Oud venijn

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

4e jaargang, onder redactie van K. Dijk, V. Hepp, C. Tazelaar en B. Wielenga,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1923-1924
52,372 (26 september 1924)

a



Hoe vroeger venijn gespuwd werd, herinnert ds Bouwman in de „Leidsche Kerkbode” in een artikel over Hendrik de Cock:

Om maar een enkel staaltje in herinnering te brengen, schroomde men niet te lasteren dat eens een candidaat bij De Cock op bezoek was en in een andere kamer een klein kind onophoudelijk hoorde schreien, en dat toen op zijn vraag: „wiens kind schreit daar toch zoo erbarmelijk?” De Cock zou hebben geantwoord: „O, dat is een van onze kinderen. Laat het maar schreeuwen. Wij storen ons daar niet aan, het is toch een verdoemeling.”

Schandelijker en profaner nog was hetgeen geschiedde na het overlijden van een dochtertje van Ds De Cock op den leeftijd van 3½ jaar, op 8 Oct. ’34.

Den 10en Oct. plaatste De Cock in de Groninger Courant een advertentie als volgt:

„Het behaagde hedenavond den vrijmachtigen, eenigen en drieëenigen God, na een ziekte van drie weken, ons oudste dochtertje Jannetje, ruim 3½ jaar, door den dood van ons te eischen. Berustende in en vertrouwende op de Verbondsbeloften (Gen. 17 : 7, Hand. 2 : 39) en op Gods Woord (Mk. 10 : 14 en 1 Cor. 7 : 14) hopen wij eenmaal haar daar weder te vinden, waar geen rouw of gekrijt meer zijn zal.”

Dat de advertentie overal druk besproken werd en er zelfs afschriften van werden gemaakt en verspreid, is wel een bewijs, hoezeer men in die dagen vervreemd was van de zuivere waarheid en van de ons thans zoo bekende Verbondsbeschouwing, welke in die advertentie uitkomt.

Maar wat moet men wel denken van hen, die de smart van het bedroefde ouderhart blijkbaar nog niet groot genoeg achtten en zich niet ontzagen om een afschrift te fantaseeren en te verbreiden als volgt:

„Het behaagde den vrijmachtigen, eenigen en drieëenigen God, na een ziekte van drie weken onze oudste dochter Jannetje, oud 3½ jaar, en dus na mijne wedergeboorte geboren, derhalve niet verdoemd, zie Joh. 3 : 3, door den dood van ons op te eischen” enz.

Wat moest men, zeg ik, wel denken van lieden, die zulk venijn spuwen tegen den belijder van de Waarheid naar de Gereformeerde Belijdenis?

We hebben dergelijke dingen misschien wel eens wat te weinig gehoord of onthouden.


K. Schilder.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. ‘Aanvulling en rectificatie’, De Reformatie 5 (1924v) 2,15 (10 oktober 1924).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001