Stemmen

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

2e jaargang, onder redactie van F.J.J. Buijtendijk, K. Dijk, V. Hepp en B. Wielenga,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1921-1922
18,136 (3 februari 1922)

a



. . . een stem uit de hemelen, zeggende: deze is mijn Zoon, mijn geliefde

Matth. 3 : 17; Vgl. Marc. 1 : 11; Luc. 3 : 22.

. . . een stem uit de wolk, zeggende: deze is mijn geliefde Zoon

Matth. 17 : 5; Vgl. Marc. 9 : 7; Luc. 9 : 35.

een stem uit den hemel, zeggende . . .

Joh. 12 : 28.


Voor God was het niet genoeg, Zijn Zoon te zenden in de wereld. Die gezonden is, wordt ook gewezen, en die aangesteld is, ook voorgesteld. Die de stem Gods is, wordt door een stem Gods van boven aangekondigd, wel vele malen, en hemelsche profetie profeteert, dat hier de Profeet is van den hemel. God wijst hèm door stemmen aan, wiens ééne stem God zal aanwijzen in ieder woord.

Tot drie maal toe spreekt een stem over de stem. Telkens weer is er de muziek van hemelschen woorden val over het hoofd van den gezondene van den Vader. Daar is een stem, als uit de Jordaan de gedoopte Christus verrijst en biddend zijn hand, zijn hart, zijn stem in dienst des Vaders stelt. Wederom scheurt scheurloos de hemel en spreekt Hij zijn stem; als op den lichtenden berg zich den doodsweg kiest Hij, die gruwt van donkerheid en nacht, als niet één. En wanneer er slechts een enkele schrede meer is tusschen Christus en den dood, dan grijpt de Christus naar het recht van den krijgsknecht, van den minsten huurling, en Hij wil niet sterven gaan, eer Hem de verkwikking gegund is van het aangezicht zijns Zenders, eer zijn mond gegroet heeft Hem, om wien Hij sterven gaat; en ook dan ontsluit zich de zwijgende hemel en spreekt er van boven een stem (Joh. 12).

En telkens zijn er de menschen, en dringt door tot hun oor de stem, die spreekt, en die hun zielen zoekt.

*

En wie het leest, die merke er op b. Hij schenke aan dit wonder alle aandacht, waarop zoodanige stem „van de hoogwaardige heerlijkheid” c aanspraak mag maken. Is hier niet, o omstanders, de spreuk waarachtig: een stemme Gods en niet eens menschen d? Ja, zoo zult ge zeggen, die heerlijke stem draagt in zich het merk der goddelijkheid. En gij spreekt recht. Maar weet gij nu ook, dat het wezen van die vele stemmen ook in den Christus te vinden is, van wien de stemmen getuigenis geven? Weet gij wel, dat één wonder van goddelijke kracht zich vertoont in het spreken der stemmen en in de menschheid van den Christus?

Zie, als die stemmen spreken, dan komt u tegemoet de hemelsche waarheid in een aardsche omkleeding. Dan kiest voor haar zelfgetuigenis Gods werkelijkheid den vorm der menschelijke beperktheid. Dan is daar de stem Gods, niet gelijk haar verwonderd verneemt de dichter van Psalm 29, doch gelijk ze in haar dienst stelt de taal van den dag en de spraak van het land, waarop die menschen staan. Dan ontleent Gods stem de vormen, waarin ze spreekt, aan het Arameesche woordenboek en draagt zoo Gods getuigenis de wereld in.

En naar die wet ook zendt Hij Zijn Zoon in de wereld. Hij is niet slechts een, maar Hij is de stem van God, de weg, waarlangs Gods werkelijkheid in menschelijken vorm komt tot de kinderen der aarde.

Zoo is er om de ééne stem, die in Christus spreekt, de veelheid der stemmen, die van den Christus getuigenis geeft.

En in het mysterie van de stemmen, die de Stem Gods prijzen, is, zoo gij wilt, u het geheimenis ontdekt van Christus en van de verlossing, die in Christus Jezus is.

Want wie is eigenlijk Christus? Is Hij alleen de wegwijzer, of is Hij de weg? Is Hij prediker der waarheid of zelf de waarheid? Is levensleeraar Hij, of is Hij zelf het leven e? Is Hij bereider van het hemelsche brood of is Hij, Hij zelf, het brood des hemels f?

Hoor, nu antwoorden de stemmen.

Hoort Hem, hoort Hem, zoo spreken ze g. Christus is degene, in wien de wet der stemmen is vervuld. Hij is de spreker, die Gods diepten ons verklaart. Gods eeuwig Woord neemt in Hem menschelijke vormen aan; voor menschenooren wil het klinken en daarom stelt het in zijn dienst menschentong en gaat tot een denkvorm van een menschelijke ziel in.

Dat is van deze stemmen de jubel: ze zeggen, dat in Christus Gods waarheid het kleed der aarde neemt, om in deze beperking zich door menschen te laten grijpen en zich te doen verstaan. En zoo vaak een stem de stem aanwijst, zóó dikwijls zegt de hemel, dat Christus is de spreektrompet des hemels. Hij komt spreken, zeggen, wijzen de waarheid en het brood, den weg en het leven, die van boven zijn.

Zie, dat antwoorden de stemmen.

