Verborgenheid en verbond

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde Leven

6e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1925-1926
49,351 (3 september 1926)

a



De verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vreezen en zijn verbond, om hun die bekend te maken.

Ps. 25 : 14.


Geen mystieker woord in de taal der openbaring is er dan dit woord: „verbond”.

Want in het verbond wordt de ware religie gegrepen.

En het is deze verbinding van verbond en verborgen gemeenschap met God, deze samenhang tusschen verbond en mystiek, welke in Ps. 25 zoo duidelijk zich uitspreekt.

Immers, de „verborgenheid des Heeren is voor degenen die Hem vreezen”. De „verborgenheid” des Heeren. Er zijn er, die hier vertalen: de „raad” des Heeren. Maar ook dan nog geeft de tekst volop arbeid aan den mensch der godsdienstige mystiek. Want de „raad” des Heeren is dan niet Zijn verborgen besluit, dat voor niemand is, ook niet voor die Hem vreezen, dan alleen voor God zelf, — maar met den „raad” des Heeren bedoelt de zanger dat allerverborgenste van Gods wezen, waarin Zijn diepste gedachten besloten liggen, ook waar zij zich naar buiten openbaren en verwerkelijken. Want alle naar buiten tredende weldadigheid en goedheid en genade van God heeft toch een verborgen bron: nu eens spreekt op zinnebeeldige wijze de Schrift van Gods „ingewanden”, dan weer gewaagt zij van Gods „hart”. En zoo is dus die verborgenheid des Heeren, die persoonlijke, bewuste, in Gods diepten besloten en bewaarde toeneiging tot Zijn volk, waardoor God wordt tot Heere; waardoor de Schepper van hemel en aarde zich troostend overbuigt tot Zijn volk en tot allen, die daartoe behooren, als Hij Zijn trouw bezweert aan hen, en zich, met het oog op zijn verborgenheid van trouw en liefde, met dezen naam noemt: Ik ben, die Ik ben.

Deze verborgenheid, die samenvoeging van diepe vredesgedachten, is nu voor degenen, die Hem vreezen. Want met die „vreeze” wordt niet bedoeld een angstige vrees, waarmee de mensch in slavernij gehouden wordt, maar die vreeze is de kinderlijke toeneiging der ziel tot God. Het is die roering van ons „verborgen” leven, waarbij onze „verborgenheid” die van God aanraakt, als ook voor zichzelf de ziel Hem den Heere heeft bevonden. En als wij Hem vreezen, dan is daar contact in liefde tusschen tweeërlei verborgenheid en „raad”: die van Hem en die van ons.

Maar zóó komt juist openbaar, dat geen ding mystieker is dan het verbond. Want alleen in het verbond wordt de liefde gekend en de verborgenheid gezien in een oogenblik en daarna, en dat met een zekerheid, die niet aan een betoog hangt, doch er aan voorafgaat; die niet bloot intellectualistisch is, maar onmiddellijk voor heel de ziel en al haar vermogens. Wat onder menschen reeds is, dat is vooral in de verhouding tusschen God en de ziel te herkennen. Kan liefde tusschen twee menschen beredeneerd worden? Indien het zoo is, dan komt bij haar zelfontleding ook dikwijls het uur van twijfel, dat is voor de liefde het begin van haar zelf-ontkenning. Maar waar liefde woont, daar herkent zij zich onmiddellijk, en vindt de wegen van die taal, die uit de diepten der ziel komt. Dan moet zij zich belijden, dan moet zij woorden vinden, naar buiten treden in daden, gebaren, woorden, werken. Het verbond wordt dan vanzelf de bewustwording der liefde. Dat verbond wordt niet mechanisch eraan opgelegd, maar groeit organisch daaruit op.

Welnu, in den hoogsten vorm is ook tusschen God en de ziel het verbond de vorm, waarin de liefde zich belijdt en wegen vindt tot zelfontsluiting. Juist |351b| in deze verhouding moet het verbond zijn, want de liefde van God zou zich aan ons niet meedeelen, indien ze niet geopenbaard werd. Die openbaring nu kan niet zijn een betoog, evenmin als vele denk-resultaten op zichzelf het altaar der liefde vullen, den tempel der liefde bouwen en heiligen kunnen, maar ze komt in het verbond naar den mensch toe.

Zoo verschaft God hem zekerheid. Wat duizend woorden niet kunnen zeggen, noch verstaanbaar maken, dat wordt in het verbond gegrepen in een oogenblik. Want het verbond is in alle liefde de belijdenis ervan: het wordt gesloten in de stilte, die klaar de ziel tot de ziel, en hier de ziel tot God doet spreken. En wat in elke liefde de redeneering niet kan benaderen, dat wordt in zijn diepste diepte, in zijn „verborgenheid”, zijn „raad”, juist gegrepen door het verbond en ook bewust gemaakt, ontdekt.

Zoo is dan de mensch, die meent, dat het verbond niet mystiek is, nog niet tot de diepte van dat verbond genaderd. Even ver als de moderne van het leven dat in ons is, afstaat, als hij ons intellectualisten scheldt, even ver staat van de religieuze begrippen der Schrift af de man, die het verbond niets anders noemt dan een insluipsel in den omgang met God, dat men wegwerken moet, als een standpunt, dat overwonnen moet worden.

Want bij waarachtige aanraking met Gods verborgenheid komt de flits van het verbond door onze nachten heen en het daglicht, dat blijft, is verbondslicht. Wij moeten het verbònd niet overwinnen, maar het verbond òns. Het moet ons overtuigen, overreden, ons bevestigen en beteekenen als in een oogenblik, dat in zijn verborgenheid God juist de Heere is, die zeggen kan: Ik ben, die Ik ben; van wien het volk, de ziel straks antwoordt: Hij is, die Hij is, in eeuwigheid Jahwe, de Heere.

Want het verbond is zóó vol van mystiek, als Adams onstuimige harteklop van het leven, in dat schoonste uur, toen Hij tegenover Hem stond, die in zijn vleesch den adem des levens geblazen had, en die niet van hem voorbijging, als de avondwind het vleesch deed huiveren in het zelfde uur, waarin de geest huiverde van de nadering van zijn God. Want die toenadering was ook trekking. En toen zij tot haar stilstand kwam, deze trekking, toen zei de liefde: de „raad” is ons ontdekt, het woord is ons gesproken, het verbond is ons gesloten.


K. S.




a. Eerder gepubliceerd als ‘Verborgenheid en verbond’, Gereformeerde Kerkbode van Delft 12 (1924v) 35 (25 oktober 1924). Opgenomen in VWS I,84-86.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000