Het lichtere

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde Leven

4e jaargang, onder redactie van F.J.J. Buijtendijk, K. Dijk, V. Hepp, C. Tazelaar en B. Wielenga,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1922-1923
19,144 (8 februari 1924)

a



Wat is lichter, te zeggen: Uwe zonden zijn u vergeven, of te zeggen; sta op en wandel?

Lucas 5 : 23.


Schrikken is niet erg.

Maar niet meer schrikken kunnen, . . . dat is — om te schrikken.

Zoo is dit woord van Jezus een „schrikkelijk” woord.

Want het zegt ons vlak in ons gezicht, dat wij, menschen, de grootste dingen zeggen zonder vrees en beven; wij, die aan de kleine nog niet eens toegekomen zijn, wij roemen, wij beschikken over de groote.

Wij vinden het lichter, te zeggen: uw zonden zijn u vergeven, dan te zeggen tot een „geraakte” sta op en wandel.

*

Het verhaal is bekend.

Jezus is gekomen in „zijn stad”, dat is te zeggen: in Kapernaüm. Men kent hem daar; en: „een profeet is niet ongeëerd, dan in zijn vaderstad en bij zijn familie en in zijn huis” b. Ook aan Jezus is dat duidelijk gemaakt, als hij terugkeert in Kapernaüm. Daar brengt men tot hem een verlamden man; loopen kan hij niet, nu wordt hij gedragen door vriendenhand.

Wat zal Jezus doen?

Reeds eerder heeft men hem verlamden zien genezen. Kom, de wonderdoener, de snelgenezer, trede weer op en toone wat hij vermag. Kapernaüm zal hem er om liefhebben en onder de eersten van zijn burgers tellen.

Maar Jezus doet anders, dan verwacht wordt. Voordat hij wonderdoener is, wil hij eerst wonder-zegger zijn. Hij wil, vóór hij het kleinere wonder doet, het grootste wonder zeggen, vrede verkondigen, dien, die verre was c; die wel geen heiden was, maar een zoon van Abraham, doch in twijfel gevangen. Het grootste wonder kome eerst; en dat is: de vergeving der zonden. Want wat is zwaarder, te zeggen: uw zonden zijn u vergeven, dan te zeggen tot dien verlamde: sta op en wandel.

Wat zwaarder is?

Voor Jezus het eerste. Wie werk heeft, doet immers ook liefst het moeilijkste eerst af en daarna begint hij aan de taak, die minder van de krachten vergt. Zoo begint de Meester met het zwaarste. Voor zijn bewustzijn staat het zoo, dat, om zonden te vergeven, een wilsdaad moet zijn in God en in den Zoon Gods, die de diepten Gods raakt, die de fundamenten van een menschelijk bestaan omkeert, die van dood levend, en van rechteloos erfgenaam van het eeuwige leven maakt.

Zonden vergeven, dat is: roepen wat niet is, opdat het zij. Doch een verlamde genezen, dat is: wat bestaat, bewaren in zijn voortbestaan.

Zonden vergeven òf — genezen: het is de tegenstelling van: scheppen òf onderhouden; van: eeuwig afstel òf tijdelijk uitstel van dood; van: souvereiniteit in maken van wat niet is, òf — afhankelijkheid in het gebruiken van krachten, die God in de schepping gelegd heeft, ook in de zielen der genezenden.

Zonden vergeven, dat raakt de eeuwigheid. Ziekte genezen, dat grijpt alleen in op den tijd.

Zonden vergeven, dat is het privilege, dat God zich nooit uit handen geeft.

Maar zieken genezen, . . . wel, als gij een geloof hebt als een mosterdzaad: gij zult tot dezen berg zeggen . . . en hij zal doen wat gij zegt d. Zieken genezen, men kan het zelfs zonder geloof . . . zijn de zonen der Farizeeërs er niet om Jezus, en de Egyptische toovenaars om Mozes na te doen? Ja, dit privilege heeft God tot gemeengoed gemaakt: het is na te volgen, — lichter is het, heel veel lichter.

*

Schriftgeleerden nu zijn menschen, die niet meer schrikken kunnen, die alles onder de knie hebben; ze zijn menschen van de routine. Ze hebben er dagwerk aan: zonden vergeven, zonden „houden”, het is voor hen een handomdraai. Wat doen ze eigenlijk anders? Ze rekenen alles uit; ze wikken en wegen, ze hebben de geboden bij de hand en de lijst der „kenmerken” is volledig bijgewerkt, tot op de laatste gecanoniseerde uitspraak, tot op |144b| de laatste wetsuitbreiding toe. Zoo weten zij precies wie er komt en wie niet. Laat u door deze getabberde zielzorgers onderzoeken en de diagnose zal niet uitblijven: wat kan een schriftgeleerde nu niet op papier zetten? Ja, de man kan zondenvergeving aankondigen. Uw vader, o geraakte, verlamde man, daar op dat bedje, uw vader was veel. Maar ziet gij daar de schriftgeleerden? Kijk ze goed aan, man: ze zijn honderd maal meer waard, dan uw vader. Want uw vader bracht u maar in deze wereld, maar de schriftgeleerden brengen u in de toekomende 1). De schriftgeleerden maken wet: wie deugd en ondeugd zal uitvinden kan, kan ook schuld of onschuld bepalen.

