Niets nieuws onder de zon

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde Leven

6e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1925-1926
38,296 (18 juni 1926)

a



Hoezeer evenwel de bestrijding der Synode van den hak op den tak springt, één ding blijft iederen dag weerkeeren: de Synode is roomsch.

Dāt woord past te āllen dage; want het komt zoowel bij de leerstellige vraag te pas (traditie, binding, vaststelling van exegese, afkondiging van een nieuw dogma) als bij de kerkrechtelijke vraagpunten (hiërachie, inquisitie, machthebbers etc.).

Niets nieuws onder de zon”, zegt nu daaromtrent Prof. Kuyper in „De Heraut”: b

Ook Deputaten, die door de Generale Synode van Assen werden aangewezen om van advies te dienen, wanneer Kerkeraden of Classen zich in moeilijkheden bevonden in verband met de quaestie-Geelkerken, hebben dit wel ondervonden. Hoewel die Deputaten niet anders te doen hadden dan raad te geven en de besluiten der Synode toe te lichten, werden ze al spoedig voorgesteld als drie Groot-Inquisiteurs, die Nederland doortrokken om op ketterjacht te gaan. Zelfs sprak men van erger dan de Spaansche inquisitie, een overdrijving die het pikante van de vergelijking wel ietwat deed te loor gaan. Want van de folterbanken, waarmede de Spaansche inquisitie de verdachten tot bekentenis dwong, en van de schavotten en brandstapels, waartoe de ketters veroordeeld werden, kon toch in ernst niet worden gesproken. Heel veel zullen Deputaten zich van deze beschuldiging dan ook wel niet hebben aangetrokken. Want nieuw is ze niet. De libertijnen, die van geen leertucht in de Kerk wilden weten, hebben drie eeuwen geleden precies dezelfde beschuldiging,tegen onze Kerken ingebracht. Het ius inquisitionis, het recht van onderzoek of een predikant wel trouw was aan de belijdenis, kreten ze uit voor een „vernieuwing der Spaansche Inquisitie”. „Zulk een woord, merkt Dr H. Schokking op in zijn „De leertucht in de Gereformeerde Kerk in Nederland” blz. 276, sloeg dan in; bij het groote publiek kon zulk een gepeperde uitdrukking dienst doen om het streven der kerkelijke vergaderingen verdacht te maken.” Maar, zoo laat hij er op volgen, „de kerk liet zich daardoor niet van haar stuk brengen en hield vol, dat zij ’t recht had omtrent de leer harer eigen dienaren zich te vergewissen.”

En wederom: „niets nieuws onder de zon”, merkt Ds Douma van Britsum op in het „Gron. Kbl.”, als hij spreekt over Balthasar Bekker en diens: „De Vaste Spyse der Volmaakten” (1670):

De voorrede van het boek was ook niet bepaald vertrouwenwekkend. Daarin geeft Bekker van de rechtzinnige theologen, met verven die nog wel gebruikt worden, het volgende niet vleiende portret: „(sy) ’t hert niet hebben om enige spreuk of leere der H. Schrift anders uit te leggen, als na de regelen van hunne Scholastique . . . Theologie . . . soo dwingense den sin der Schriften na hun eigen hoofd . . . Maar die beter gevoelen, die beklagen deswegen den staat der kerken, dat men so doende plat uit op syn paapsch de Gereformeerde Leere drijft: want van den beginne ist also niet geweest. Men plagh ’t seer euvel te nemen, dat die van de Roomsche Kerke d’ Oudvaders, de Canones, en d’ Autoriteit der Kerke, en de samenstemminge van de menighte tot regelen namen, om de H. Schrift uit te leggen. Maar nu doen dat d’ onsen ook al fijntjes na”. Inderdaad, er is niets nieuws onder de zon. De bezwaarden |296c| over de Asser besluiten kunnen ’t Bekker niet verbeteren.

Roomsch, paapsch, pauselijk. „Niets nieuws onder de zon”.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. Herman Huber Kuyper (1864-1945), ‘[Over de Deputaten van Advies]’, De Heraut Nr. 2525 (13 juni 1926).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001