Geen „spaan” van Klikspaan gebleven

De Reformatie

4e jaargang, Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1923-1924
3,20 (19 oktober 1923)

a



Dr Gerard Brom, nieuw-benoemd hoogleeraar aan de Roomsch-Katholieke Universiteit, is een man, die de academische wereld kènt, waarin hij komt; die dus ook in staat is, voorzoover ze op zijn invloed wacht, in haar eerste zelfstandig optreden naar eigen wet (het a.s. studentenleven aan de juist geopende roomsche universiteit), ze te leiden. Van zijn hand is een boek verschenen, dat wel het boek van de week is, doch dat voor jaren leiding geeft. Ik heb het oog op zijn uitgave: „De omkeer in ’t studenteleven” (verschenen bij de Universiteits-boekencentrale te Delft, in vereenvoudigde spelling) b.

Wie ook maar een weinig heeft meegeleefd, kan weten, dat er in den laatsten tijd een groote verandering valt waar te nemen in het leven der studenten. Nog hoor ik Prof. Bavinck zeggen op den Vrije-Universiteits-dag in Dordrecht: „Er wordt onder de studenten van nu misschien wat meer getwijfeld, maar er wordt ontzaglijk veel beter geleefd” c. In deze korte woorden is de kwestie tamelijk wel gesteld. De rustige, ongeschokte zekerheid van een vroegere generatie, die alles in de puntjes wist, (en nog weet), had — de vele goeden niet te na gesproken — soms hier niet eens de gratie, die Hulstkamp’s oude genever doet wijken voor den fonkelenden wijn. Tegenwoordig ligt niet alles zoo vlak als het examen-vos-excerptje uit een proffen-dictaat, maar er wordt op studeerkamers gebeden, er wordt gebiecht.

Nu komt Gerard Brom ons ook van deze dingen vertellen.

Men verbaast zich over de zeldzaam fijne manier van behandeling van dit onderwerp. Met groote belezenheid en prachtige beheersching van zijn stof weet de auteur een wetenschappelijk werk te maken van iets, dat menigeen hoogstens den artikel-vorm waard zou lijken. Hoe prachtig teekent hij de periode van „het geslacht van Klikspaan” en hoe schitterend is zijn waarneming, als hij U laat zien hoe van Klikspaan en zijn tijd en zijn studentjes geen spaan meer heel gebleven is.

Het verschil is dan ook nèt zoo erg teeken des tijds, als de vele oorlogs-helden, die door adventistische zoeklichtwerpers tot den rang van „kleinen hoorn” of zoo verheven zijn. En, er is adventsgedachte óók in, zooiets als Dr Kuyper eens noemde: een „onbewust advenstgebed”. O, die student van Klikspaan, met zijn „piertogtjes”, die zijn zuster kramp „in haar maagdelijke lever bezorgden”; met zijn heiligen oorlog tegen de „filisters”; o, de man, die de poëzie van een menu voor zich opeischt, en het proza van de rekening gunstig aan pipa overlaat! Al zal men niet bepaald even lijdzaam als Gerard Brom het zwijgen doen tot de bewering van moderne geschiedschrijvers, dat Kalvinisme en kapitalisme bij elkaar behooren, en dat de verwantschap van die twee ook de aristocratie-hoogheid van den student van het „Klikspaan”-type met zijn verachting voor studiebeurzen op haar rekening heeft, men zal hem toch geheel bijvallen in zijn schets, die den student van vroeger als hooghartig-afgescheidene doet zien. En de godsdienst . . . .? Och, Klikspaan in eigen persoon wilde (of kon) aan de theologen onder zijn typen de vingers niet vuil maken: „theologen” heeten kortweg „logen”; maar philologen en andere -logen, die kunnen hun volledigen naam wel krijgen. Godsdienst was onzin. En Hildebrand (Beets) scheen met anderen zijn geloof opzettelijk te verbergen; „stichtelijke uren” en studentikooze uren zijn in dien tijd twee. Crambamboelie, dàt klinkt!

Maar de tijden zijn veranderd. Het straatpubliek, |20b| dat vroeger de sportulae van een schorre keel aan de heeren bracht, zingende:

Fiofifat, fiofifat,
de studente benne braaf,
de studente benne de hee-ee-re
en ze drage hoede mit vee-ee-re . . . . .

gaan straks proletarensteenen gooien naar de blinkende rijtuigen. De filister ging ook mee spreken. En een massa studenten braken het schotje af, trapten het stuk. Sociale studie komt in den kring van de beren-fokkers van voorheen en Klikspaan is grondig dood gegaan: hij had gemeend met zijn boek de heraut van zijn studenten te zijn, en hij werd hun doodbidder. Klikspaans schetsen waren voor altijd wèg, heelemaal. Program wilden ze zijn, testament zijn ze geworden (en de erfgenamen vinden het niet eens de moeite, het open te doen).

De omkeer is radicaal. De godsdienstige vragen kunnen zonder blozen ter sprake komen; meer: ze komen op ’t agendum. Socialisten onder de studenten doopen de pen in den inkt om roomschen te bevechten; in de Klikspaan-periode zou borrelwijsheid volstaan hebben. Religie, mystiek, filosofie, kampwerk, prayer-meeting, godsdienstige vereeniging, ze zijn er heel gauw, en ze blijven. En het corps, dat nog af en toe brul-serenades brengt, dat kroegen exploiteert, waarin „spierproleten de rest kunnen terroriseeren”, komt almeer in zijn isolement te staan, waarin dan voor ditmaal zijn verblijdende zwakheid ligt. De werkers reeden zich zonder de corps-statie wel. Het type, dat „malle gevallen” maakt à la Hans Martin, leeft eigenlijk alleen nog maar in karikatuur. En de anderen . . . ze hebben deels gehoor gegeven aan de stem, die noodde:

eet vrij je ommeletje en je broodje caviaar,
en ’t eitje, dat de kievit voor je leit;
maar denk eens om den kok en om de sombre heldenschaar
in de sousterreinen van de societeit.

En ze zijn naar beneden gegaan en hebben den nood van hun tijd gezien en gedacht.

En het andere deel zingt David en Asaf en Gerok en Luther en ze willen hun God zien.

En daar zijn er ook, die hun God en hun naaste beiden hebben opgezocht, vragend en gevend.

Maar in elk geval: Klikspaan heeft in Brom zijn klikspaan gevonden, die ons met meer accent dan we van doodbidders gewend zijn, verklikt heeft, dat hij met zijn „studententypen” radicaal dood is. Hoor je wel, Klikspaan?

Het rouwge-„Brom”
Gaat rommlend om
Voor je gebeente!

Ik rangschik mijn vondst van het boek van Brom werkelijk onder het allerbelangrijkste nieuws van de week 1) en raad U sterk aan, met dit werk van een fijnen en scherpen en eerlijken geest dadelijk kennis te maken.


K. SCHILDER.




1. Oud nieuws? Ja. Maar al de bovenstaande copie staat al een week.




a. Opgenomen in OWK IV,157-159.

b. Vgl. Gerard Bartel Brom (1882-1959), De omkeer in ’t studentenleven, Delft (Universiteits-Boekencentrale) 1923

c. Vgl. de weergave van deze woorden in ‘De Geref. Studentenbeweging’ II, De Reformatie 7 (1926v) 30,235v (22 april 1927).