Roomsch en Protestantsch

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

5e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1924-1925
3,23v (17 oktober 1924)

a



Behalve de ontwapening is Rome ook een onderwerp van den dag. Ook „De Wekker” heeft dezer dagen zich er mee bezig gehouden. Docent J.J. v.d. Schuit schrijft onder den titel: Het nieuwe Vaticanum en het Pan-Protestantisme:

In de Roomsche Kerk zal van beduidenis worden het Vaticaansch concilie, dat volgens Roomsche bladen in ’t jaar 1925 gehouden zal worden. Sinds 1870 is Rome niet in concilie bijeen geweest, en waren er voor Rome geen zeer groote oorzaken, dan zou stellig niet aan een concilie worden gedacht. Maar dit nieuwe Vaticanum van 1925 staat in verband met heel de Roomsche beweging, die thans door de volken gaat. Rome laat zich meer dan ooit zien en hooren. De brief der Kardinalen aan den Franschen president wijst op een bijzondere uiting van Roomsch willen. De drang, waarmede wordt aangestuurd om den paus een plaats in den Volkenbond aan te wijzen, spreekt niet minder van Roomsche actie. Ook niet zonder beteekenis is, dat de Volkenbondscommissie inzake de kalenderkwestie wel een vertegenwoordiger van den paus in haar midden had, maar dat de Protestantsche kerken waren gepasseerd. Wel is hiertegen door de Zwitsersche Evangelische kerkenbond geprotesteerd en is nu van protestantsche zijde Dr Adolf Keller uit Zürich als vertegenwoordiger aangewezen, maar Dr Keller heeft tot heden nog geen zitting. Zoo tracht Rome in het staatkundig leven zijn plaats te heroveren en blijkt, onder welke nuanceering van het staatkundig leven ook optredend, toch altijd aan het grondprinciep vast te houden, „de kerk moet heerschappij hebben over den staat”, naar den alouden Roomschen regel „Christus dedit Petro et Petrus dedit Rudolpho”. In dit milieu nu der Roomsche staatkundige actie krijgt meer beduidenis de kerkelijke beweging, waarvan het Nieuwe Vaticanum een uiting is. Rome wil ook op dit terrein zich in het openbaar laten hooren. Was het in 1870 de onfeilbaarheid van den Paus, die op het Roomsche program stond, thans is het boven alles om de kerkelijke scheur te herstellen en velen tot de alleen zaligmakende kerk terug te voeren. Dit wordt niet als eerste genoemd. Als eerste wordt nu aangegeven: twee belangrijke dogmata, die in het Nieuwe Vaticanum moeten worden vastgelegd, n.l. de lichamelijke hemelvaart van de „Moeder Gods” en haar medewerking bij ’t schenken der genade.

Maar van hoe groote beteekenis deze dogmaformuleering van Rome ook moge wezen, ik denk, dat het andere punt van overwegende beduidenis niet het minst den stoot aan het bijeen roepen van dit concilie heeft gegeven. Dit tweede |24a| punt is voor Rome niet maar een vraagstuk, doch het is het vraagstuk in het heden, t.w. de bekeering en terugkeer tot de Roomsche Kerk. De kwestie toch der vereeniging met andere kerken zal op dit concilie ter sprake komen. Heel de opzet van dit concilie is om zoowel de Grieksche of Oostersche orthodoxe Kerk, als de Engelsche of Anglicaansche Kerk weer terug te zien keeren onder de vleugelen van Rome. Men heeft in Roomsche kringen grootsche verwachtingen en met name rekent men op de Oostersche Kerk. De tijden zijn, zoo meent men, gunstiger dan ooit om deze kerk weer onder Rome’s heerschappij te brengen.

Tegenover deze Roomsche beweging is er van Protestantsche zijde een conferentie geweest te Mürzen. De leiding van deze Protestantsche beweging berust bij Dr Söderblom, den aartsbisschop van Upsala in Zweden. Nu komt in 1925 te Stockholm in Zweden een congres bijeen van verschillende Protestantsche kerken, waar ongetwijfeld deze Protestantsche beweging ter sprake zal komen en naar alle waarschijnlijkheid ook steun zal ontvangen. De leiding van dit congres te Stockholm heeft wat ons land betreft Prof. Slotemaker de Bruine en vergis ik mij niet dan is ook de Chr. Geref. Kerk in Nederland uitgenoodigd om op dit congres zich te vertegenwoordigen. Nu brengt deze uitnoodiging ons gelukkig niet in zoo moeilijke aangelegenheid, als waarin de Engelsche Staatskerk hier komt.

In deze kerk is tegenwoordig een zeer sterke strooming om met Rome te vereenigen. Reeds zijn in Engeland protestvergaderingen gehouden en de vraag wordt door velen zeer ernstig onder de oogen gezien, of het voor de Evangelisch gezinden geen tijd wordt om zich van de Engelsche Staatskerk af te scheiden. Of deze Pan-Protetantsche beweging contra het pauselijk Christendom slagen zal, waag ik te betwijfelen. In onze Protestantsche kerken zijn zoovele gevoeligheden, waarmede rekening dient gehouden, dat ik aanstonds nog niet een eenheidsfront van Protestantsche kerken zie. En toch — bedriegen de voorteekenen mij niet, dan komt de tijd, dat wij als Protestanten onze eenheid tegenover Rome zullen moeten laten gevoelen. Nu profiteert Rome van onze gedeeldheid. Wat mij betreft, dan moge de tijd komen, dat wij als Protestanten — de kerkelijke geschillen |24b| latende voor wat ze zijn — toch tegenover Rome en zijn wassenden invloed schouder aan schouder zullen staan.

Met de laatste verzuchting zijn wij, gelijk ook met heel het artikel, het zoo eens, dat we wel eens een pan-gereformeerd congres in Nederland zouden willen zien, waarop de befaamde verschilpunten in de leer tusschen Gereformeerd en Christelijk-Gereformeerd (volgens belijdenis) onder de oogen werden gezien. Men zou allicht tot een verbroedering komen, als eenige spoken opgeruimd werden.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001