Het tweede kruiswoord

Leidsche Kerkbode. Orgaan voor de Gereformeerde Kerken van de Classis Leiden

5e jaargang, onder redactie van H.J. Kouwenhoven e.a.
Leiden (Nieuwe Leidsche Courant) 1926v
nummer 43 (geen paginering) (25 februari 1927)

a



Slangenzonde en menschenzonde heeft de Christus van elkaar onderscheiden voor het aangezicht Gods, toen hij de aanspraakplaats van Gods heiligheid betrad, eer Hem God geheel verliet. Het was, toen hij riep: „Vader, vergeef het hun”. Nu gaat hij verder in de onderscheiding, als hij in zijn tweede kruiswoord ook slangenzaad onderscheidt van vrouwenzaad.

Ziehier drie kruisen staan. Van het middelste loopt de weg naar beneden èn naar boven; naar hel zoowel als hemel. Die dubbele gang is er voor den Koning der Joden alleen. Wat de mènschen aangaat: zij gaan tenslotte maar één weg, óf naar boven, óf naar beneden. Nu worden de drie kruisen van God gezet in het hart der aarde, in het keerpunt aller wegen. En van de kruisen aan den buitenkant, de kruisen die naast dat van Jezus staan, leidt de weg bij den één naar beneden, want hij wil geen paradijs meer zien; maar van den ander voert de weg naar boven: heden zal hij met Jezus in het paradijs zijn.

Want wij zijn nu gekomen tot het bloed des nieuwen testaments, dat betere dingen spreekt dan Abel. b Abels bloed kan om wraak roepen, maar het kan de wraak niet tegenhouden; het kan niet eens Kaïn leeren roepen om genade. Maar het bloed van het Nieuwe Testament roept om wraak, maar de barmhartigheid roemt ook erin tegen het oordeel; c dit bloed kan de wraak doen ophouden en een Kainiet den mond openbreken in gebed. Indien dit gebed de oorzaak was, dat Christus’ bloed Gods akker tot vruchtbaarheid besproeide, zoo zou de zegepraal niet voor Hem alleen, doch ook voor dien moordenaar zijn, den moordenaar, die onder adderengebroed heeft geleefd en als vrouwenzaad gestorven is. Maar de eer is voor Abels Meerdere alleen. Hij heeft dit gebed gewekt; niet uit u, o moordenaar, het is Zijn gave, niet uit de gebeden, opdat niemand roeme. d En daarom is het Christus zelf, die hier optreedt met majesteit, en die wederom zegt: verdeel en heersch; hij zegt het tot zijn eigen ziel en zijn eigen Vader. Hij verdeelt de ziel van het vrouwenzaad tegen het hart van het zaad der slang; hij maakt scheiding tusschen wie in één gevangenis zijn neergeworpen geweest; en wat de aardsche rechter niet heeft kunnen doen, dat verricht Christus in een oogenblik, als hij vonnis velt tusschen twee gevangenisboeven; bij den één luidt het vonnis afwijzend, bij den ander is het aanneming. En nu vraagt hij toegang tot Gods paradijs voor één, die aller „afschraapsel” e was tot nu toe. Het moet een groot geloof zijn van den waarachtigen Mensch Jezus, die over het paradijs beschikt, als God hem ter helle nederstooten gaat. Het is een sterke wil, die een oogenblik, voordat de zwaarste gang ondernomen wordt, de nederdaling ter helle, reeds den buit verdeelt. God heeft den Middelaar onzer zielen de verlossing van een zondaar, en diens rechtvaardiging bij God, doen zien in den meest „ergerlijken” vorm, en in de „dwaaste” gedaante, die zij voor ons besef aannemen kan: een moordenaar als deze wil naar het paradijs . . . En voor die beproeving van zijn geloof in de kracht en de wijsheid van zijn eigen werk is de Heiland niet bezweken. En wie in den tuimelroes der zonde een oogenblik mocht stil staan en willen zeggen, dat de gedachte, dat hijzelf in een paradijs zou passen, de grootste dwaasheid is, die denke aan den moordenaar, in wien Jezus de verlossing op het „dwaast” heeft doen zien. Er zijn ooren geweest, die dit woord opgevangen hebben; het gezicht op een Koning, die met een boef den hemel intrekt, is door den Geest ons voorgesteld; en wie nu nog ooit zou meenen, dat „de stijl” van den hemel zijn eigen invoeging als levende steen in het gebouw van God niet dulden kan, die lastert God, en maakt den Auteur van het Tweede kruiswoord tot een leugenaar.


K. Schilder.




a. Opnieuw gepubliceerd als „Het tweede woord’, Goud, Wierook en Myrrhe, Delft (W.D. Meinema) 1926-1927, 80 (18 maart).

b. Vgl. Hebreeën 12:24.

c. Vgl. Jakobus 2:13.

d. Vgl. Efeziërs 2:8v.

e. Vgl. 1Korintiërs 4:13.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000