Reclame

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde Leven

5e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1924-1925
5,34v (31 oktober 1924)

a



Neem de harp, ga in de stad rond, gij vergeten hoer; speel wel, zing vele liedekens, opdat uwer gedacht worde.

Jes. 23 : 16.


Het is in onze dagen weer de vraag, in hoeverre de kerk op al of niet geoorloofde wijze zich inspannen mag, om de aandacht te trekken. Wij leven nu eenmaal in den tijd van reclame. Op meermalen geraffineerde wijze weet in onze eeuw ieder de aandacht te trekken. Reclame wordt systematisch ingedacht en methodisch uitgevoerd. Tot de poststempels toe worden ervoor misbruikt. En de laatste bladzijde van een courant is een doorloopende beleediging van den lezer, of anders een eerlijke belijdenis van de haastigheid, de oppervlakkigheid van onze dagelijksche werkzaamheid. Al de groote strepen, de groote, soms ook gekleurde lijnen en letters, de schreeuwende platen, die de advertenties sieren of ontsieren, al naar ge de dingen ziet, laten duidelijk zien de geweldige krachtsinspanning, die men zich getroost, enkel en alleen maar, om toch de aandacht te trekken. Het voornaamste in het blad — de leidende artikelen — gaat zonder dat groote gebaar voor u staan en vraagt in gewone letter uw aandacht; maar de advertenties zijn bont en grof; zij spreken in den overtreffenden trap en nopen den drukker de uitroepteekens te verdubbelen in de letterkast. En dan de aanblik van een groote stad bij avond . . . de electrische reclame . . .

Welnu, zegt men, dat is nu eenmaal de geest van den tijd. Waarom zou de kerk daarvan geen verstandig gebruik maken? Als eens een kerkdienst op het poststempel stond? Als de kerk eens meer naar buiten trad, om de aandacht te trekken? Amerika is ons reeds voorgegaan; de staaltjes, die men ons vandaar vertelt, zijn eenvoudig verbluffend. Nederland volge het voorbeeld, zoo luidt de oproep en late de kerk uit haar schuilhoek te voorschijn treden, met de trompet in de hand.

*

In dit geding, dat niet met één woord afgedaan kan worden, is het woord van Jesaja tot Tyrus voor ons niet zonder beteekenis. In hoofdst. 23 spreekt de profeet over Fenicië, en zegt het het oordeel aan. Vooral Tyrus, de geweldige stad, moet het daarbij ontgelden. Tyrus heeft zeer veel, dat de aandacht trekken kan: het heeft waterbouwwerken en purpurbereiding, het heeft bibliotheken en occulte wetenschap; het is zelf een wonder van bouwkunst en een model van militaire versterking.

En zoolang Tyrus groot is, en positief meehelpt aan den opbouw van de Aziatische cultuur, gaat het zijn gang; het brengt zijn waren op de markt en zegt: goede wijn behoeft geen krans.

Maar, zegt Jesaja, straks komt de tijd van verwoesting. Tyrus zal dan eenzaam en verlaten liggen: een vergeten stad. Doch niet altijd zal haar weduwstaat duren. Ze zal eens weer meetellen. Ze zal daar trouwens zelf wel voor zorgen. Want die stad zal op de wereldmarkt zich aanstellen als een hoer, die de straat optrekt, een lier in de hand, en die met verlokkende stem door zang en door spel, er op uit is, de aandacht te trekken voor haar persoon en minnaars te werven.

Die daad is een uiting van diepe moedeloosheid, al lijkt ze nòg zoo levendig en hupsch. Want wie rustig zelfvertrouwen heeft, en sterk zich weet door den arbeid der opbouwende liefde, die heeft geen zang en geen spel noodig, om de aandacht te trekken. Want die heeft de aandacht, eenvoudig door het werk der opbouwende kracht, dat verricht wordt. Doch deze vergeten hoer balt zich, als ze alleen is, de vuist in wanhoop over het gebrek aan belangstelling, waaronder ze gebukt gaat. Aan de kracht van haar persoonlijkheid wanhoopt ze. En tegenover de jonge bruid, die niet eens vraagt, of haar persoon wel genoeg de aandacht kan trekken, maar die ondanks zichzelf het toch doet, staat de vergeten hoer, die altijd getracht heeft, opzettelijk en kunstmatig de aandacht te winnen, en die, als dat niet meer zoo gemakkelijk gaat, de oogen blanket, die pas over verloren glorie geweend hebben, die dwingt tot een verlokkend lied, de stem die pas gescholden heeft op de wereld en zichzelf.

*

Zoo moge dan de kerk van Christus achter de vroolijkheid van deze reclame de wanhopigheid zien en gewaarschuwd zijn.

Want als echte liefde niet opgemerkt wordt, dan zal zij toch niet zich prostitueeren, om toch maar genoten en opgemerkt te worden.

