Het Woord, garant voor zichzelf

Leidsche Kerkbode. Orgaan voor de Gereformeerde Kerken van de Classis Leiden

5e jaargang, onder redactie van W. Bouwman e.a.
Leiden (Nieuwe Leidsche Courant) 1926v
nummer 32 (geen paginering) (10 december 1926)

a



Het overspelig geslacht vraagt een teeken met dezelfde overmoedigheid, waarmee de aangeklaagde, wiens schuld gebleken is, de betrouwbaarheid van zijn rechter in twijfel trekken durft. Nu zal de Rechter van hemel en aarde de overspelige natie op die zotte vraag een antwoord geven naar haar zotheid. Het overspelig geslacht krijgt het teeken van . . . Jona, den profeet. Dat is te zeggen: Christus durft alles aan, zelfs den schijn van onbetrouwbaarheid, omdat de majesteit van het Woord Gods bij Hem is; dat Woord zal altijd blijken te zijn garant voor en in zichzelf.

Het teeken van Jona . . . Want Jona schijnt als persoon de onbetrouwbaarheid zelf. Hij moet aan de heidenen verkondigen de majesteit van Israëls God; maar straks kunnen de heidenen niet tot rust komen, voordat zij Jona overboord werpen. God zelf houdt zijn stormgeblaas in, als Jona maar in zee geworpen wordt.

Zoo schijnt God zelf in de hittige vervolging van den persoon des profeten het Woord van den Profeet te vervolgen. Als zijn mond gesloten is in de golven, dan eerst ligt ’t scheepje stil.

En zoo neemt God aan Jona allen uitwendigen schijn van betrouwbaarheid af, opdat straks Ninive zou zeggen: wij gelooven u niet om uws zelfs wille, maar om het Woord; want dat Woord is garant in en voor zichzelf. Ja, Jona is een groot struikelblok voor iedereen, die het Woord alleen gelooven wil, als het komt met uiterlijk gelaat, b voor ieder, die het Woord gelooven wil om redenen buiten dat Woord gelegen. En de Joden hebben dat zeer wel begrepen. Joodsche boeken hebben het met Jona te kwaad gehad; ze vergeleken hem met een ontrouwen knecht van een priester. Een priester mocht geen kerkhof betreden, want die graven maakten hem onrein; en als nu een knecht van een priester zijn heer ontloopen wilde, dan kon hij het gevoegelijkst naar het kerkhof toe, want daar kon zijn heer hem toch niet vandaan halen. Zoo wilde ook Jona zijn Zender ontloopen als deserteur, zeiden Israëls leeraars. En ze hebben Jona niet de eer waard gekeurd, dat hij een plaats kreeg onder de 9 heiligen, die naar hun fantasie levend ten hemel opgenomen werden; integendeel, hebben ze uit Jona’s begrafenis in de zee een bewijs gehaald, dat er een toegang moest wezen uit de diepte der zee regelrecht naar de hel, naar gehenna. Dus blijft er van Jona’s uiterlijken glans niets over; al zijn papieren heeft hij verloren. Maar juist zoo wordt Jona tot teeken, een teeken van de kracht van het Woord. De schippers hebben gezien, dat het Woord zijn eigen boodschappers achterna vliegt, en de Ninevieten hebben het moeten wagen met het Woord en met het woord alleen, zonder dat die het bracht ook maar een snipper van zijn eigen credentiebrief kon overleggen als zichtbaar garantieteeken.

Want de dienaren Gods vragen toegang, ook als zij hun penning niet kunnen toonen: Gods recht en waarheid zijn garant voor zichzelf. Uit het Woord moet blijken of zij ware of valsche profeten zijn.

En zoo zal het ook met den Christus zijn. Hij vaart ter helle; ’t scheepje van u en mij kan niet varen, als Gods zware golven niet over hem heengaan. Zoo legt Jezus alle uiterlijke bewijs af, om de wereld te bezweren: dat het Woord zijn eigen garantie heeft; men beproeve hem daarin en zijn trouw zal blijken. Want het Woord is zijn eigen garantiebewijs.


K. Schilder.




a. Opnieuw gepubliceerd als ‘Het Woord, garant voor zichzelf’, Goud, Wierook en Myrrhe, Delft (W.D. Meinema) 1926-1927, 43 (10 februari).

b. Vgl. Lucas 17:20.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000