Zoo hebben die Schriftgeleerden allen dag zonden vergeven of zonden gehouden. De biechturen zijn geen kwellingen meer en de stoel Gods, waarop zij zijn gaan zitten, is hun niet te benauwend meer, zij voelen hem niet meer branden onder zich. Wat is makkelijker dan biechtelingen, die belijden naar den regel, ook heen te zengen „naar den regel” met de vertroosting: het is wel, mijn zoon, het is wel?

Wat is lichter, dan te zeggen: uw zonden zijn u vergeven?

*

Maar zóó gemakkelijk als Jezus het maakt, moet het naar hun oordeel toch niet. Jezus geeft gratie, maar hij doet dat zonder eenige gratie in zijn beschermend gebaar of in zijn streelend woord. Zal men voortaan zonden kwijtschelden en geen gewichtig mensch meer zijn? Zie, hoe Jezus kwijtscheldt. Laat nog staan, dat hem niemand heeft aangesteld, en dat deze burger van Kapernaüm er nooit voor „gestudeerd” heeft. Maar is het niet verschrikkelijk, dat hij de zonden vergeeft, zonder breed te onderzoeken, zonder de vragenlijst aan den kandidaat-voor-de-wettelijke-rechtvaardigheid voor te leggen? Wie vergeeft nu zonden, zonder gewichtig te doen? Het ambt verliest bij dezen Nazarener alle prestige: hebben ze Kapernaüm niet gewaarschuwd?

Zoo mompelen zij.

En zij hebben makkelijk spel. Wie een ander beschuldigt, dat hij te gemakkelijk over de dingen heenloopt, versterkt bij derden de gedachte, dat hij zelf ernst maakt met den arbeid. Zelf vinden zij het zoo gemakkelijk, te vergeven. Maar nu het hier geheel zonder eenigen omslag gebeurt zonder biecht, en bij dien man, die óók zijn zondenregister had, nu stellen zij Jezus in staat van beschuldiging. Gemakkelijk hebben die menschen het altijd. Maar den òmhaal kùnnen zij niet missen. Wie dien wel kan missen, verscheurt het kleed, dat met zijn bonte schoonheid hun naaktheid bedekt.

En dat heeft Jezus gedaan.

*

Nu komt Jezus over op hun eigen standpunt. Ik geef toe, zegt hij, dat ik gemakkelijk beweren heb, als ik den vrede met God aankondig voor dezen ellendige. De eeuwigheid kan het eerst verklaren. Daarom zal ik een teeken geven: zoon, sta op! Wandel!

Toen hebben alle omstanders Jezus geprezen en hem daarmee zeer gedaan. Want ze zeiden: nu heeft hij het moeilijkste volbracht. Maar het wàs het zwaarste niet. Ze spraken: nu kan hij zonden vergeven. Zouden we niet de ziel vertrouwen aan den geneesheer van het lichaam?

Toen was het aantal der ergernissen en der struikelblokken op den weg tot God met een vermeerderd. Niet Jezus had het gelegd. Hij had alleen maar laten zien, dat het er lag. Het is het groote struikelblok, waarover zij vallen, die het zwaardere gelooven op grond van het minder zware. Toch moet het op zichzelf geloofd zijn.

*

Wat is lichter?

De vraag is gesteld naar het antwoord, dat wij geven.

En ons antwoord is zoo dwaas.

Wij allen zeggen: het is lichter absolutie te geven, dan lamme beenen te doen wandelen.

En het vreeselijke is, dat we die stelling zoo algemeen mogelijk toepassen.

Te zeggen wat God geven zal, is gemakkelijker voor onze grove oneerbiedigheid, dan de krachten, die hij ons gegeven heeft, ook met geloof te gebruiken. Het eerste is, te troosten met absolutie. Het tweede is een machtelooze, dien Satan nu zooveel jaren gebonden had, te ontbinden e, door het bevel: sta op, wandel.

Ja, het is lichter voor onze grovigheid, te appelleeren op de onzienlijke wereld, dan te veranderen de zienlijke.

Zeggen is lichter dan doen; zoo leugenachtig zijn wij.

Gemakkelijker is het, te rammelen met de sleutelen des hemelrijks, dan te doen, wat in de macht staat van een geloof als een mosterdzaad.

Over God beschikken en over de ingewanden van Zijn barmhartigheid is voor onze Godvergeten zielen en onze tekstenprevelende monden gemakkelijker, dan zelf iets durven, dat, als het eens niet gelukte, ons rangschikken zou onder de |144c| discipelen van het machtelooze christendom, die den knaap, dien doodzieken knaap, niet kunnen genezen, maar wachten moeten op den Meester 2).

