Ontzet-motieven

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

5e jaargang, onder redactie van V. Hepp, K. Schilder, C. Tazelaar en J. Waterink,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1924-1925
2,15 (10 oktober 1924)

1) a



Onder den gewonen, maar ietwat vreemden naam van „ontzet-feesten” heeft Leiden dit jaar bizonderlijk herdacht de afwerping van het Spaansche juk na het „beroemde” beleg. Aan eventueele candidaten voor een gereformeerde speech over de ontzet-inzetting en de ontzet-vreugde, heeft in de „Groene Amsterdammer” Prof. H. Brugmans stof trachten te leveren. Aldus:

Het ligt voor de hand, dat die bevolking zeer verschillend op die ellende reageerde. Wij wezen er reeds op, dat de stad in 1574 economisch en sociaal zeer in verval was, dat de bevolking voor een niet gering deel bestond uit een armlastig proletariaat, gevolg en overblijfsel van een voor jaren bloeiende industrie. Dat proletariaat, verarmd en lichamelijk ook wel afgetakeld, kreeg de zwarte ellende van het beleg te ondergaan. Voor een deel heeft de bevolking getracht aan die ellende te ontkomen door de overgave, waartoe de vijand waarlijk wel aannemelijke voorwaarden wist te stellen. Wij weten van oproeren in de stad tijdens het beleg; beroemd is juist in die omstandigheden gebleven de onversaagde moed van een man als Pieter Adriaensz. van der Werff. Maar daar waren ook anderen. De misère van het dagelijksche aardsche leven kan verstompen tot onverschilligheid en kwaadwilligheid. Maar de sociale nood kan ook de gedachten afleiden naar hooger, geestelijk geluk, dat veel grooter heil brengt dan ooit door drukkende armoede kan worden weggenomen. Het is in de zestiende eeuw het gewone verschijnsel, dat de maatschappelijke druk de menschen tot hooger leven perst, dat zij van onder dien druk uit het oog vol vertrouwen richten naar de hoogere macht, die souverein over menschen en dingen beschikt en dat doet naar zijn welbehagen en naar het heil van het menschdom. Vandaar dan ook, dat het Calvinisme, dat rotsvast gelooft aan Gods voorbeschikking en aan ’s menschen heilsbestemming, in breede lagen der bevolking aanhang vond. Zoo was het ook te Leiden: de Calvinisten vormden het harde staal, waarop het Spaansche geweld zou breken.

Hier wordt dus het Calvinisme als een opvoedende macht geteekend. Of de logische orde tusschen de reactie op de doorstane ellende en de opkomst van het Calvinisme hier juist gezien is, valt inmiddels nog te bezien. Maar in ieder geval doet een dergelijke waardeering van het Calvinisme beter aan dan die van Dr S.B. Liljegren, die onlangs in een studie over Miltons persoonlijkheid (Neophilologus, IX, 2, 121) beweerde, dat het Calvinisme zoo bij uitstek zich er toe leende, den hoogmoed aan te kweeken. Over deze bewering heeft Dr J. Veldkamp van Hilversum in een kort, maar pittig artikel in hetzelfde tijdschrift dr Liljegren onder handen genomen, o.i. volkomen terecht.


K. Schilder.




1. Ook deze copie was voor het nummer van verleden week bestemd.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001