En wanneer het waar is, dat de kerk haar invloed op het volksleven kwijt raakt (maar zonder meer is dat nog lang niet waar), dan moge zij zich wachten voor het Tyrische hoerengezang. Wat zij te bieden heeft, zonder prijs en zonder geld b, is trouwens niet haar schoonheid en haar liefde, maar die van haar Koning en Heer. De ondergeschikte moge toezien, hoe hij zijn Meester aankondigt. |35a|

Het leven der kerk wordt werkelijk in sommige streken gedrukt door de wanhopigheid van de vergeten hoer. De kracht tot eigen liefdeleven heeft vóór dien geruimen tijd soms ontbroken; het oordeel der vergetenheid is dan ook vaak een bezoeking van God over de ledigheid en de onvruchtbaarheid der rustige jaren. En dan loopt die kerk weer gevaar, straks reclame te maken voor haar zaak, terwijl ze vergeet, dat haar eenige wapen is: het pleit voor Gods souvereiniteit: zwijg voor Hem, gij gansche aarde c. Een kerk, die haar reclame-hoekje afhuurt op de reclamezuil, waarop iedereen adverteert, heeft haar boodschap verkracht, vóór zij ging spreken; zij heeft Gods Souvereine Evangelie naast de koopwaar der wereld gelegd, waarvan de waarde nog zal moeten blijken. Ze heeft het wantrouwen in haar woord gesanctioneerd.

Wij zeggen die dingen niet, om de aandacht af te leiden van die andere zijde, die ook aan dit „vraagstuk” ongetwijfeld is. De kerk moet op gepaste wijze aandacht trekken. Maar, als het goed is, gaat dat vanzelf. Als zij haar tijd verstaat, en voor dien tijd profeteert, dan wordt ze wel zóó groote ergernis, dat ze moet komen voor het wereldfront.

Maar haar siere de rust van de bruid, die schoon is door haar wezen en door haar inwendig leven. Haar eere de macht van den profeet. Jesaja teekent Hem, die „niet roept en niet zijn stem op de straat doet hooren” d. Christus maakt geen reclame. Zie toe, zoo vermaant hij, dat gij het niemand zegt e. Toch heeft zijn hoogepriesterlijk gebed gevraagd voor zijn discipelen een zóó wereldovertuigende kracht en een zóó baanbrekende werking, dat de wereld moge bekennen, dat de Vader den Zoon in de wereld zond f.

En zoo zal de kerk werk genoeg hebben, dat de aandacht trekt, als zij maar doet, en maar profeteert. Het volk zag het wel: Jezus leerde, als machthebbende, als een die bevoegd was, en niet als schriftgeleerden en farizeeën g. De laatsten hadden hun bevoegdheid uitgekraamd, en hun leer bewezen met duizend argumenten en meer. Jezus zag de menschen in de oogen en profeteerde meer dan hij disputeerde; en het volk begreep.

Tegenover de reclame van Rome (ook dikwijls een verkapte uiting van pessimisme) en tegenover de poging van vele anderen, soms daartegenover, om de aandacht te trekken en tegenover Rome’s reclamehoekje een ander hoekje af te koopen, stelle het ware geloof die kracht, en dat geloof in de doorbrekende kracht van Gods werk op aarde, waardoor er plaats komt voor het woord: indien dezen zwijgen, ik zeg u, de steenen zullen haast spreken h.

Want de openbaring is het groote raadsel, maar ook de groote evidentie. Zij heeft haar bewijs in zichzelf. Maar alle hoereliederen van Tyrus laten God en menschen zien, dat Tyrus niet meer gelooft aan de schoonheid van het eigen leven, dat zich aan anderen opdringen wil.

Als er staat: koop de waarheid en verkoop ze niet i, dan is daarmee de universeele waarde gegeven. Maar als erbij staat, dat ik zelf gekocht ben door Christus’ bloed j, en dat de 144000 triumfeerders Gods gekocht zijn van de aarde k, dan laat ik de groote lijn van den voortgang van Gods Rijk hem over, al doe ik mijn plicht, als ik Hem volgen wil. En als ik daarna lees, dat, wat ik nog kocht, gekocht is zonder prijs en zonder geld, dan versta ik voor altijd, dat hetgeen tot mij kwam buiten de markt der wereld om, ook niet als een artikel van die wereldmarkt mag aangeprezen worden. Het is van boven, wat God spreekt.


K. S.




a. Eerder gepubliceerd als ‘Aandacht trekken’, Gereformeerde Kerkbode van Delft 12 (1924v) 32 (4 oktober 1924), opnieuw gepubliceerd als ‘Reclame’, Delfshavensche Kerkbode 11 (1933v) 554 (9 september 1933)

b. Vgl. Jesaja 55:1.

c. Vgl. Habakuk 2:20.

d. Vgl. Jesaja 42:2.

e. Vgl. Matteüs 8:4; Marcus 1:44.

f. Vgl. Johannes 17:18.21.

g. Vgl. Marcus 1:22.

h. Vgl. Lucas 19:40.

i. Vgl. Spreuken 23:23.

j. Vgl. Openbaring 5:9.

k. Vgl. Openbaring 14:3v.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000