Decreteeren over de eeuwigheid is lichter, dan één knoop van den tijd ontwarren, één zenuwknoop in dit leven van allen dag.

Het is voor slappe zielen, al spreken ze duizend waarheden, zoo gemakkelijk, zich met de leugen te bedekken. Want wanneer ik er niet tegen opzie, te zeggen: zóó is mijn God, . . . . maar er wel tegen opzie, mij zelf bloot te geven aan wie mijn daden controleeren kan (het groote punt, dat God op mij voor heeft), wel, dan mag ik God prijzen en mijzelf schuldig verklaren, — al zeg ik duizend waarheden, ik kom om in de leugen.

Dát is „ketterij”. De meest gevaarlijke, de minst bestrafte.

*

Dominee, schrijf dien tekst op den wand van uw kamer en, ouderling, lees hem over, voor gij zielen troosten gaat.

Het christendom is zoo zwaar, omdat het zoo makkelijk te zeggen is.

God is niet te controleeren en de waarheid van mijn woorden over Hem ook niet.

En hij, die ons hart kent, weet, dat wij daarvan profijt trekken. Al is het onbewust, hij weet toch, dat wij het doen.

Men heeft het verweten aan de kerk en aan het christendom, dat zij zoo heel gemakkelijk een wissel op de eeuwigheid uitreiken kunnen. Maar een wissel op den tijd afbetalen, dàt ging zóó maar niet. Het machtelooze christendom!

Maak u nooit van dat verwijt af. Ge zoudt u ook van Jezus ontdoen. Want hij striemt u met deze vraag, die immers naar uw eigen antwoord gesteld is. Hij haalt voor uw bewustzijn, wat in uw eigen onderbewuste praktijk leeft.

Sidder, o mensch!

Rechtvaardigmaking verkondigen is gemakkelijker, dan in één ziel, in één gezin, in één familie het licht van den hemel te doen schijnen.

Wedergeboorte veronderstellen of tegen die onderstelling opkomen, rechtvaardigheid aanzeggen of ontzeggen, het is lichter dan één ding ook maar doen.

Een ander zeggen, dat zijn innigste gebeden gehoord worden, vooral als men de verhooring eerst kan verwachten als allen dood zijn, is gemakkelijker, dan zelf te bewijzen, met daden te bewijzen, dat God uw gebed heeft verhoord.

Jezus heeft dat voor zich kunnen aantoonen. „De zondaars hoort God niet” 3), en Hèm heeft de Vader altijd gehoord.

Maar gij?

Wij hebben het zwaardere beschouwd als het lichtere. Wij hebben de waarheid omgekeerd. Wij vinden het gemakkelijk, over de diepten Gods te spreken, die de Geest onderzoekt. Wij vinden het lichter, onzen Vader, onzen Rechter uit te teekenen, dan één ding te doen in Zijn naam.

Waarom is deze tekst zoo zelden intreetekst?

*

Wij zouden het beeld niet gebruiken van den man, die eens, sprekende over God en mensch, gezegd heeft:

„Herinner u het verhaal van de vlieg en het hert, dat de vlieg, die op zijn gewei zat, tot het hert zeide: ik hinder u toch niet? — Ik wist niet eens, dat gij bestondt.”

Als God, zoo antwoorden wij, niet van ons wist, het zou niet de moeite waard zijn voor Hem te sidderen.

Maar juist omdat Hij van ons weet en van onze ondoordachte waarheden of onwaarheden (die beide leugens zijn) àlles afweet, daarom zeggen we met dien man van daareven wèl:

„— Gij meent misschien, omdat gij tot God spreekt, omdat gij Hem van kind af goed kent en omdat gij gewend zijt, zijn naam lichtvaardiglijk in uw gesprekken te mengen, dat God dadelijk alarm zal slaan, als Hij merkt, dat gij Zijn woorden wilt vervalschen” 4).

Sidder, o mensch! Er kan veel over Hem gezegd worden zonder dat de hemel alarm slaat.

Dat is de zwarigheid van „het lichtere”.


K. Schilder.




1. Schürer, Geschichte des Jüd. Volkes, II4, S. 378.

2. Mattheüs 17.

3. Joh. 9 : 31. Vgl. Prof. Grosheide, Kommentaar op Matth., bl. 111.

4. Kierkegaard, Keur u.d. werken van —, bl. 303/4.




a. Vgl. ‘Het lichtere — bij ons’, „Goud, Wierook en Myrrhe”, 51 (18 februari).

b. Vgl. Matteüs 13:57, Marcus 6:4.

c. Vgl. Jesaja 57:19; Efeziërs 2:17.

d. Vgl. Matteüs 17:20.

e. Vgl. Lucas 13:16.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001