Maar wee u, indien gij voldaan zijt. Want o, indien Christus alleen Gods spreker, en niet de sprake zelf van God ons is, als de wet, waarnaar Hij in de wereld komt, niet een meerdere is dan die, welke in die stemmen spreekt, zie |136b| dan zijn die stemmen van al wat klinken kan, het meest verschrikkelijke. Als evangelie in zeggen opgaat, als in weg-wijzer zijn de taak van Christus uitgeput is, als verlossing alleen maar is zeggen, prediken, o God, dan is hier het overtollige en het is er van U. Dan is die prijs te duur, waarmede gij den stemmen des hemels volmaking geeft in de stem van vleesch en bloed. Want die stemmen, die rondom Hem heen ruischen, ze zeggen het ons, dat Gij machtig zijt, o God, om door hoorbare klanken menschenzielen te treffen, ook zonder dat vleesch wordt en zonder dat mensch wordt Gods eeuwige Zoon. Is alleen reeds zeggen, profeteeren, getuigen goddelijke verlossingsdaad, dan klagen die hemelstemmen God aan; want dan kàn God spreken ook zonder het instrument van Christus’ waarachtige menschheid. Dan kan God ook zonder Bethlehem en Golgotha ingaan tot de binnenkameren van schemerende zielen met Zijn goddelijke waarheid en Zijn eeuwig licht. Dan is hier — de overtolligheid; maar in het godsdienstige mag niets overtollig zijn; daar geldt de wet van het moeten. En als in deze vernedering, in den doodsgang van Christus, den man van smarten, het niet-noodzakelijke is, dan zijn wij dood, dan is evangelie onduldbare ergernis, en Gods daad in dien Christus wordt dan spel zonder den bitteren hoogen ernst van wat moet.

Maar daarom spreken dan ook de stemmen van die Stem, die meer is dan stemme Gods. Hoort Hem, zoo zeggen ze, want meer dan een stem is hier h. Aan stemmen heeft niet genoeg de aarde, en klanken uit het hemelsche heiligdom scheuren wel den hemel, maar genezen niet de breuk der aarde. Verlossing, dat is niet alleen zeggen dat is óók een doen van God. Christus, die is niet alleen wegwijzer, maar ook de weg; niet alleen waarheidsbode, maar ook de waarheid; niet alleen levensdichter, maar vooral leven. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ben het brood des levens.

Klinkt nu helder op, gij stemmen Gods. Zegt het ons: hoort Hem, hoort Hem. Want als gij getuigt van den Getuige, en als gij profeteerende zegt: hier is Gods Profeet, dan verklaart gij u zelf voor ongenoegzaam en ge verklaart voor ongenoegzaam zonder meer wat deze Profeet met u gemeen heeft. Menschelijke klanken, wat baten ze ons, zonder menschelijk vleesch, menschelijk bloed, menschelijken geest?

Nu weten wij, wat evangelie is. Nu is verlossing meer dan leer, zij is ook daad, werk van God. Nu kunnen duizenden hemelstemmen niet één mensch verlossen, als daar niet is die ééne stem, die meer is dan stem, die ook een daad, een offer wordt.

Zoo zijn de stemmen niets zonder de Stem, en vele woorden niets zonder het Woord, dat vleesch geworden is. Zoo is daar niets, dat niet noodzakelijk was in dat spreken van God, hetwelk geschiedt naar de wet van het Woord, dat in vernedering gaat.

Want zoo waarachtig als de hemelsche stemmen de Stem, die vleesch werd, niet overtollig maken, doch met klem naar den Profeet van vleesch en bloed ons wijzen, zóó waarachtig is christendom meer dan leer, en verlossing meer dan gehoor en Christus meer dan leeraar. Niet bij de catheder, maar bij het altaar vinden wij rust.

Nu gaan Gods klanken in de stemmen bedekken haar majesteit en beperken haar geweldigheid tot driemalen toe in den vorm van den dag en de taal van het land. Zoo gaat Gods boodschap naar de menschen toe en Gods geweldigheid omhult zich in nederigheid om onzentwille. Gods geluidssterkte is machtiger dan de stem, die klinkt en des hemels spreken is sterker en schooner dan het instrument, waarvan zich God bedient. Zoo wordt de wet der vele stemmen voltrokken in die ééne Stem: Gods boodschap gaat in vernedering en Gods eeuwige gedachten zijn daar straks in gekerm en geween van Gethsemané en Golgotha.

Dat zijn de stemmen over de Stem.

En al die stemmen wijzen naar dien Eene, die in zijn hoogste zwijgen ten sterkste spreken zal, en zoo zal toonen, dat verlossing offer is, offer en offerspraak, daad en woord. Wie de stemmen hoort, die hoort van een kruis, en —

O Stemme van ’t houtene Kruis,
O stem van het houtene Kruis,
ik vraagde zoo dikwijls, ik vraagde en ik bad,
en . . . . de antwoord is altijd: het Kruis. i

K. Schilder.




a. Opgenomen in Licht in den rook, Delft (W.D. Meinema) 19231, 131-138.

b. Vgl. Matteüs 24:15; Marcus 13:14.

c. Vgl. 2Petrus 1:17.

d. Vgl. Handelingen 12:22.

e. Vgl. Johannes 14:6.

f. Vgl. Johannes 6:51.

g. Vgl. Matteüs 17 : 5; Marcus 9 : 7; Lucas 9 : 35.

h. Vgl. Matteüs 12:42; Lucas 11:31.

i. Vgl. Guido Gezelle (1830-1899), Kerkhofblommen (1858), ‘Bezoek bij ’t graf’.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000