden van dien historischen Jezus, „aan zijne broeders in alles gelijk, uitgenomen de zonde”.

„Een zoo nauwgezet en sympathiek tegenover Barth staand lezer als Ds Tromp zegt, dat naar Barth’s meening deze Jezus een negatieve grootheid is.” |47a| Barth’s leerling Otto Fricke schrijft, onder „volle Billigung” (goedkeuring) van Barth, dat de historische Jezus een „irdische Wirklichkeit” is, die wij des te meer moeten prijs geven, naarmate zij ons waardevoller geworden is.”

Dr H. Kaajan zegt in de „Utr. Kb.”:

Voor Barth is God de groote Onbekende.

Hij is een neo-Kantiaan. Barth leert de volstrekte onkenbaarheid Gods.

Daarom moet de Kerk deemoedig genoeg zijn om van Kant te leeren, die volgens Barth het heel wat beter weet dan menig zoogenaamd religieus man.

Daarom citeert Barth Kant en Kierkegaard (ook een neo-Kantiaan) telkens met groote voorliefde.

Gelooft Karl Barth de geschiedenis van den val?

Ganschelijk niet. Tegen den val als historisch feit heeft hij een ernstig bezwaar.

Waarin bestond volgens hem aanvankelijk de zondeloosheid van den mensch? Hierin, dat de mensch niet wist, dat hij mensch was.

Nu weet de mensch dit wel. Hij weet nu, dat hij iets is naast God.

Zoo is er een dualisme, een Zweiheitsleben, ontstaan. Hoe denkt Barth over Jezus?

Bij Jezus moeten we, omdat Hij eindig is, evenals bij elken mensch zonde aannemen. Jezus is niet zondeloos.

De historische Jezus staat volgens Barth in de scherpste tegenstelling met den Christus Gods. Want Jezus, de historische Jezus, is niet de Christus, de Zoon Gods.

Natuurlijk, als ge professor Haitjema gelooven wilt, leert Barth dit alles niet.

Volgens Dr Haitjema zijn het altegaar bedroevende misverstanden van Barth’s theologie.

Voortdurend staat prof. Haitjema gereed om met zijn schild Barth tegen al deze misverstanden te dekken.

Dezelfde man, die zoo scherp, zoo vlijmend-scherp over Assen schrijven kan, vergeeft Karl Barth schier alles.

Wie maar iets kwaads van Barth durft zeggen, heeft dezen niet begrepen.

En wel moet Barth, die reeds eenmaal zijn Römerbrief heeft omgewerkt, ook volgens prof. Haitjema dezen opnieuw in den smeltoven werpen, maar niettemin zingt hij voortdurend den lof van dezen grooten en machtigen Karl Barth.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2002